ECLI:NL:RBROT:2018:5711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
10/681151-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met bewijsuitsluiting en overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een woningoverval op 25 februari 2014. De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal en afpersing, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de bewoners van de woning werd gebruikt. De rechtbank heeft het bewijsverweer van de verdediging verworpen, dat stelde dat de bekennende verklaring van de verdachte uitgesloten moest worden omdat er geen rechtsbijstand was tijdens het verhoor. De rechtbank oordeelde dat er geen onherstelbaar vormverzuim was, aangezien de verdachte voorafgaand aan het verhoor overleg had gehad met zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd de woning binnen te dringen en geld en goederen af te dwingen van de bewoners, waarbij een nepvuurwapen werd gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de positieve rapportages van de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van de woningoverval en de impact op de slachtoffers, die zich sindsdien onveilig voelen in hun eigen omgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681151-14
Datum uitspraak: 16 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsverweer
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de bekennende verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd van het bewijs moet worden uitgesloten omdat er geen advocaat aanwezig is geweest bij het verhoor.
4.1.2.
Beoordeling
De raadsman zich heeft beroepen op een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op de jurisprudentie mag van de raadsman verwacht worden dat hij dit verweer motiveert door het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat de verdachte daarvan heeft ondervonden, te benoemen. Dat heeft de raadsman echter niet gedaan. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman echter welwillend gelezen en overweegt als volgt. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 22 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3608) overwogen dat zij ervan uitgaat dat met ingang van 1 maart 2016 toepassing zal worden gegeven aan de regel dat een aangehouden verdachte recht heeft op rechtsbijstand
tijdenszijn verhoor door de politie. In een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2014:770) heeft de Hoge Raad overwogen dat aan de inhoud van de Richtlijn 2013/48/EU geen rechtstreeks werkende rechten of verplichtingen kunnen worden ontleend. De Hoge Raad overwoog voorts dat uit de door het EHRM beoordeelde gevallen niet zonder meer algemene conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de reikwijdte van het recht op verhoorbijstand en de consequenties die aan schending van dat recht moeten worden verbonden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor waarin hij zijn bekennende verklaring heeft afgelegd, overleg heeft gehad met zijn raadsman. Gelet op die vaststelling en het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen onherstelbaar vormverzuim is begaan. De verklaring van de verdachte zal niet worden uitgesloten van het bewijs.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 februari 2014 te [plaats delict] , rond de woning, gelegen aan de [adres delict] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het/de door verdachte en zijn mededadersvoorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]
en/of om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , en deze diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken , heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of (een) mededader(s) hebben
- een op een vuurwapen (gelijkend voorwerp getoond en voorgehouden aan die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en
- een ruit van die woning ingeslagen en
- buiten de woning die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] omsingeld en
- toegevoegd aan die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] de woorden "geld, geld, geld" en"sieraden" en "doe die deur dan open, doe die deur dan open" en "daar blijven staan, daar blijven staan", terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om een woning binnen te dringen en daar geld en/of goederen weg te nemen dan wel afgifte daarvan af te dwingen, terwijl de bewoonster van de woning thuis was. Zij is dement en daarom was er die avond ook een verzorgster bij haar. Er is nog een echtpaar woonachtig in deze woning, waarvan de man op dat moment ook thuis was.
Verdachte is de bewuste avond naar die woning meegegaan, naar eigen zeggen in de veronderstelling dat het om een woninginbraak zou gaan. De rechtbank stelt echter vast dat de verdachte zich niet heeft bedacht op het moment dat hij in de auto de bivakmutsen en het wapen zag en toen in de gaten kreeg dat het niet om een woninginbraak maar om een overval op een woning ging. Bovendien is hij degene die het wapen aanvankelijk bij zich had en die dat wapen ook volgens zijn eigen verklaring bij de politie, heeft gebruikt om mee te dreigen en om een ruit van de woning in te slaan.
Verdachte en zijn medeverdachten hadden de bivakmutsen op en het was donker buiten. De verzorgster stond in de keuken toen de verdachte voor het keukenraam stond en hij haar een wapen liet zien. Vervolgens heeft hij samen met twee medeverdachten de ruit van de keukendeur ingeslagen, kennelijk met de bedoeling om de woning binnen te dringen. De verzorgster is daarop gaan gillen en is met de twee bewoners de woning uit gevlucht waarbij zij zichzelf hebben buitengesloten. Buiten zijn de aangevers bedreigd met een vuurwapen, terwijl alle verdachten om hen heen stonden. Later is overigens gebleken dat het een nepvuurwapen betrof.
Het spreekt voor zich dat deze woningoverval voor de aangevers een bijzonder angstige
ervaring moet zijn geweest en dat zij zich sindsdien niet meer veilig voelen in hun eigen
omgeving. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor veel onrust in de samenleving.
Verdachte heeft zich hier niets van aangetrokken, maar heeft er kennelijk welbewust voor
gekozen om op zo’n manier te proberen snel en gemakkelijk aan geld te komen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 september 2017. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte heeft zich in de drie jaren van het schorsingstoezicht goed aan de afspraken gehouden. Tijdens het toezicht heeft de verdachte de cognitieve vaardigheidstraining (CoVa) afgerond, heeft hij met familie hard gewerkt aan een eigen onderneming en heeft hij het contact met zijn vrienden verbroken.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank gelet op het vonnis in de zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] die op 16 juli 2015 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten, eventueel in combinatie met een (maximale) taakstraf. Hiervoor bestaat echter naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding vanwege de ernst van het feit. Wel ziet de rechtbank aanleiding om, anders dan de officier van justitie heeft geëist, een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn in deze specifieke strafzaak is overschreden. De raadsman van de verdachte heeft reeds in augustus 2014 de wens naar voren gebracht om de strafzaak zo snel mogelijk inhoudelijk te behandelen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 7 november 2014. De verdachte heeft in de tussentijd drie jaar reclasseringstoezicht en de CoVa met goed gevolg afgerond, en is niet opnieuw met politie of justitie in aanraking gekomen. Uiteindelijk heeft de inhoudelijke behandeling, buiten toedoen van de verdediging, pas op 2 mei 2018 plaatsgevonden. De rol van de verdachte is voor wat betreft de uitvoering van de woningoverval naar het oordeel van de rechtbank vergelijkbaar met de rol van medeverdachte/veroordeelde [naam medeverdachte] . Niet kan worden bewezen dat de verdachte ook een rol heeft gespeeld in de voorbereiding van de woningoverval. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om de helft (in tegenstelling tot een kwart zoals bij [naam medeverdachte] ) van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2014 te [plaats delict] , in en/of rond de woning, gelegen aan de [adres delict] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voornoemd misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of (een) mededader(s) heeft/hebben
- een of meer (op (een)) vuurwapen(s) (gelijkende voorwerp(en)) getoond en/of voorgehouden aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
- een ruit van die woning ingeslagen en/of
- die woning binnengedrongen en/of
- ( inmiddels weer buiten de woning) die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] omsingeld en/of
- toegevoegd aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] de woorden "geld, geld, geld" en/of "sieraden" en/of "doe die deur dan open, doe die deur dan open" en/of "daar blijven staan, daar blijven staan", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid.