Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
- opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
4.Waardering van het bewijs
tijdenszijn verhoor door de politie. In een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2014:770) heeft de Hoge Raad overwogen dat aan de inhoud van de Richtlijn 2013/48/EU geen rechtstreeks werkende rechten of verplichtingen kunnen worden ontleend. De Hoge Raad overwoog voorts dat uit de door het EHRM beoordeelde gevallen niet zonder meer algemene conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de reikwijdte van het recht op verhoorbijstand en de consequenties die aan schending van dat recht moeten worden verbonden.
eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , en deze diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken , heeft gehandeld als volgt:
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;