In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet, welke intrekking per 1 augustus 2017 was ingegaan. Eiseres stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar, wat leidde tot een beroep op een dwangsombesluit. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn niet twaalf weken, maar slechts zes weken was, omdat verweerder niet tijdig had meegedeeld dat een adviescommissie over het bezwaar zou adviseren. De rechtbank concludeerde dat de ontvangstbevestiging van verweerder te vaag was om als een geldige mededeling te worden beschouwd. Hierdoor was de dwangsom van € 1.260,- verbeurd, en de rechtbank verklaarde het beroep tegen het dwangsombesluit gegrond. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door de dwangsom vast te stellen en verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.