ECLI:NL:RBROT:2018:5512
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.A.C. Nifterick
- D. Brugman
- A. Douwes
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan feitelijk leidinggevende voor overtreding van het verbod op oneerlijke handelspraktijken
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan [eiser]. De boete van € 5.000,- was opgelegd omdat [eiser] feitelijk leiding had gegeven aan de overtreding van het verbod op oneerlijke handelspraktijken, zoals vastgelegd in artikel 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc). De AFM had vastgesteld dat [onderneming 1] in de periode van 12 april 2010 tot 2 maart 2015 informatie had verstrekt die de gemiddelde consument misleidde en dat essentiële informatie was weggelaten. De rechtbank oordeelde dat de AFM terecht had geconcludeerd dat [eiser] verantwoordelijk was voor de overtredingen, ondanks zijn betoog dat hij niet de juiste rechtspersoon was en dat de overtredingen niet aan hem persoonlijk konden worden toegerekend. De rechtbank volgde de AFM in haar standpunt dat de feitelijke verantwoordelijkheden zwaarder wegen dan de formele bestuurlijke inrichting. De rechtbank verwierp ook het beroep op verjaring, omdat de AFM had aangetoond dat de overtredingen voortduurden tot na de totstandkoming van de overeenkomsten. De rechtbank concludeerde dat de AFM de boete terecht had opgelegd en dat de publicatie van het boetebesluit gerechtvaardigd was in het belang van consumenten. Het beroep van [eiser] werd ongegrond verklaard.