ECLI:NL:RBROT:2018:5758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
10/661015-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs van medeplegen en aanwezig hebben van een vuurwapen met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen bekende woon- of verblijfplaats had, werd bijgestaan door raadsman B. Th. Nooitgedagt. Tijdens de zitting op 5 juni 2018 werd het bewijs besproken, waarbij de verdachte erkende dat het aangetroffen vuurwapen in de auto van hem was, maar betwistte dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank beoordeelde het bewijs, waaronder DNA-analyses die aantoonden dat de medeverdachte niet kon worden uitgesloten als donor van het DNA op het vuurwapen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de omstandigheden waaronder het vuurwapen werd aangetroffen en de aanwezigheid van beide verdachten in de auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk het wapen voorhanden hadden en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarbij de kwalificatie van de feiten werd aangepast vanwege eendaadse samenloop. De rechtbank overwoog dat het bezit van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebrengt en dat dit zwaar bestraft dient te worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661015-17
Datum uitspraak: 19 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman B. Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft ter zitting erkend dat het in de auto aangetroffen vuurwapen aan hem toebehoorde. Verdachte betwist echter dat er sprake is van medeplegen. Dit punt zal de rechtbank thans bespreken.
4.1.1.
Standpunt verdediging
Ter onderbouwing dat er geen sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie heeft de verdediging het volgende gesteld.
Als al zou kunnen worden vastgesteld dat de medeverdachte wist van het vuurwapen in de auto en het zelfs aangeraakt zou hebben, dan betekent dat niet dat daarmee sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. De raadsman verwijst daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 23 november 2010 met kenmerk: ECLI:NL:HR:2010:BN7725.
4.1.2.
Beoordeling
Verdachte heeft, zoals gezegd, erkend dat het in de auto aangetroffen vuurwapen met munitie van hem is. De vraag die overblijft is of verdachte ook kan worden aangemerkt als medepleger.
Naar aanleiding van een melding over “mannen met vuurwapens”, van wie drie mannen in een Mercedes met Duits kenteken stapten, stelt de politie in de omgeving van de door de melder genoemde locatie een onderzoek in. De politie treft een Mercedes met Duitse kentekenplaten aan met daarin de medeverdachte [naam medeverdachte] op de bestuurdersstoel en de verdachte [naam verdachte] op de bijrijdersstoel. Bij fouillering van de verdachte vindt de politie een mes en tie-wraps. Ook treft de politie twee bivakmutsen en, onder de achterbank, een vuurwapen aan, te weten een geladen revolver, met daarin zes patronen. Vraag is dus of ook de medeverdachte kan worden aangemerkt als een persoon die dit vuurwapen voorhanden heeft gehad op de in de tenlastelegging aangegeven tijd en plaats.
Het vuurwapen is door de politie bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. Uit een eerste forensisch onderzoek is een DNA-mengprofiel opgesteld met daarin celmateriaal van minimaal drie personen. De conclusie was dat de medeverdachte niet kon worden uitgesloten als donor van het aangetroffen mengprofiel.
Gericht aanvullend forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat de resultaten van het onderzoek meer dan 1.000.000 keer waarschijnlijker zijn wanneer aan het onderzochte mengprofiel de medeverdachte en twee willekeurige niet verwante personen hebben bijgedragen, dan dat drie willekeurige niet verwante personen dat hebben gedaan.
De rechtbank acht bewezen dat ook de medeverdachte een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad. Het wapen is aangetroffen in de auto waarvan de medeverdachte bestuurder was. Op het vuurwapen is bovendien DNA-materiaal aangetroffen waarvan het mengprofiel matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte. Gelet op de hierbij berekende waarschijnlijkheidsgradatie heeft de rechtbank geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de medeverdachte ook daadwerkelijk een van de donoren is van het DNA-materiaal dat is aangetroffen op het vuurwapen. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen pas die dag heeft gekregen van een derde en dat hij pas nadat hij samen met de medeverdachte in de auto was gestapt het wapen in de auto heeft gelegd. De medeverdachte heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij die handelingen van de verdachte niet gezien heeft, maar de rechtbank acht het - alleen al gelet op de vindplaats van het wapen en de omstandigheid dat beide verdachten voorin de auto zaten - zeer onwaarschijnlijk dat deze (verstop)handelingen niet door de medeverdachte zouden zijn opgemerkt.
De rechtbank acht het door de verdediging geschetste scenario onaannemelijk. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte samen met de medeverdachte in de Mercedes is aangetroffen kort nadat er een melding bij de politie kwam over twee mannen met vuurwapens in relatie tot de auto van de medeverdachte. Daarnaast is het DNA van beide verdachten op het vuurwapen aangetroffen, zijn er
tweebivakmutsen gevonden, handschoenen, een mes en ongebruikte tie-wraps. Onder deze omstandigheden is er sprake van een gezamenlijke uitvoering van het feit, en daarmee van medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 december 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander ,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van
die wet in de vorm van een revolver van het merk Smith & Wesson type 15-3,
kaliber .38 special en de (daarbij) behorende munitie voorhanden heeft
gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Deze twee bewezen verklaarde feiten, kort gezegd, het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en het voorhanden hebben van munitie, zijn in eendaadse samenloop gepleegd. Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 55 lid 1 Sr., alleen het feit met de zwaarste hoofdstraf kwalificeren.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver en een hoeveelheid patronen. Uit het opgemaakte proces-verbaal bevindingen blijkt dat het pistool doorgeladen was. Vuurwapens leveren voor de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een vuurwapen in de richting van een persoon heeft meestal ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood tot gevolg. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst bij degenen die ermee worden geconfronteerd. Het bezit van een gebruiksklaar vuurwapen en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar en dient zwaar bestraft te worden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, zoals dat tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij een feit als het onderhavige geldt als eerste uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Daarbij kunnen de concrete feiten en omstandigheden aanleiding geven tot verzwaring of juist vermindering van de op te leggen straf. In deze zaak is strafverzwarend dat de verdachte de revolver mét munitie, op de openbare weg en in vereniging voorhanden had. Daarnaast is een strafverzwarende factor dat de verdachte en zijn medeverdachte in de auto een gebruiksklaar vuurwapen vervoerden onder bedenkelijke omstandigheden, want zij bleken in het bezit te zijn van tie-wraps, een mes en twee bivakmutsen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Voor de door de officier van justitie gevorderde opheffing van het tegen de verdachte verleende, geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis, ziet de rechtbank geen aanleiding.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, en zal deze vordering om die reden afwijzen .

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 december 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van
die wet in de vorm van een revolver van het merk Smith & Wesson type 15-3,
kaliber .38 special en/of de (daarbij) behorende munitie voorhanden heeft
gehad.