ECLI:NL:RBROT:2018:5937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
C/10/536599 / JE RK 17-3273
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige met medische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2018 een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige]. De rechtbank oordeelde dat de ouders drie kansen onbenut hebben gelaten om een gezinsopname te realiseren, en dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van de minderjarige is verstreken. De minderjarige, geboren op [geboortedatum minderjarige] in [geboorteplaats minderjarige], heeft medische problematiek en is in zijn ontwikkeling ernstig bedreigd. De ouders, die met elkaar in een problematische relatie verkeren, hebben niet de noodzakelijke stappen ondernomen om de situatie te verbeteren. De moeder heeft weliswaar aangegeven dat zij zonder de vader een gezinsopname wil, maar de rechtbank concludeert dat een zelfstandige opname niet passend is. De vader is nog niet minimaal drie maanden clean van zijn verslavingsproblematiek, wat een gezinsopname bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een perspectiefbiedend pleeggezin is gevonden dat de specialistische hulp kan bieden die de minderjarige nodig heeft. Daarom heeft de rechtbank besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De ouders blijven echter de 'echte' ouders van de minderjarige en het is in zijn belang dat hij contact met hen blijft houden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/536599 / JE RK 17-3273
datum uitspraak: 16 april 2018

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2016 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Vlaardingen,

[naam pleegouders] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 12 december 2017 en de daarin genoemde stukken;
- de brief met bijlage van de GI van 16 februari 2018, ingekomen bij de griffie op
19 februari 2018.
Op 27 maart 2018 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.T. Dijkstra,
- de vader, als informant,
- de pleegvader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 19 mei 2016 is [voornaam minderjarige] (voorlopig) onder toezicht gesteld en met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Deze maatregelen duren nog steeds voort.
De GI heeft zich bij brief van 22 mei 2017 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het (aangehouden) verzoek van de Raad

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam minderjarige] te benoemen.
Bij tussenbeschikking van 12 december 2017 is de behandeling van het verzoek aangehouden tot 1 maart 2018 pro forma.
De Raad heeft zijn verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Het verzoek is bij beschikking van 12 december 2017 aangehouden omdat de moeder ter zitting van 28 november 2017 aangaf dat zij ook zonder de vader een gezinsopname met [voornaam minderjarige] wilde doen. Thans blijkt echter dat de moeder nog altijd niet kiest voor een gezinsopname zonder de vader. De vader is nog geen drie maanden clean en kan daarom niet deelnemen aan een gezinsopname. Zijn verslavingsproblematiek is zorgelijk. Bovendien is er weinig zicht op de vader en zijn problematiek. Voorts is de persoonlijke problematiek van de ouders nog altijd aanwezig. Hun relatie is problematisch en agressie speelt daarin een rol. [voornaam minderjarige] is daar in het verleden belast mee geweest. De Raad is van mening dat het perspectief van [voornaam minderjarige] niet langer bij de ouders ligt. Er is een perspectiefbiedend pleeggezin gevonden dat [voornaam minderjarige] de specialistische hulp kan bieden die hij nodig heeft.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. Na de vorige zitting is de moeder aangemeld bij Yulius voor een gezinsopname. De wachttijd voor een dergelijke opname is vanaf de intake 30 weken. Naar verwachting is er binnen twee weken een intakegesprek. Yulius heeft wel aangegeven dat een gezinsopname zonder de vader eigenlijk geen zin heeft op het moment dat de ouders wel bij elkaar zijn. De ouders hebben ook nog steeds de wens om de opname samen te doen, maar dat kan alleen wanneer de vader aantoonbaar drie maanden clean is. Daar is op dit moment (nog) geen sprake van. Wanneer het de vader lukt om drie maanden clean te zijn moet er een nieuwe aanmelding gedaan worden bij Yulius. Met [voornaam minderjarige] gaat het steeds beter. Ook de bezoeken verlopen goed. De moeder is er altijd en doet enorm haar best. De vader is onregelmatig aanwezig bij de bezoeken. Tussen [voornaam minderjarige] en de vader is er een goede klik.

