201703005/1/A3 en 201703005/3/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verband met een ambtshalve ingesteld onderzoek naar het bestaan van aanleiding voor opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2017 in zaak nr. 201703005/2/A3 getroffen voorlopige voorziening hangende het hoger beroep en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Herkenbosch, gemeente Roerdalen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 11 april 2017 in zaken nrs. 17/1003 en 17/1004 in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B]
en
de burgemeester van Roerdalen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2016 heeft de burgemeester [verzoeker A] en [verzoeker B] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Herkenbosch voor een duur van 3 maanden te sluiten.
Bij besluit van 14 maart 2017 heeft de burgemeester het door [verzoeker A] en [verzoeker B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 april 2017 heeft de rechtbank het door [verzoeker A] en [verzoeker B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 12 april 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak (hierna: de voorzieningenrechter) bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van 21 november 2016 en 14 maart 2017 geschorst.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft op 11 mei 2017 ambtshalve ter zitting onderzocht of aanleiding bestaat om de getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], in de persoon van [verzoeker A], bijgestaan door mr. J. Tegelaers-Kerouache, advocaat te Weert, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. K.J. Rouffa en M. Pelman-Heuterman, zijn verschenen. Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, in aanmerking genomen artikel 8:87, tweede lid, van de Awb, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Voor zover [verzoeker A] en [verzoeker B] stellen dat de schriftelijke uiteenzetting van de burgemeester niet aan hen is toegezonden, is dit stuk ter zitting uitvoerig besproken en hebben zij voldoende gelegenheid gehad om daarop te reageren. Partijen hebben ter zitting aangegeven toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb wenselijk te achten.
Inleiding
2. [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn huurders van de woning aan de [locatie]. Zij wonen daar met hun vijf minderjarige kinderen. Bij het besluit van 21 november 2016 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet [verzoeker A] en [verzoeker B] gelast de woning voor de duur van 3 maanden, vanaf 3 januari 2017 tot 3 april 2017, te sluiten. Daaraan is ten grondslag gelegd dat op de zolder van de woning een in werking zijnde hennepdrogerij is aangetroffen. Bij het besluit van 14 maart 2017 heeft de burgemeester het bezwaar ongegrond verklaard en besloten dat de woning met ingang van 13 april 2017 om 9:00 uur dient te worden gesloten. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep op 11 april 2017 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 april 2017 heeft de voorzieningenrechter voormelde besluiten bij wijze van voorlopige voorziening geschorst, omdat de tijd die resteert tot de ingangsdatum van de sluiting te kort was om de rechtmatigheid van de last te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft zich daarom beperkt tot een afweging van de betrokken belangen. In de uitspraak is overwogen dat aan het belang van de burgemeester bij een spoedige sluiting wordt tegemoetgekomen doordat de voorzieningenrechter op korte termijn een zitting zal houden waar ambtshalve zal worden onderzocht of aanleiding bestaat om de schorsing op te heffen of te wijzigen.
De aangevallen uitspraak
3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester, gezien de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen softdrugs in de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B], zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een sluiting voor 3 maanden noodzakelijk is in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De burgemeester heeft volgens de rechtbank van een ernstig geval mogen uitgaan. De verklaring van [verzoeker A] dat de hennep is geleverd door andere personen duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de hennepdrogerij is opgezet in georganiseerd verband en dat [verzoeker A] connecties had met het criminele circuit. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester in de omstandigheden van dit geval, afzonderlijk en in samenhang bezien, geen aanleiding heeft hoeven zien om van de sluiting af te zien.
Het hoger beroep
4. [verzoeker A] en [verzoeker B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester van een ernstig geval heeft mogen uitgaan. Bij de vraag of zich een ernstig geval voordoet heeft de rechtbank, naast de aangetroffen hoeveelheid hennep, volgens hen ten onrechte de straatwaarde van de hennep betrokken. Zij stellen dat [verzoeker A] onder bedreiging de hennepdrogerij heeft opgezet en geen keuze had om te weigeren. [verzoeker A] heeft geen banden met het criminele circuit. De hennep is op kosten van [verzoeker A] en [verzoeker B] verwijderd, zodat de burgemeester volgens hen met een waarschuwing had kunnen volstaan.
De rechtbank heeft volgens hen ten onrechte geoordeeld dat de burgemeester geen aanleiding heeft hoeven zien om van de sluiting af te zien. Op vakantiepark Posterbos staat geen woning met voldoende ruimte voor het gehele gezin. [verzoeker A] en [verzoeker B] kunnen niet in aanmerking komen voor een nieuwe woning in de regio Herkenbosch, omdat de verhuurder van hun woning niet bereid zal zijn een positieve verhuurdersverklaring over te leggen. Ook anderszins, zo betogen zij, weigert de verhuurder medewerking te verlenen aan een nieuwe woning. Een woning in de particuliere sector is geen optie, mede omdat de financiële middelen daartoe ontbreken. [verzoeker A] en [verzoeker B] vrezen dat hun minderjarige kinderen uiteindelijk uit huis zullen worden geplaatst, omdat er geen geschikte woonruimte voor het gezin beschikbaar is.
