ECLI:NL:RBROT:2018:3706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
6719923 VV EXPL 18-107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het concurrentie- en relatiebeding in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de besloten vennootschappen Arturo Riva B.V. en Maas Shipstores B.V. [eiser] was in dienst bij Arturo Riva als logistiek supervisor, maar heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd om bij RMS Marine Service B.V. in dienst te treden, een concurrent van Arturo Riva en Maas Shipstores. Arturo Riva heeft het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst ingeroepen en verzocht om dit te handhaven. [eiser] vorderde in kort geding schorsing van dit beding, omdat hij van mening was dat het beding niet meer geldig was door de gewijzigde omstandigheden en de fusie tussen Arturo Riva en Maas Shipstores.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de functie van [eiser] door de samenwerking tussen de twee bedrijven is gewijzigd en dat het concurrentie- en relatiebeding daardoor zwaarder is gaan drukken. De rechter oordeelde dat het beding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden, omdat de reikwijdte van het beding door de fusie aanzienlijk was vergroot. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en dat de kans groot is dat in een bodemprocedure het concurrentie- en relatiebeding niet meer van toepassing zal zijn. Daarom heeft de rechter het concurrentie- en relatiebeding geschorst, zodat [eiser] zijn werkzaamheden bij RMS kan aanvaarden.

De gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor werkgevers om bij wijzigingen in de arbeidsrelatie opnieuw schriftelijke afspraken te maken over concurrentie- en relatiebedingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6719923 VV EXPL 18-107
uitspraak: 8 mei 2018
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde: mr. O.R. Siemelink te Utrecht,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Arturo Riva B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
en

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Maas Shipstores B.V.,
gevestigd te Rotterdam Hoogvliet,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H.S. Snijders te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] respectievelijk Arturo Riva en Maas Shipstores (afzonderlijk) c.q. gedaagden (gezamenlijk).

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
• de exploten van dagvaarding van 20 maart 2018, met producties;
• de bij brief van 5 april 2018 namens [eiser] in het geding gebrachte aanvullende producties;
• het faxbericht namens gedaagden van 20 april 2018, met productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2018. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn partner en bijgestaan door de gemachtigde. Namens gedaagden is de heer [Z.] (directeur van Maas Shipstores) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten door hun gemachtigden doen toelichten, mede aan de hand van de overgelegde pleitnota (zijdens [eiser]) en pleit-aantekeningen (zijdens gedaagden). Van het overigens ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1992, is per 27 juli 2017 bij Arturo Riva in dienst getreden in de functie van logistiek supervisor, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2
Arturo Riva houdt zich bezig met alle aspecten van het bevoorraden van schepen. Een scheepsbevoorrader draagt zorg voor het afleveren van proviand, verbruiksgoederen, technische materialen en motoronderdelen, dus in feite alles wat los en vast zit aan boord van een schip, behalve de lading.
2.3
In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Arturo Riva is het navolgende concurrentie- en relatiebeding opgenomen:
2.4
In de loop van het jaar 2017 is Arturo Riva een samenwerking aangegaan met Maas Shipstores. Arturo Riva en Maas Shipstores beogen een fusie onder de naam Maas Riva.
2.5
Bij brief van 16 november 2017 heeft Arturo Riva [eiser], voor zover thans van belang, als volgt bericht:

Object:Transfer to other office
Dear Mr. [eiser]
in function of the reorganization ongoing, starting from coming Nov. 20th (included) you are kindly requested to give your service at MAAS Shipstores B.V. […]”
2.6
[eiser] heeft zijn arbeidsovereenkomst bij brief van 21 februari 2018 aan Arturo Riva per 1 april 2018 opgezegd.
2.7
[eiser] wenst in dienst te treden bij RMS Marine Service B.V. (hierna: RMS), een concurrent van Arturo Riva en Maas Shipstores. Arturo Riva heeft [eiser] bij brief van 8 maart 2018 bericht dat zij artikel 14 van de arbeidsovereenkomst handhaaft.