Het standpunt van de ouders

De moeder heeft zich, deels bij monde van haar advocaat, verzet tegen het verzoek van de Raad. In de afgelopen maanden is er wel degelijk iets veranderd. De vader is twee maanden clean en de relatie tussen de ouders is gestabiliseerd. Zij hebben geen ruzie meer en wonen feitelijk samen. De moeder heeft een baan en heeft haar agressietherapie afgerond. De vader kan zich bij de aanmelding van de gezinsopname voegen wanneer hij drie maanden clean is. Het is onjuist dat er dan een nieuwe aanmelding gedaan moet worden. [voornaam minderjarige] is gek op zijn ouders en dat er een perspectiefbiedend pleeggezin voor hem is gevonden verenigt zich niet met de aanmelding bij Yulius. De ouders willen samen voor [voornaam minderjarige] gaan zorgen. Het verzoek dient dan ook afgewezen te worden.
De vader heeft zich aangesloten bij het standpunt van de moeder en daaraan toegevoegd dat hij op de goede weg is. Hij slikt Antabus tegen zijn alcoholverslaving en dat werkt goed. De vader kon niet altijd bij de contactmomenten met [voornaam minderjarige] zijn omdat hij mantelzorger was van zijn eigen vader. Die taak is inmiddels overgenomen. De vader streeft er nu naar om voortaan bij de bezoeken te zijn.

