ECLI:NL:RBROT:2018:4093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
C/10/515193 / HA ZA 16-1311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en groepsaansprakelijkheid bij brandstichting in bedrijfsloods

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure over onrechtmatige daad en groepsaansprakelijkheid. De eiser, De Eylaenden B.V., heeft de gedaagde, die eerder strafrechtelijk was veroordeeld voor brandstichting, aangesproken voor de schade die is ontstaan door de brand in een bedrijfsloods in de nieuwjaarsnacht van 31 december 2014 op 1 januari 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde opzettelijk brand heeft gesticht, wat heeft geleid tot een volledige verwoesting van de loods. De Eylaenden vorderde een schadevergoeding van € 90.000,00 als voorschot op de totale schade, die nog niet volledig kon worden begroot. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en veroordeelde hem tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast werd de gedaagde in de vrijwaringszaken afgewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van groepsaansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:166 BW. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 23 mei 2018
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/515193 / HA ZA 16-1311 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE EYLAENDEN B.V.,
gevestigd te Naaldwijk, gemeente Westland,
eiseres,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/10/529395 / HA ZA 17-607 van
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen
[gedaagde in 17-607],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.F. van den Ende te Rotterdam,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/10/529397 / HA ZA 17-608 van
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen
[gedaagde in 17-608],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Michielsen te Rotterdam-Hoogvliet,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/10/529398 / HA ZA 17-609 van
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen
[gedaagde in 17-609],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.F. van den Ende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna De Eylaenden, [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] , [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de hoofdzaak:
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 26 april 2017 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het tussenvonnis van 12 juli 2017 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 april 2018.
in de vrijwaringszaken:
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2017 (17-608) respectievelijk 25 oktober 2017 (17-607 en 17-609) en de daaraan ten grondslag liggende onderscheiden processtukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Eylaenden is eigenaar van de onroerende zaak, staande en gelegen aan de Spuikolk 10 te (3247 LK) Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee , kadastraal bekend gemeente Dirksland sectie B nummer 3596, bestaande uit (bedrijfs)opstallen en ondergrond (hierna: de loods).
2.2.
In de nacht van 31 december 2014 op 1 januari 2015 is brand ontstaan in de loods. De loods is daarbij volledig uitgebrand. De Eylaenden heeft op 2 januari 2015 aangifte van brandstichting gedaan bij de politie.
2.3.
Bij vonnis op tegenspraak van 11 maart 2016 (hierna: het strafvonnis) heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam (onder meer) wettig en overtuigend bewezen geacht dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] :

op 1 januari 2015 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee, opzettelijk brand heeft gesticht in een (…) loods, gelegen aan de Spuikolk, immers heeft [ [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] ] toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met benzine en karton, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en (…) de loods geheel is verband, terwijl daarvan gemeen gevaar voor belendende (bedrijfs)panden en de inboedels van die panden te duchten was”.
2.4.
In haar strafvonnis heeft de meervoudige strafkamer De Eylaenden in haar vordering als benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zodanige eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het stafproces.
2.5.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] heeft tegen het strafvonnis geen hoger beroep ingesteld.
2.6.
Op 16 november 2015 heeft mr. M. van Kuilenburg, rechter-commissaris , mevrouw [getuige] onder ede als getuige in (onder meer) de strafzaak tegen [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] gehoord. Bij dat verhoor was aanwezig de (toenmalige) advocaat van [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] , mr. N.C. van Bellen , die de getuige ook vragen heeft gesteld. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige] behelst, voor zover belang, de volgende verklaring:

Met oud en nieuw waren we uiteindelijk met zijn negenen. (…) Van acht tot twaalf zijn we bij [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] , zijn vader en diens partner, thuis op visite geweest. Na middernacht hebben we daar elkaar gelukkig nieuwjaar gewenst en daarna zijn we naar buiten gegaan. We hebben naar het vuurwerk gekeken en met mensen op straat gesproken. Om een uur of twee zijn we (…) naar café De Kaai gegaan. (…) Omstreeks half vier/vier uur hebben we onze rekening bij De Kaai betaald. (…) [gedaagde in 17-609] , [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] , [gedaagde in 17-607] , [persoon 1] , [gedaagde in 17-608] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] en ik besloten nog een eindje te gaan lopen. (…) We zijn overgestoken en naar de loodsen gelopen. Het was koud en het had gevroren, dus we hebben de beschutting gezocht in één van de loodsen. We stonden vooraan bij de poort. We zijn niet echt naar binnen gegaan. (…) Op een gegeven moment was er een explosie (…). (…) Ik zag dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] een limonadeflesje in zijn handen had. Daar zat benzine in. (…) [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] was in de war. (…) Hij leek wel niet te bereiken. (…) Ik zag dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] de benzine over de pallets gooide.
2.7.
Bij brief van 30 juni 2016 heeft De Eylaenden [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan door de brandstichting.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
De Eylaenden vordert, samengevat en zakelijk weergegeven:
voor recht te verklaring dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] onrechtmatig heeft gehandeld jegens De Eylaenden;
veroordeling van [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] tot betaling, ten titel van voorschot op de door [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] aan De Eylaenden te betalen schadevergoeding, van een bedrag van € 90.000,00;
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
De Eylaenden voert daartoe het volgende aan. [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] heeft onrechtmatig gehandeld jegens De Eylaenden door brand te stichten in de loods. Hiervoor is [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] strafrechtelijk veroordeeld. Ten gevolge van de brandstichting heeft De Eylaenden schade geleden. De Eylaenden vordert, ten titel van voorschot, vergoeding van de tot op heden door haar geleden schade, bestaande uit:
  • kosten asbestinventarisatie € 12.300,00 (excl. BTW)
  • asbestsaneringskosten €
Totaal € 91.709,85 (excl. BTW)
De Eylaenden is nog niet in staat om de gehele schade te begroten, zodat de (overige) schade nader bij staat dient te worden vastgesteld.
3.3.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering, kosten rechtens.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.5.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] vordert - samengevat - dat [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] gelijktijdig met [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de hoofdzaak zullen worden veroordeeld, in die zin dat zij tezamen met [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] onderling voor gelijke delen moeten bijdragen in de schadevergoeding waartoe [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] in de kosten van de respectieve vrijwaringen.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] baseert zijn vordering op aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen in groepsverband ex artikel 6:166 BW.
3.6.
[gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] voeren verweer, dat strekt tot afwijzing van de vordering.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak

4.1.
De grondslag van de vordering van De Eylaenden is een onrechtmatige daad van [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] , bestaande in het stichten van brand in de loods. Op grond van artikel 6:162 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander daardoor lijdt te vergoeden. De bewijslast ter zake hiervan rust krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv op De Eylaenden.
4.2.
De hiervoor onder 2.3 weergegeven bewezenverklaring uit het in kracht van gewijsde gegane op tegenspraak gewezen strafvonnis levert ingevolge artikel 161 Rv dwingend bewijs op van dat feit, behoudens door [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] te leveren tegenbewijs.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] heeft echter geen tegenbewijs aangeboden, zodat rechtens vaststaat dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] op 1 januari 2015 brand heeft gesticht in de loods van De Eylaenden en aldus onrechtmatig jegens De Eylaenden heeft gehandeld. Dat De Eylaenden als gevolg van die brandstichting (enige) schade heeft geleden, is tussen partijen niet in geschil. Dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond (die maakt dat de onrechtmatigheid aan het handelen van [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] komt te ontvallen) en/of een schulduitsluitingsgrond (wat ziet op de toerekenbaarheid van de onrechtmatige daad) is gesteld noch gebleken.
4.3.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] voert als verweer dat de schade van De Eylaenden (mede) een gevolg is van een omstandigheid die aan De Eylaenden kan worden toegerekend en voert in dat kader aan dat de loods die bewuste nacht niet was afgesloten (hetgeen door De Eylaenden wordt betwist). Dit verweer faalt. Het niet afgesloten zijn van de loods die bewuste nacht, indien en voor zover al juist, rechtvaardigt niet dat (een deel van) de door de brandstichting ontstane schade voor rekening van De Eylaenden te laten. Dat het niet afsluiten van de loods die bewuste nacht, indien en voor zover al juist, wellicht onvoorzichtig c.q. onachtzaam is geweest, levert geen eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW op.
4.4.
Ter onderbouwing van haar vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding heeft De Eylaenden zes facturen in het geding gebracht:
Asbestinventarisatie door AM&P Milieu B.V.
factuur 15001, 03-01-2015, € 5.000,00 (excl. BTW)
factuur 15005, 07-01-2015, € 5.000,00 (excl. BTW)
factuur 15009, 12-01-2015, € 2.300,00 (excl. BTW)
Asbestsanering door Van Groningen Sloopwerken
4. factuur 25003, 24-01-2015, € 61.199,25 (excl. BTW)
5. factuur 25009, 14-02-2015, € 18.000,00 (excl. BTW)
6. factuur 25010, 14-02-2015, € 210,60 (excl. BTW)
4.5.
Het verweer dat de gevorderde kosten voor asbestinventarisatie en –sanering niet het gevolg zijn van de brandstichting, is niet onderbouwd en wordt om die reden gepasseerd. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.
4.6.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] heeft voorts met betrekking tot de door De Eylaenden gevorderde vergoeding van de asbestinventarisatie en –saneringskosten als verweer gevoerd dat De Eylaenden geen betalingsbewijzen van de onderliggende in het geding gebrachte facturen heeft overgelegd. Dit verweer faalt. Met deze enkele constatering gevolgd door een betwisting bij gebrek aan wetenschap, heeft [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] naar het oordeel van de rechtbank de betreffende facturen niet voldoende gemotiveerd betwist. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de -blote- betwisting van de stelling van De Eylaenden dat de verzekeraar de schade niet heeft vergoed.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering volledig toewijsbaar is. [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van De Eylaenden tot op heden begroot op:
  • kosten dagvaarding € 79,81
  • griffierecht € 1.929,00
  • salaris advocaat €
Totaal € 4.690,81
in de vrijwaringszaken
4.8.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] baseert zijn vordering op artikel 6:166 BW. [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] betwisten dat sprake is geweest van een bewust gezamenlijk optreden. Zij stonden die bewuste nacht weliswaar wat te kletsen bij dan wel in de deuropening van de loods die, zo later bleek, door [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de brand is gestoken, doch van enig handelen in groepsverband dat tot deze brandstichting heeft geleid is geen sprake geweest. Evenmin is sprake geweest van wetenschap van de bandstichting of de kans op het ontstaan van schade, aldus [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] .
4.9.
Artikel 6:166 lid 1 BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
4.10.
De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig door een lid of leden van de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (vgl. HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
4.11.
Willen degenen die niet zelf rechtstreeks de schade hebben toegebracht, aansprakelijk zijn, dan moet aan de volgende vereisten zijn voldaan: (i) er moet een onrechtmatige daad zijn gepleegd door tenminste één groepslid, (ii) er moet sprake zijn van handelen in groepsverband, wat wil zeggen dat objectief iedere deelnemer tenminste een bijdrage moet hebben geleverd aan het groepshandelen en subjectief de deelnemers tenminste een gedeeld besef moeten hebben gehad van dat handelen in groepsverband, (iii) wist of had men behoren te beseffen dat de kans op schade voldoende groot was, en (iv) het handelen in groepsverband moet toerekenbaar zijn in de zin van art. 6:162 lid 3 BW.
4.12.
De enkele stelling dat in de bewuste nacht van 31 december 2014 op 1 januari 2015 sprake was van een jolige en baldadige sfeer, indien en voor zover al juist, is niet voldoende voor civielrechtelijke aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. De verklaring van de getuige [getuige] (deels weergegeven onder 2.6.) maakt dat niet anders. Integendeel, daaruit blijkt geenszins van een actieve betrokkenheid van [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] . Evenmin blijkt daaruit dat redelijkerwijs kon worden verwacht dat iemand van de groep, laat staan [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] , brand zou gaan stichten in de loods zodat de kans op het aldus toebrengen van schade hen moest weerhouden van deelname aan het treffen met [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] .
Ook overigens is in het geheel niet onderbouwd welke (overige) gedragingen [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] hadden moeten nalaten teneinde (brand)schade aan de loods te voorkomen. Voor zover [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] bedoelt te stellen dat sprake is geweest van het (plan tot het) stichten van een vreugdevuur waardoor een sfeer is ontstaan die gevaar oproept en vergroot, overweegt de rechtbank dat voor die lezing van de feiten geen steun is te vinden in de stukken.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] ten aanzien van zijn beroep op artikel 6:166 BW niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. De vordering van [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] tegenover [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] zal daarom worden afgewezen. Aan bewijslevering ter zake wordt niet toegekomen.
4.14.
[gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding op de wijze als het in dictum vermeld, aan de zijde van [gedaagde in 17-607] , [gedaagde in 17-608] en [gedaagde in 17-609] tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 78,00
  • salaris advocaat €
Totaal € 1.866,00

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] onrechtmatig heeft gehandeld jegens De Eylaenden op de wijze als beschreven in r.o. 2.3;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] tot betaling aan De Eylaenden ten titel van voorschot op de schadevergoeding van een bedrag van € 90.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de kosten van het geding, aan de zijde van De Eylaenden tot op heden begroot op 4.690,81, te vermeerderen met de wettelijke nadat veertien dagen zijn verstreken te rekenen vanaf de dag waarop dit vonnis is gewezen;
5.5.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/10/529395 / HA ZA 17-607
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde in 17-607] tot op heden begroot op € 1.866,00;
in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/10/529397 / HA ZA 17-608
5.8.
wijst de vordering af;
5.9.
veroordeelt [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde in 17-608] tot op heden begroot op € 1.866,00;
in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/10/529398 / HA ZA 17-609
5.10.
wijst de vordering af;
5.11.
veroordeelt [gedaagde in 16-1311 eiser in 17-607, 17-608,17-609] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde in 17-609] tot op heden begroot op € 1.866,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.801/2872