In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich via Instagram voordeed als de partner van de aangever. De verdachte werd beschuldigd van belaging, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had zich op Instagram voorgedaan als de partner van de aangever, maar had de aangevers nooit direct benaderd. Na een waarschuwing van de aangevers heeft de verdachte haar Instagram-account vrijwel direct gedeactiveerd. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel ongepast, niet leidden tot een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen, en kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.