3.Het geschil

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, zo überhaupt nog van toepassing, geheel of gedeeltelijk te schorsen en een zodanige voorziening te treffen dat het [eiser] mogelijk wordt gemaakt om zijn werkzaamheden voor RMS per 1 april 2018 aan te vangen;
subsidiair,voor het geval het concurrentie- en relatiebeding in stand wordt gelaten en [eiser] niet onmiddellijk kan overstappen naar RMS:
gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan [eiser] voor de duur van het concurrentie- en relatiebeding vanaf 1 april 2018 maandelijks te voldoen een (voorschot op de billijke) vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW van € 3.000,00, teneinde in zijn levensonderhoud te kunnen blijven voorzien;
primair en subsidiair:
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan de vordering heeft [eiser] naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten
- zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
concurrentie- en relatiebeding niet meer geldig
3.2.1
Op instructie van Arturo Riva heeft [eiser] eind 2017 een feitelijke en juridische overstap gemaakt naar Maas Shipstores. In december 2017 kreeg [eiser] zijn salaris nog uitbetaald door Arturo Riva. Vanaf januari 2018 werd [eiser] betaald door Maas Shipstores. Maas Shipstores heeft tevens de ontvangst van de opzegging van de arbeids-overeenkomst door [eiser] schriftelijk bevestigd. Maas Shipstores heeft zich dan ook gepresenteerd als de nieuwe werkgever van [eiser]. Met Maas Shipstores is [eiser] echter geen schriftelijke arbeidsovereenkomst overeengekomen, en dus ook geen concurrentie- en relatiebeding. Nu voorts geen sprake is van een overgang van onderneming, is [eiser] jegens Maas Shipstores evenmin gebonden aan zijn
met Arturo Riva overeengekomen concurrentie- en relatiebeding.
3.2.2
Volstrekt onvoorzienbaar voor [eiser] is de combinatie Arturo Riva-Maas Shipstores gevormd, waardoor de reikwijdte en de impact van het met Arturo Riva overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, voor zover zij werkgever van [eiser] is gebleven, fors is toegenomen. Maas Shipstores is veel groter dan Arturo Riva. Via de schakelbepaling “affiliated” ziet [eiser] zich ineens geconfronteerd met een uitbreiding van de verbodsregelingen. Binnen het nieuwe samenstel van bedrijven zijn de verbods-bepalingen ontegenzeglijk zwaarder op [eiser] gaan drukken en hadden daarmee opnieuw overeengekomen moeten worden.
belangenafweging
3.2.3
[eiser] is door Arturo Riva uit zijn functie van logistiek supervisor gezet. Aan [eiser] zijn in de nieuwe combinatie Arturo Riva-Maas Shipstores twee alternatieve functies aangeboden, te weten logistiek assistent (medewerker afdeling spare parts) of assistent sales export bij Maas Trading B.V., een zusterbedrijf van Maas Shipstores. Dit zijn functies op een lager niveau. [eiser] heeft bij gebrek aan beter gekozen voor de functie van assistent sales export. Deze functie biedt [eiser] echter onvoldoende uitdaging en betreft een compleet ander werkveld buiten het zeetransport. Bij RMS kan [eiser] als logistiek manager gaan werken in de scheepsbevoorrading. Gedaagden mogen hem deze kans in redelijkheid niet ontnemen, mede nu zij zelf verantwoordelijk zijn voor de uitholling van de arbeidsrelatie met [eiser]. Daarbij is van belang dat [eiser] niet beschikt over strategische bedrijfsinformatie. Van [eiser] hebben gedaagden dan ook geen reële concurrentie te duchten. Dit terwijl de formulering van het concurrentie- en relatiebeding zeer ruim is. Goed beschouwd mag [eiser] nergens ter wereld werkzaam zijn voor een bedrijf als dat van Arturo Riva en (het concern van) Maas Shipstores.
3.3
Gedaagden hebben verzocht de vordering af te wijzen. Op het verweer van gedaagden wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[eiser] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.2
