In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De eiser in verzet, [gedaagde], had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 10 september 2003, waarbij zijn tegenpartij, Finata Bank B.V., in het gelijk was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] de verkeerde partij had gedagvaard, aangezien de vordering op hem was overgedragen aan Hoist Portfolio Holding Ltd. Hoist heeft verweer gevoerd en gesteld dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in zijn verzet omdat hij te laat was met het indienen ervan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn voor het instellen van verzet was aangevangen op het moment dat een akte van derdenbeslag aan [gedaagde] was betekend. Aangezien [gedaagde] niet binnen de daarvoor gestelde termijn van vier weken verzet heeft ingesteld, is hij niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het verstekvonnis van 10 september 2003 bekrachtigd en [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.