4.1. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt: "De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in de woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is."
4.2. Naar aanleiding van anonieme meldingen over een sterke hennepgeur in de directe omgeving van de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] heeft de politie de woning op 13 september 2016 doorzocht. De bevindingen van de doorzoeking zijn neergelegd in de op ambtseed opgemaakte rapportage van de politie Eenheid Limburg van 21 september 2016. Daarin is vermeld dat zich op de zolder een in werking zijnde hennepdrogerij bevond. De zolder was ingericht voor het drogen van henneptoppen. Er zijn 28 droogrekken met natte henneptoppen aangetroffen. De totale hoeveelheid natte hennep bedroeg 48 kg. Daarnaast zijn een koolstoffilter, een luchtafzuiger, 8 ventilatoren, 2 kacheltjes en 2 sealapparaten aangetroffen. Volgens de burgemeester is uit navraag bij de politie gebleken dat 48 kg natte hennep 9,6 kg droge hennep oplevert die een straatwaarde heeft van ongeveer € 100.000,00.
4.3. Met de enkele stelling dat de hennepdrogerij onder bedreiging is opgezet hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] niet aannemelijk gemaakt dat dit het geval is, nog daargelaten dat voor het ontstaan van de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet niet relevant is of hen een verwijt kan worden gemaakt. Anders dan [verzoeker A] en [verzoeker B] aanvoeren, heeft de rechtbank de straatwaarde van de hennep niet als een verzwarende omstandigheid betrokken bij de vraag of de burgemeester van een ernstig geval heeft mogen uitgaan, maar slechts aangeduid welke waarde de aangetroffen hoeveelheid hennep vertegenwoordigt. Gelet op de omvang van de aangetroffen hoeveelheid hennep op de zolder van de woning heeft de rechtbank terecht geoordeeld, dat de burgemeester een ernstig geval heeft mogen aannemen op grond waarvan sluiting van de woning in beginsel aan de orde was.
4.4. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat [verzoeker A] en [verzoeker B] een eigen verantwoordelijkheid hebben om geschikte vervangende woonruimte te vinden. Om de nadelige gevolgen van de sluiting voor het gezin zoveel mogelijk te beperken heeft de burgemeester voor de duur van de sluiting een passend alternatief geboden. Voorafgaand aan het besluit van 21 november 2016 heeft de burgemeester contact opgenomen met vakantiepark Posterbos en zich ervan vergewist dat op het vakantiepark een geschikte woning voor het gezin beschikbaar is. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de woning, die thans vanwege het hoogseizoen niet meer beschikbaar is, geweigerd, hoewel de afstand tussen de woning en het vakantiepark hemelsbreed slechts 5,5 km bedraagt. Voorts stelt de burgemeester dat op de reguliere woningmarkt voor het gezin geschikte woningen zijn te vinden voor de duur van en na de sluiting. Aan de hand van prints van de website van Funda heeft de burgemeester toegelicht dat binnen een straal van 15 km van Herkenbosch woningen met meer dan 3 kamers voor een maandelijkse huurprijs van ongeveer € 700,00 beschikbaar zijn. Dat [verzoeker A] en [verzoeker B] onvoldoende financiële middelen hebben voor een nieuwe woning, hebben zij niet met enig stuk toegelicht. Dat de verhuurder de huurovereenkomst voor hun woning wil ontbinden en hen op een zogenoemde zwarte lijst zal plaatsen zijn omstandigheden die zich bij sluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet vaker voordoen, zodat de burgemeester deze niet als bijzonder heeft hoeven aanmerken. Voor zover [verzoeker A] en [verzoeker B] geen geschikte woonruimte kunnen vinden, stelt de burgemeester dat zij voor hulpverlening kunnen worden verwezen naar de maatschappelijke opvang en zonodig kunnen worden begeleid door sociaal medewerkers van de gemeente. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat [verzoeker A] en [verzoeker B] zelf de verantwoordelijkheid hebben woonruimte voor hun gezin te vinden, maar dat hij daarbij zo mogelijk behulpzaam wil zijn en voorts dat hij ervoor zal zorgen dat de minderjarige kinderen in ieder geval niet op straat zullen komen te staan en zonodig zullen worden opgevangen.
4.5. De burgemeester heeft de nadelige gevolgen van een sluiting voor [verzoeker A] en [verzoeker B] en hun minderjarige kinderen aldus in voldoende mate in zijn afweging betrokken. Gelet op de toelichting van de burgemeester ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat deze gevolgen voor [verzoeker A] en [verzoeker B] en hun kinderen maken dat de burgemeester in dit geval op rechtens onjuiste wijze van de hem in artikel 13b van de Opiumwet toegekende bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester in de omstandigheden van dit geval, afzonderlijk en in samenhang bezien, geen aanleiding heeft hoeven zien om van de sluiting af te zien.
Het betoog faalt.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Gelet op artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb is de bij uitspraak van 12 april 2017 getroffen voorlopige voorziening van rechtswege komen te vervallen, zodat opheffing of wijziging daarvan niet meer aan de orde is.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Polak w.g. Man
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2017
629.