Een vordering in kort geding komt alleen voor toewijzing in aanmerking als voldoende aannemelijk is dat deze in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen, en van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Daarbij dient te worden uitgegaan van de gestelde en ter zitting gebleken feiten waarbij toetsing maar beperkt mogelijk is, aangezien een kort geding-procedure zich naar haar aard niet goed leent voor nadere bewijslevering. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3
Partijen verschillen allereerst van mening over het antwoord op de vraag wie laatstelijk de werkgever van [eiser] was. Volgens gedaagden was [eiser] ten tijde van diens opzegging van de arbeidsovereenkomst formeel (nog) in dienst van Arturo Riva, daar de (veranderende) arbeidsverhoudingen in het kader van de aankomende fusie tussen Arturo Riva en Maas Shipstores nog niet waren geformaliseerd. De kantonrechter is van oordeel dat uit de (enkele) feiten dat Maas Shipstores vanaf januari 2018 het loon aan [eiser] betaalde - hetgeen volgens gedaagden een interne verrekeningskwestie betrof - en de schriftelijke bevestiging van de opzegging door [eiser] van Maas Shipstores afkomstig was, hoewel Maas Shipstores zich hierdoor inderdaad als de nieuwe werkgever van [eiser] heeft gepresenteerd, niet zonder meer kan worden afgeleid dat Maas Shipstores ook formeel/juridisch gezien de positie van werkgever van Arturo Riva heeft overgenomen.
4.4
Desalniettemin had het concurrentie- en relatiebeding tussen Arturo Riva en [eiser] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter opnieuw schriftelijk overeengekomen moeten worden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.4.1
Een beding in de zin van artikel 7:653 BW moet opnieuw schriftelijk worden overeengekomen indien een wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is, dat het beding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken (HR 9 maart 1979,
NJ1979, 467, Brabant/Van Uffelen).
4.4.2
Vaststaat dat de functie van [eiser] als gevolg van de samenwerking tussen Arturo Riva en Maas Shipstores is gewijzigd. Het pand van Arturo Riva is verkocht en [eiser] is te werk gesteld bij Maas Shipstores in Rotterdam-Hoogvliet en vervolgens bij Maas Trading, een zusterbedrijf van Maas Shipstores. Waar [eiser] zich bij Arturo Riva -naar onbetwist is- bezig hield met de interne logistieke processen van de scheeps-bevoorrading, is hij bij Maas Trading aan het werk gegaan in de orderverwerking ter zake van de wereldwijde handel in levensmiddelen (met name) ten behoeve van internationale cateraars. Dat dit volgens gedaagden niet de definitieve rol van [eiser] binnen het Maas Riva concern zou worden, maakt een en ander niet anders. Duidelijk is immers dat [eiser] niet meer zou terugkeren in zijn oude functie bij Arturo Riva.
4.4.3
Het moederbedrijf van Arturo Riva, Ligabue, heeft Maas Shipstores in oktober 2017 aangekocht. Maas Shipstores, maar ook de aan haar gelieerde ondernemingen zijn hiermee “affiliated” geworden aan Arturo Riva in de zin van het hiervoor onder 2.3 vermelde concurrentie- en relatiebeding. De reikwijdte van het concurrentie- en relatiebeding is daarmee veel groter geworden dan [eiser] bij het aangaan daarvan had kunnen voorzien. Zo is bijvoorbeeld sprake van een grotere kring van klanten en andere relaties. Van belang is echter ook dat Maas Trading, alwaar [eiser] in 2018 aan het werk is gegaan, zich onbetwist richt op een compleet ander marktsegment dan Arturo Riva, namelijk het bevoorraden van cateraars ten behoeve van de olie- en gaswinning en mijnbouw buiten Europa. Het concurrentie- en relatiebeding heeft zich dus ook tot dit werkveld uitgebreid. De kantonrechter is derhalve voorshands van oordeel dat als gevolg van de ontwikkelingen in het kader van de aankomende fusie tussen Arturo Riva en Maas Shipstores en de daardoor ontstane wijziging van de functie van [eiser], het concurrentie- en relatiebeding zwaarder is gaan drukken. Dat dit zo is, is in feite ter zitting bevestigd toen namens gedaagden werd aangegeven dat zij [eiser] juist vanwege hetgeen hij bij Maas Trading heeft gezien en de informatie waartoe hij aldaar toegang had, aan zijn concurrentie- en relatiebeding wensen te houden.
