ECLI:NL:RBROT:2018:3534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
10/680106-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en mishandeling met psychische problematiek van de verdachte

Op 24 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en mishandeling van zijn ex-partner. De zaak, met parketnummer 10/680106-16, betreft een periode van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, die zich uitte in veelvuldig telefonisch contact en het zich ophouden in de nabijheid van haar woning. De verdachte, die lijdt aan een psychische aandoening, heeft gedurende vijf maanden de aangeefster lastiggevallen, ondanks haar duidelijke verzoeken om geen contact meer te zoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, en heeft hem ook schuldig bevonden aan mishandeling. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 120 dagen had gevorderd, gematigd en een gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en toezicht door de reclassering. De verdachte is als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte onder bewind staat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680106-16
Uitspraakdatum: 24 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
bijgestaan door mr. M. Mook, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Egberts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van de door Reclassering Nederland geïndiceerde bijzondere voorwaarden, alsmede een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] en een straatverbod voor de [plaats delict] te Zwijndrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde belaging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de verdachte onder het tweede, derde en vierde gedachtestreepje verweten gedragingen. Immers, vast staat dat aangeefster en de verdachte op steenworp afstand van elkaar wonen. Onder die omstandigheid levert het enkele feit dat ze tegelijkertijd dezelfde route afleggen dan wel zich op hetzelfde moment op dezelfde plaats bevinden nog geen belaging op. Daar komt bij dat de verdachte slechts eenmaal naar binnen heeft gekeken in de woning van aangeefster. De gedragingen van de verdachte kunnen dan ook niet worden gekwalificeerd als ‘stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’ als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde mishandeling. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er te veel inconsistenties bestaan tussen de verklaringen van de aangeefster en de getuige [naam getuige 1] , zodat de verklaring van laatstgenoemde als onbetrouwbaar terzijde dient te worden geschoven.
Bij die stand van zaken rest er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde mishandeling te komen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Feit 1
Volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad (zie: HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626) moet de vraag of sprake is van ‘stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer’ als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht worden beoordeeld aan de hand van de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. In de onderhavige zaak houden de gebezigde bewijsmiddelen in dat de verdachte gedurende een periode van 5 maanden veelvuldig telefonisch contact heeft gezocht met aangeefster en dat hij zich meerdere keren heeft begeven naar en opgehouden in de nabijheid van de woning van aangeefster. De stelling dat de verdachte aangeefster niet heeft achtervolgd, maar dat ze elkaar telkens min of meer toevallig tegen kwamen, is in het licht van de verklaringen van de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] onaannemelijk en wordt als zodanig door de rechtbank terzijde geschoven. Daar komt bij dat de verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij zich in de ten laste gelegde periode veelvuldig in de straat van aangeefster heeft opgehouden en dat hij een enkele keer ook via het raam naar binnen in de woning heeft gekeken. De omstandigheid dat de verdachte keer op keer opnieuw contact zocht met aangeefster, ondanks dat zij meermalen ondubbelzinnig kenbaar had gemaakt niet langer wenste te worden benaderd door hem, maakte deze gedragingen des te indringender, zoals ook blijkt uit haar aangifte. Gelet op de voorgeschiedenis en het totaalbeeld van de gedragingen van de verdachte, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegd feit.
Feit 2
(On)betrouwbaarheid verklaring getuige [naam getuige 1]
De raadsman heeft er terecht op gewezen dat er onderlinge verschillen zijn aan te wijzen tussen de verklaringen van de aangeefster en de getuige [naam getuige 1] . Dit betreft echter verschillen op detailniveau. De verklaringen, te weten dat aangeefster door de verdachte is beetgepakt en op de grond is gegooid, komen in de kern overeen. De verklaringen zijn bruikbaar voor het bewijs en kunnen de bewezenverklaring zoals hieronder weergegeven dragen.
Partiële vrijspraak
Nu voor de in de tenlastelegging vermelde gedraging ‘met kracht op de rug, althans het lichaam slaan en/of stompen’ geen ander bewijs voorhanden is dan de aangifte, zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.2.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 en 2ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 20 oktober 2015 tot en met 8 maart 2016 te Zwijndrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en ,
immers heeft hij, verdachte, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode
- veelvuldig telefonisch contact gezocht met die [naam slachtoffer] en
- veelvuldig bij de woning van [naam slachtoffer] aangebeld
enin de woning via het raam naar binnen gekeken en
- zich veelvuldig, opgehouden in de nabijheid van die [naam slachtoffer] en in de nabijheid van de woning van die [naam slachtoffer] en
- op straat achter die [naam slachtoffer] aangelopen.
2.
hij op 28 februari 2016 te Zwijndrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer] beet te pakken en vervolgens op de grond te gooien.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1:belaging.
ten aanzien van feit 2:mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

In opdracht van de officier van justitie heeft de psychiater G.H.E. van Hoecke onderzoek gedaan naar de persoon van de verdachte. Uit het door de deskundige uitgebrachte Pro Justitia-rapport komt als conclusie naar voren dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie van het paranoïde type en cannabismisbruik. Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten maakte de verdachte een terugval in zijn psychotische stoornis door. Vanwege het staken van medicatie door de verdachte ontwikkelden zich geleidelijk aan psychotische klachten, waardoor hij toenemend bezorgd/controlerend werd naar zijn ex-partner. De verdachte had achterdochtige gedachten en ervoer de buitenwereld als onveilig en veronderstelde dat zijn ex-partner zich prostitueerde. Vanwege het ontbreken van ziekte inzicht, dient de verdachte minder dan een ander in staat worden geacht een strategie te kunnen ontwikkelen voor het leren omgaan met zijn ziekte. De psychiater adviseert de verdachte derhalve
sterk verminderd toerekeningsvatbaarte achten.
De rechtbank kan zich verenigen met de weergegeven conclusies van de psychiater en maakt deze tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en belaging van zijn ex-vrouw. De belaging heeft nagenoeg vijf maanden geduurd. Daarbij heeft de verdachte aangeefster veelvuldig gebeld en heeft zich meermalen in de nabijheid van aangeefster begeven. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en het schadeonderbouwingsformulier is gebleken dat de belaging gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg heeft gebracht en zij nog steeds op haar hoede is uit angst dat de verdachte opnieuw contact met haar opneemt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2017, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake soortgelijke feiten.
- het psychiatrisch rapport gedateerd 26 mei 2016, opgemaakt door G.H.E. van Hoecke, waarvan de korte inhoud reeds hiervoor in de rubriek ‘strafbaarheid van de verdachte’ is weergegeven. De psychiater constateert een verhoogd risico op recidive ingeval van staking van de (depot)medicatie. De verdachte is sinds 1995 bekend bij GGZ Yulius in verband met zijn schizofrenie, waarbij een dosisverlaging van medicatie telkens tot terugval in zijn psychotische klachten leidde. Dergelijke episodes vonden plaats na het onderbreken van zijn gedwongen behandeling. De psychiater adviseert om in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf aandacht te besteden aan een stringent toezicht door de reclassering. Mogelijk dat zulks er toe kan bijdragen dat de vicieuze cirkels van terugval die de verdachte in een GGZ-kader heeft doorgemaakt, doorbroken kunnen worden.
- het reclasseringsrapport gedateerd 13 april 2017, opgemaakt door [naam] , als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland. De reclassering adviseert om aan verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden in het vonnis op te nemen een meldplicht en het zich houden aan de aanwijzingen van GGZ Yulius en/of de behandelaar, alsook het verlenen van medewerking tot het ondergaan van zijn maandelijkse depotmedicatie. Zulks ter beoordeling van de uitvoerend behandelaar binnen GGZ Yulius.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering evenals behandeling van verdachtes problematiek noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank acht daarnaast een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] noodzakelijk.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat de verdachte onder bewind staat en het civiele recht oproeping van de bewindvoerder voorschrijft. Nu zulks niet is gebeurd, leent de vordering zich niet voor behandeling.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de aard van de zaak en de geestesgesteldheid van de verdachte ruimte biedt voor een beroep op matiging ex artikel 6:109 BW.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid en de draagkracht van de verdachte, aanleiding zou kunnen geven tot matiging van de vordering, doch dat dat het vaststellen van de mate waarin die matiging zou moeten plaatsvinden zodanig ingewikkeld is dat beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Voor de goede orde wijst de rechtbank op het bepaalde in artikel 51f, vierde lid, laatste volzin, Sv, waarin is bepaald dat bepalingen over vertegenwoordiging in burgerlijke zaken voor de verdachte niet van toepassing zijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder
1 en 2ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen,
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door Reclassering Nederland zullen worden gegeven. Daartoe dient de veroordeelde zich melden bij voornoemde instelling zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht;
  • zich zal houden aan de aanwijzingen van GGZ Yulius en/of de behandelaar, ook indien zulks inhoudt dat hij zijn medewerking verleent tot het ondergaan van zijn maandelijkse depotbehandeling. Een en ander ter beoordeling van de uitvoerend behandelaar binnen GGZ Yulius;
  • zich zal onthouden van contact met [naam slachtoffer] .
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
mr. E.G. Fels en mr. A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2015 tot en met 8 maart 2016 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers is/heeft hij, verdachte, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode (telkens) (onder meer)
- veelvuldig, althans meermalen (telkens) telefonisch contact gezocht met die [naam slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans meermalen (telkens) bij de woning van [naam slachtoffer] aangebeld of in de woning (via het raam) naar binnen gekeken en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen (telkens) opgehouden in de nabijheid van die [naam slachtoffer] en/of in de nabijheid van de woning van die [naam slachtoffer] en/of
- ( op straat) meermalen, althans eenmaal (telkens) achter die [naam slachtoffer] aangelopen.
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2016 te Zwijndrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer] met kracht op haar rug, althans lichaam te slaan en/of te stompen en/of voornoemde [naam slachtoffer] beet te pakken en/of vervolgens op de grond te gooien.