Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
- de gevangenneming van de verdachte.
4.Aanwezigheidsrecht
in de eerste plaatsdoor meermalen via het sociale medium Facebook, gericht op Mosul in Irak, advertenties te sturen met als inhoud dat Nederlandse strijders in het desbetreffende gebied strafrechtelijk worden vervolgd en aanduiding van de mogelijkheid om kennis te nemen van de precieze inhoud van de dagvaarding. Dit bericht is vele malen gedeeld en aangenomen mag worden dat dit in brede kring van betrokkenen, waartoe ook de verdachte beweerdelijk behoort, bekend is geworden;
in de tweede plaatsdoor met behulp van bekende Facebook, Instagram, e-mail, telefoon en/of Skypegegevens te trachten met de verdachte in contact te komen. De oproeping voor de zitting van 22 juni 2017 werd verstuurd via een hotmailaccount op naam van de verdachte en via de applicatie Telegram naar een nummer dat aan de verdachte werd toegeschreven. Het e-mailaccount bleek nog actief te zijn en de berichten via Telegram werden gelezen.
In de laatste plaatswerd getracht de verdachte te bereiken door de dagvaarding en oproepingen via andere personen, in het bijzonder familieleden, aan de verdachte te laten sturen. Wat dit laatste betreft merkt de rechtbank op dat de dagvaarding op 6 maart 2017 aan een broer van de verdachte is uitgereikt en dat deze heeft verklaard dat een lid van de familie nog contact had met de verdachte. Verdachtes broer zou aan die persoon vragen de dagvaarding ter kennis te brengen van de verdachte. Op 28 april 2017 werd getracht de oproeping voor de zitting van 5 juli 2018 uit te reiken aan de zus dan wel de zwager van de verdachte. Laatstgenoemde verklaarde dat de familie sinds oktober 2016 niets meer van de verdachte hadden vernomen en dat men ervan uitging dat hij was overleden. Op 23 mei 2018 werd getracht de oproeping voor de zitting van 5 juli 2018 uit te reiken aan de zus van de verdachte. Zij weigerde de oproeping in ontvangst te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie aldus in voldoende mate aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan.