Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2018 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
ingekomen13 juli 2017 SVHW”. Verweerder heeft de envelop waarin het bezwaarschrift zat niet bewaard.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van de onroerende zaak op € 3.307.000,- had vastgesteld. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres echter niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat zou zijn ingediend. Eiseres stelde dat zij tijdig bezwaar had gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift pas op 13 juli 2017 door de verweerder was ontvangen, wat na de wettelijke termijn was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de datumstempel van het bezwaarschrift en de verklaring van de gemachtigde van eiseres dat het bezwaarschrift op 9 juni 2017 ter post was bezorgd. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, en dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.