ECLI:NL:RBROT:2018:5756

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
ROT 17 / 4816
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van het verbod op gebruik van een weg voor motorvoertuigen en de status van belanghebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Dierenradar, eiseres, en de dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard, verweerder. De zaak betreft de vraag of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt in het kader van een ontheffing van het verbod om gebruik te maken van een weg die voor alle motorvoertuigen gesloten is. De ontheffing werd verleend voor vier personenauto's, en eiseres stelde dat zij belanghebbende was omdat zij zich inzet voor de bescherming van dieren en hun habitat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het statutaire doel van eiseres te ruim is geformuleerd en niet voldoende onderscheidend is om aan te nemen dat haar belang rechtstreeks is betrokken bij de ontheffingen. De rechtbank overweegt dat de jacht, die eiseres als een belangrijk aspect aanhaalt, niet door de ontheffing wordt gereguleerd en dus niet rechtstreeks door de ontheffing mogelijk wordt gemaakt. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk. Tevens wordt bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/4816

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juli 2018 in de zaak tussen

Stichting Dierenradar, te Stolwijk, eiseres,

en

de dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard, verweerder,

gemachtigden: mr. J.L. Gongriep en mr. G.A. Stoop.
Als belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:
[ontheffinghouder], ontheffinghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2016 (het primaire besluit), gewijzigd bij besluiten van 2 december en 7 december 2016, heeft verweerder voor vier personenauto’s ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor zover het betreft de verkeerstekens op bord: C12, op de Korte Gouderakse Tiendweg te Gouderak.
Bij besluit van 29 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar, de motivering aangepast en de ontheffingen gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2018. Het beroep is gevoegd behandeld met de zaken met zaaknummers ROT 17/3933 en ROT 17/4561. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [voorzitter van eiseres] bijgestaan door
mr. M. van Duijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is [ontheffinghouder] verschenen.
Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst.

Overwegingen

1.1.
Met het gehandhaafde primaire besluit is voor vier personenauto’s ontheffing verleend van het verbod om gebruik te maken van een weg die voor alle motorvoertuigen gesloten is.
1.2.
Allereerst moet ambtshalve worden beoordeeld of eiseres belanghebbende is omdat slechts een belanghebbende beroep tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.
1.3.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.1.
Blijkens artikel 2, eerste lid, onder a, van haar statuten stelt eiseres zich, in de kern, ten doel de bescherming van dieren en/of hun habitat in de ruimste zin des woords, in zowel Nederland als in het buitenland. De overige in artikel 2, eerste lid, onder b tot en met g, het tweede lid en het derde lid onder a tot en met t genoemde taken en werkzaamheden zijn hieraan ondersteunend maar perken het doel niet in. Het statutaire doel van eiseres is daarmee dermate ruim geformuleerd dat dit onvoldoende onderscheidend werkt om te kunnen aannemen dat haar belang rechtstreeks is betrokken bij de door verweerder verleende ontheffingen. Ter zitting is door eiseres betoogd dat zij zich ook inzet voor de bescherming van de waarden van het gebied waarop de ontheffingen betrekking hebben. Deze doelstelling staat echter niet in de statuten omschreven en kan niet worden begrepen onder de bescherming van de habitat van dieren. Eiseres heeft verder betoogd dat uit artikel 2, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) volgt dat verweerder bij de besluitvorming rekening dient te houden met de gevolgen voor het milieu. Bij de beoordeling of eiseres belanghebbende is, is echter niet relevant of het belang van eiseres een belang is dat de Wvw 1994 beoogt te beschermen. Slechts van belang is of zij een belang heeft dat rechtstreeks wordt getroffen door het besluit waartegen bezwaar is gemaakt (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3135). Verder overweegt de rechtbank dat het eiseres in feite is te doen om wat de ontheffinghoudster buiten de motorvoertuigen waarop de ontheffing betrekking heeft doet, namelijk jagen. De jacht wordt echter niet door de ontheffing gereguleerd en dus niet rechtstreeks door de ontheffing mogelijk gemaakt. Zelfs als het belang van eiseres al als voldoende onderscheidend zou worden aangemerkt, wordt dat niet rechtstreeks geraakt door de ontheffingverlening.
2.2.
Gelet op hetgeen onder 2.1 is overwogen is eiseres geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
3. Het voorgaande betekent dat verweerder eiseres ten onrechte heeft ontvangen in haar bezwaar. Het door eiseres ingestelde beroep dient om die reden gegrond te worden verklaard en het bestreden besluiten dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid neergelegd in artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb door zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De onderhavige zaak en de zaak met zaaknummer ROT 17/3933 moeten worden aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Bij de uitspraak in die zaak is al een kostenvergoeding toegekend, zodat dit in de onderhavige zaak achterwege blijft.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk en bepaalt
dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 333,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. A.C. Rop en
mr. C.L.G.F.H. Albers, leden, in aanwezigheid van mr. M.I. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.