ECLI:NL:RBROT:2018:4972
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering en de toepassing van het verbod op reformatio in peius
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C. Beckers. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 21 september 2017, waarin haar WIA-uitkering per 27 september 2017 werd beëindigd op de grond dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres stelde dat het bestreden besluit in strijd was met het verbod op reformatio in peius, omdat zij door het maken van bezwaar in een slechtere rechtspositie terecht was gekomen. De rechtbank oordeelde echter dat de intrekking van de uitkering in overeenstemming was met de geldende rechtspraak en dat de heroverweging in bezwaar niet in strijd was met de rechtszekerheid. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van een diagnostisch onderzoek had vastgesteld dat eiseres geen psychiatrische stoornissen had en dat haar arbeidsongeschiktheid op 29,85% was vastgesteld. Eiseres had geen objectieve medische gegevens overgelegd die de conclusies van de verzekeringsarts konden weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.