ECLI:NL:RBROT:2018:4536
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke sluiting van een woning wegens aangetroffen verdovende middelen en vuurwapenonderdelen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang. De burgemeester van Rotterdam had op 8 mei 2018 besloten om de woning van verzoeker voor een periode van zes maanden te sluiten, omdat er op 16 februari 2018 in de woning een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, te weten hennep, en vuurwapenonderdelen waren aangetroffen. Verzoeker, die huurder van de woning is, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid hennep van 218 gram, die als een handelshoeveelheid werd beschouwd. Verzoeker betwistte dat de aangetroffen middelen hennep waren en voerde aan dat de sluiting negatieve gevolgen had voor zijn dochter en kleinzoon, die tijdelijk bij hem verbleven. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester een redelijke belangenafweging had gemaakt en dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onevenredig maakten en dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om in gevallen van drugshandel tot sluiting van woningen over te gaan, en bevestigt dat de belangen van de betrokkenen zorgvuldig moeten worden afgewogen, maar dat de ernst van de overtredingen zwaar kan wegen in de besluitvorming.