ECLI:NL:RBROT:2018:6033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
10/712081-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige, gevangenisstraf opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De verdachte, die familie is van het slachtoffer, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten, waaronder in 2008 en tussen 2015 en 2016, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte haar op meerdere gelegenheden heeft betast en dat deze handelingen een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit hebben gemaakt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, mede op basis van ondersteunend bewijs, zoals WhatsApp-berichten tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdachte ontkende de seksuele intentie van zijn handelingen en de inhoud van de berichten, maar de rechtbank heeft deze ontkenning als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 3.500 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/712081-17
Datum uitspraak: 13 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een direct en indirect contactverbod met [naam slachtoffer] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is met betrekking tot het eerste feit bepleit dat hij daarvoor dient te worden vrijgesproken. In dit verband is aangevoerd dat verdachte het feit ontkent en de verklaring van [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) onvoldoende wordt ondersteund door aanvullend bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is aangevoerd dat de WhatsApp-berichten tussen de verdachte en [naam slachtoffer] weliswaar grensoverschrijdend kunnen worden genoemd, maar geen (aanvullend) bewijs vormen voor het ten laste gelegde. Ondanks de seksueel expliciete inhoud van de berichten, heeft de verdachte geen enkele seksuele intentie gehad. Volgens de verdachte moet de inhoud van de berichten als complimentjes, geintjes of ondeugende taal worden opgevat. Ook ten aanzien van dit feit is vrijspraak bepleit.
4.1.2.
Beoordeling
Inleiding
[naam slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar bij verschillende gelegenheden heeft betast. Zij heeft verklaard dat de verdachte, toen zij 9 jaar was, op zolder in zijn huis aan haar vagina heeft gezeten, terwijl zij op een keyboard speelden en ze bij hem op schoot zat. Verder heeft zij verklaard over voorvallen toen zij 14 en 15 jaar was, waarbij de verdachte haar benen, linkerborst en rug heeft aangeraakt. Uit het dossier blijkt dat zij (in hoofdlijnen) hetzelfde verhaal eerder al aan haar psycholoog en haar ouders heeft verteld.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [naam slachtoffer] wel eens kietelde of over haar rug wreef, maar dat hij haar nooit op seksuele wijze aangeraakt heeft.
Feit 2 - 26 november 2016
Uit de verklaringen van [naam slachtoffer] en haar vader blijkt dat zij op 26 november 2016 samen met haar broertje bij de verdachte thuis is geweest om een surprise te maken. Toen was zij 15 jaar oud. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte tijdens dat bezoek zijn hand op haar linkerborst legde en over haar benen en rug (in de richting van haar borsten) streelde.
Later die dag had zij via WhatsApp contact met de verdachte. In dat gesprek schreef de verdachte dat zij alleen waren, dat [naam slachtoffer] mooi is en vroeg hij of het strelen lekker voelt en welk plekje het fijnst is. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze berichten gestuurd heeft om [naam slachtoffer] een goed gevoel over zichzelf te geven. Volgens hem zijn de berichten bedoeld als complimenten en kan hij wel eens amicaal zijn.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte volstrekt ongeloofwaardig. De berichten hebben een onmiskenbaar seksuele lading en in de context van het gehele gesprek kan het niet anders dan dat de verdachte het over ‘seksueel’ aanraken heeft.
Daar komt bij dat [naam slachtoffer] op 26 november 2016, terwijl zij met de verdachte appte, via WhatsApp ook contact had met haar nichtje [naam nichtje slachtoffer] . Aan [naam nichtje slachtoffer] vertelde zij wat de verdachte die dag bij haar gedaan had en wat de verdachte op dat moment aan haar appte. [naam nichtje slachtoffer] moedigde [naam slachtoffer] aan om de verdachte te vertellen wat zij echt van zijn aanrakingen vindt en droeg daartoe tekstvoorstellen aan. Ook dat draagt bij aan de overtuiging dat [naam slachtoffer] de waarheid spreekt.
Op basis van al deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 26 november 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [naam slachtoffer] in de vorm van het betasten van en/of strelen van haar bovenbeen, borst en rug (richting haar borsten).
Feit 2 - november 2015
Vast staat dat [naam slachtoffer] ook in november 2015 bij de verdachte thuis is geweest voor het maken van surprises. De verdachte erkent ook enig lichamelijk contact met [naam slachtoffer] , maar ontkent dat dit ontuchtig was. De rechtbank ziet echter, mede bezien tegen de achtergrond van de door de verdachte aan [naam slachtoffer] verstuurde WhatsApp-berichten, geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam slachtoffer] op dit punt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte in november 2015, toen [naam slachtoffer] 14 jaar was, over haar bovenbeen heeft gestreeld en haar linkerborst heeft betast.
