In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen ECT Delta Terminal B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was veroordeeld voor strafbare feiten in de privésfeer, waaronder drugsbezit en vuurwapenbezit, wat leidde tot een ernstige verstoring van de arbeidsrelatie. ECT verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat het gedrag van de werknemer ernstig verwijtbaar was en dat herplaatsing niet mogelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding op de g-grond gerechtvaardigd was, omdat de werknemer zich had schuldig gemaakt aan misdrijven die het vertrouwen van ECT in hem hadden geschaad. De kantonrechter wees erop dat de onschuldpresumptie ook in het arbeidsrecht geldt, maar dat de aard van de misdrijven en de gevolgen voor ECT een ontbinding rechtvaardigden. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 februari 2018, met toekenning van een gedeeltelijke transitievergoeding van € 5.000,00 aan de werknemer, ondanks het ernstig verwijtbare handelen. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer gedurende zijn dienstverband goed had gefunctioneerd en dat de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in aanmerking werden genomen bij de beslissing over de transitievergoeding.