4.4.4
Het concurrentie- en relatiebeding verliest niet onder alle omstandigheden volledig zijn geldigheid, maar slechts voor zover de in de maatstaf (zie hiervoor onder 4.4.1) genoemde, tezamen genomen omstandigheden dit nodig maken met het oog op enerzijds de bescherming die (het schriftelijkheidsvereiste van) artikel 7:653 lid 1 BW de werknemer biedt tegen het niet weloverwogen aangaan van bedoeld beding en anderzijds het te beschermen belang van de werkgever bij dat beding (HR 5 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2221, AVM Accountants/Spaan). De kantonrechter overweegt in dit kader dat de reikwijdte van het onderhavige concurrentie- en relatiebeding door het aangaan van een samenwerking met Maas Shipstores, welk bedrijf zich tevens toespitst op de maritieme logistiek en met wie Arturo Riva een concernverband beoogt, momenteel onduidelijk en diffuus is geworden. Mede van belang is dat door [eiser] onbetwist is gesteld dat in de internationale scheepsvaartsector geen sprake is van klantloyaliteit/ langlopende klantrelaties. Het concurrentie- en relatiebeding is, ook gelet op de gewijzigde samenwerkingsverbanden tussen de betreffende organisaties en de daaraan gelieerde/ verwante vennootschappen (“affiliated”), naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet zodanig af te bakenen dat aan [eiser] nog steeds de bescherming wordt geboden die door artikel 7:653 lid 1 BW wordt beoogd. Dit komt voor rekening en risico van gedaagden. Voldoende aannemelijk is dan ook geworden dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat het concurrentie- en relatiebeding haar gelding volledig heeft verloren.
4.5
In dit kort geding kan echter niet worden bepaald dat het concurrentie- en relatiebeding niet meer van toepassing is, nu een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt naar haar aard niet voorlopig is. Gelet op de formulering van het petitum onder primair, leiden de voorgaande overwegingen dan ook tot de beslissing dat het concurrentie- en relatiebeding zal worden geschorst, teneinde het [eiser] mogelijk te maken om bij RMS in dienst te treden.
4.6
De kantonrechter overweegt ten overvloede dat ook de belangenafweging in de zin van artikel 7:653 lid 3 sub b BW in dit kort geding tot een schorsing van het concurrentie- en relatiebeding had geleid. Daartoe is van belang dat onvoldoende is gebleken dat [eiser] beschikt over concrete, concurrentiegevoelige informatie. Hij heeft voornamelijk een niet-commerciële functie uitgeoefend, waarbij hij zich bezig hield met interne logistieke processen. Waar het belang van gedaagden om [eiser] aan zijn concurrentie- en relatiebeding te houden beperkt lijkt te zijn, is het belang van [eiser] om bij RMS aan het werk te gaan duidelijk. Hoewel vastgesteld kan worden dat [eiser] zich bij (het concern van) Arturo Riva heeft kunnen ontwikkelen en daarbij ook enkele carrièrestappen heeft gemaakt, is ter zitting ook gebleken dat de rol van [eiser] binnen de nieuwe combinatie Maas Riva (nog) niet helder was. Volgens gedaagden waren nog perspectiefrijke onderhandelingen gaande, maar [eiser] ziet dit anders. In ieder geval is als niet door gedaagden betwist komen vast te staan dat [eiser] bij RMS de functie van logistiek manager kan gaan uitvoeren - dit is een hogere functie dan logistiek supervisor - tegen verbeterde arbeidsvoorwaarden, zodat op dit moment gesproken kan worden van een functieverbetering.
4.7
Gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proces-kosten. De aan het slot van de exploten gevorderde informatiekosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 4,79 per KvK-uittreksel, gelet op de daarvoor geldende tarieven.

5.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
schorst het tussen Arturo Riva en [eiser] overeengekomen concurrentie- en relatiebeding;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 284,60 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
673