Anders dan de officier van justitie heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode [naam slachtoffer] op de billen heeft getikt, nu onduidelijk is wanneer dit zou zijn voorgevallen. De verdachte zal derhalve van dit deel van het onder feit 2 aan hem ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 1
De verklaring van [naam slachtoffer] , dat de verdachte op haar negende haar vagina heeft betast, terwijl zij op een keyboard aan het spelen was, wordt ondersteund door de inhoud van een WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [naam slachtoffer] , waarin hij haar vroeg of zij weet wanneer hij stiekem voelde. Zij antwoordde daarop dat zij nog één keer weet, op zolder bij het keyboard. Daarop reageerde de verdachte: ‘ik zou ook niet meer weten wat ik toen speelde’, ‘was afgeleid’ en ‘maar je wist toen dus al hoe het voelde’. Verder heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij met [naam slachtoffer] op zolder was om haar zijn keyboard te laten zien.
De rechtbank acht op grond hiervan ook het onder 1 ten laste gelegde bewezen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte, dat de berichten die hij aan [naam slachtoffer] stuurde niet seksueel bedoeld waren, als ongeloofwaardig terzijde. Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, met een partiële vrijspraak voor het op de billen slaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van [begindatum 1] 2008 tot en met
[einddatum 1] 2010 te [woonplaats verdachte] ,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd,
namelijk het betasten en/of aanraken van haar vagina/schaamstreek onder haar
kleding;
2.
hij in de periode van 01 november 2015 tot en met
26 november 2016 te [woonplaats verdachte] ,
meermalen telkens met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te
weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd,
namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of strelen over haar (linker)bovenbeen en
- betasten van haar linkerborst en
- betasten van en/of strelen over haar rug (in de richting van haar borst(en)).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 en 2. Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf zijn gebaseerd
De verdachte heeft ontucht gepleegd met zijn minderjarige nichtje. Hij heeft haar op drie verschillende gelegenheden betast en onder haar kleren gevoeld. De eerste keer dat dit gebeurde was het slachtoffer pas negen jaar oud. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. In het algemeen geldt dat dit soort feiten langdurige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de psychische, emotionele en seksuele ontwikkeling van jonge slachtoffers.
De handelingen zijn beperkt gebleven tot aanrakingen, maar de verdachte is daar wel mee begonnen toen het slachtoffer nog heel jong was. Daarbij komt dat de verdachte ervan op de hoogte was dat het slachtoffer heel kwetsbaar was en kampte met (psychische) problemen. Daardoor durfde zij de verdachte lang niet aan te spreken op zijn gedrag en kon verdachte zijn gedrag over een langere tijd voortzetten.
Uit een brief van haar orthopedagoog blijkt dat bij het slachtoffer een depressieve stoornis en een sociale angststoornis zijn vastgesteld. Ook is er een indicatie voor een posttraumatische stressstoornis. De psycholoog stelt vast dat een deel van de klachten van [naam slachtoffer] samenhangen met de nare ervaringen die [naam slachtoffer] heeft met haar oom.
De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn minderjarige en kwetsbare nichtje. Hij was op de hoogte van haar (psychische) problemen en heeft met zijn handelen alleen maar meer schade toegebracht.
Verder neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat hij op geen enkele wijze de verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is gediagnosticeerd met een obsessief-compulsieve stoornis, een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, depressieve klachten en dwangklachten. In het kader van een strafzaak uit 1995 is hij onder behandeling gekomen van Het Dok/Fivoor en dat is hij, op vrijwillige basis, nog steeds. Omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, kan er geen verband worden gelegd tussen deze feiten en de persoonlijke problematiek van de verdachte.
De reclassering adviseert om, bij een veroordeling, aan de verdachte op te leggen een meldplicht en een behandelverplichting (een zedendaderbehandeltraject).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een direct en indirect contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Ook daartoe ziet de rechtbank aanleiding.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan het voorwaardelijke deel van de straf een proeftijd van drie jaren moet worden verbonden. De verdachte moet een zedendaderbehandeling ondergaan. De verdachte ontkent de feiten. Hij zal moeten gaan inzien dat zijn handelen verkeerd is geweest. Daarvoor is tijd nodig.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 3.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vordering, omdat niet vast te stellen is dat de psychische problematiek veroorzaakt is door het gedrag van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Uit de brief van orthopedagoog M. Koren van 15 maart 2018 blijkt dat een deel van de klachten van de benadeelde partij samenhangt met de nare ervaringen die zij heeft met de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat daarmee vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank acht de hoogte van de gevorderde schadevergoeding redelijk en zal de vordering dan ook toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 november 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op drie (3) jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Het Dok / Fivoor, of soortgelijke ambulante forensische zorg, voor een zedendaderbehandeltraject, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000 te [woonplaats slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 3.500,00 (zegge: vijfendertighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 3.500,00(hoofdsom,
zegge: vijfendertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.500,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op 13 april 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van [begindatum 1] 2008 tot en met
[einddatum 1] 2010 te [woonplaats verdachte] ,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd,
namelijk het betasten en/of aanraken van haar vagina/schaamstreek (onder haar
kleding);
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met
26 november 2016 te [woonplaats verdachte] ,
(meermalen)(telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te
weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000), buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd,
namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of strelen over haar (linker)bovenbeen en/of
- betasten van haar (linker)borst en/of
- betasten van en/of slaan/tikken op/tegen haar bil(len) en/of
- betasten van en/of strelen over haar rug (in de richting van haar borst(en).