4.6Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd aan eiseres. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. De rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dit betekent dat de opgelegde loondoorbetalingsverplichting komt te vervallen en dat verweerder geen nieuw besluit op het bezwaar van eiseres hoeft te nemen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.254,50,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1,5 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1). Verder heeft eiseres verzocht om vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde arbeidsdeskundige. Daartoe heeft eiseres een factuur overgelegd van in totaal € 2.322,96 inclusief BTW (uurtarief van
€ 125,-). Verweerder heeft deze factuur, als gehecht aan de pleitnota die aan verweerder in het kader van de schorsing is toegezonden, niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gedeclareerde werkzaamheden op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. De arbeidsdeskundige is aan te merken als deskundige in de zin van deze bepaling. De maatstaf voor vergoeding van de kosten van een deskundige wordt vastgesteld ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van artikel 6 van het Besluit in strafzaken 2003 (het Besluit) geldt voor de werkzaamheden in deze zaak een tarief van ten hoogste € 121,95 per Verschuldigde omzetbelasting, in dit geval 21%. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de vergoeding voor de deskundige, inclusief reiskosten op basis van openbaar vervoer, vast op € 2.261,80.