Het standpunt van de pleegvader

De pleegvader heeft naar voren gebracht dat het naar omstandigheden goed gaat met [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] krijgt wekelijks een buikinfuus en slikt penicilline en dat helpt hem. Daarnaast gaat [voornaam minderjarige] sinds kort naar de peutergroep van Rijndam. [voornaam minderjarige] maakt een groei door; hij gaat meer praten en snapt steeds meer. [voornaam minderjarige] blijft wel, ten opzichte van andere kinderen, achter in zijn ontwikkeling. De bezoeken met de ouders verlopen goed. Gelet op de leeftijd van [voornaam minderjarige] en zijn hechting acht de pleegvader het van belang dat hij zo snel mogelijk wordt overgeplaatst naar een plek waar hij kan opgroeien.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
[voornaam minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Bij hem is sprake van medische problematiek en hij loopt achter in zijn ontwikkeling. [voornaam minderjarige] heeft een drietal afwijkingen waardoor hij erg vatbaar is voor infecties en wekelijks een buikinfuus krijgt. Daarnaast slikt hij penicilline en moet hij regelmatig naar het ziekenhuis. Ook krijgt hij fysiotherapie om zijn motorische ontwikkeling te bevorderen en heeft hij logopedie voor zijn spraak. Vanwege zijn problematiek heeft [voornaam minderjarige] , meer dan andere kinderen, specifieke opvoedings- en ontwikkelingsbehoeften en is hij gebaat bij langdurige hulpverlening.
In zijn oorspronkelijke opvoedingssituatie bij de ouders werd [voornaam minderjarige] blootgesteld aan fors huiselijk geweld tussen de ouders, waardoor hij op 9 mei 2016 met spoed uit huis is geplaatst. In de periode die volgde is meerdere malen getracht een gezinsopname te realiseren. Een gezinsopname bij Brijder eind 2016/begin 2017 kon vanwege de gezondheid van [voornaam minderjarige] niet doorgaan. Daarnaast was de deelname van de vader aan de gezinsopname onzeker omdat hij zich meerdere malen had onttrokken aan zijn behandeling bij Brijder. Een gezinsopname bij Yulius in mei 2017 is niet doorgegaan omdat de vader niet clean was. Bij hem is sprake van langdurige verslavingsproblematiek.
Op de zitting van 28 november 2017 heeft de moeder aangegeven dat zij ook zonder de vader haar medewerking wilde verlenen aan een gezinsopname. De rechtbank heeft vervolgens in haar beschikking van 12 december 2017 overwogen dat een afgeronde gezinsopname bij Yulius noodzakelijk is om goed zicht te krijgen op de mogelijkheden en leerbaarheid van de ouders, dan wel van de moeder ten aanzien van de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] , en dat daartoe nog een laatste poging ondernomen diende te worden. Tegelijkertijd kreeg de GI de opdracht om de zoektocht naar een geschikt perspectiefbiedend pleeggezin voor Henri voort te zetten omdat de doorgang, voortgang en uitkomst van een eventuele gezinsopname nog onduidelijk was.
Thans is gebleken dat de moeder nog altijd niet kiest voor een zelfstandige gezinsopname en het liefst samen met de vader een dergelijke opname doet. Tegelijkertijd heeft Yulius onlangs aangegeven dat een gezinsopname zonder de vader eigenlijk geen zin heeft omdat de ouders bij elkaar zijn en bij elkaar willen blijven. Een zelfstandige gezinsopname van de moeder is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet passend.
Een gezinsopname met beide ouders kan (opnieuw) nog niet plaatsvinden omdat de vader (opnieuw) niet minimaal drie maanden clean is. De ouders hebben daarmee drie kansen onbenut gelaten om een gezinsopname te realiseren en het is op dit moment niet duidelijk óf en zo ja wanneer een gezinsopname kan starten. Dat er een wachtlijst is van 30 weken vanaf het moment van de intake werkt daaraan niet mee. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat de aanvaardbare termijn waarbinnen [voornaam minderjarige] teruggeplaatst had kunnen worden is verstreken. [voornaam minderjarige] bevindt zich in een belangrijke hechtingsfase en is gebaat bij duidelijkheid over zijn perspectief. Hij kan daar niet nog tenminste 30 weken op wachten.
Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt naar het oordeel van de rechtbank inmiddels in een perspectiefbiedend pleeggezin. Ter zitting is gebleken dat er een pleeggezin is gevonden dat [voornaam minderjarige] de specialistische hulp kan bieden die hij nodig heeft. De rechtbank is van oordeel dat het belang van [voornaam minderjarige] vergt dat hij zo snel mogelijk, en op een verantwoorde wijze, wordt overgeplaatst naar dit gezin zodat hij zich kan gaan hechten aan het pleeggezin waarin hij zal opgroeien.
Gelet op het voorgaande is aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, van het BW voldaan. De rechtbank wijst het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toe.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, van het BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Vanwege de problematiek van [voornaam minderjarige] en de specialistische zorg en begeleiding die hij langdurig nodig zal hebben, is het noodzakelijk dat de hulpverlening goed geregeld en georganiseerd wordt en dat beslissingen in zijn belang worden genomen. Dit rechtvaardigt dat de voogdij vooralsnog bij een neutrale derde komt te liggen. Omdat de GI zich bereid heeft verklaard de voogdij over [voornaam minderjarige] op zich te nemen, is de rechtbank van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
Wellicht ten overvloede benadrukt de rechtbank dat de gezagsbeëindiging van de moeder er niet toe leidt dat er geen contact meer zal zijn tussen [voornaam minderjarige] en de ouders. De ouders blijven de ‘echte’ ouders van [voornaam minderjarige] en de rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij de ouders regelmatig blijft zien en een hechte band met hen behoudt.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW worden de ouders van wie het gezag is beëindigd, ervan uitgaande dat die ouders het bewind voerden over het vermogen van de minderjarigen, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover aan de opvolger in dit bewind.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] , over [voornaam minderjarige] ;
benoemt tot voogdes over [voornaam minderjarige] : de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [voornaam minderjarige] te doen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Enkelaar, voorzitter, tevens kinderrechter en
mrs. J.A.M.J. Janssen en M.J.M. Marseille, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. T. van Loef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.