ECLI:NL:RBROT:2018:3503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
6687967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en aanzegvergoeding in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en Lacta Fides Health Care B.V. [verzoekster] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als zorgcoördinator bij Lacta Fides en verzocht om betaling van achterstallig loon en een aanzegvergoeding. De arbeidsovereenkomst was van toepassing op de CAO voor verpleeg- en verzorgingshuizen. [verzoekster] meldde zich ziek op 31 augustus 2017, waarna Lacta Fides de loonbetaling opschortte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst was die de omvang van de arbeidsovereenkomst bevestigde, en dat de door [verzoekster] ingebrachte urenoverzichten niet voldoende bewijs boden voor haar vorderingen. De kantonrechter oordeelde dat de bewijslast bij [verzoekster] lag en dat zij niet in haar verzoeken kon worden ontvangen. De verzoeken tot betaling van achterstallig loon en aanzegvergoeding zijn afgewezen, en [verzoekster] is veroordeeld in de proceskosten van Lacta Fides, vastgesteld op € 100,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6687967 \ VZ VERZ 18-3483
uitspraak: 23 april 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: [plaatsnaam],
verzoekster,
gemachtigde: mr. T. Kocabas,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lacta Fides Health Care B.V.,
gevestigd te Schiedam,
verweerster,
gemachtigde: mr. P. Drenth.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[verzoekster]” en “Lacta Fides”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ontvangen op 28 februari 2018;
  • het verweerschrift, ter griffie ontvangen op 3 april 2018;
  • de producties 1 tot en met 17 van Lacta Fides;
  • de producties 14 tot en met 18 van [verzoekster], en
  • de pleitaantekeningen van [verzoekster].
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 april 2018. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.

2.De vaststaande feiten

2.1
[verzoekster] is met ingang van 1 juni 2017 voor bepaalde tijd van zes maanden, derhalve tot 1 december 2017, in dienst getreden bij Lacta Fides in de functie van zorgcoördinator tegen een uurloon van € 16,04 bruto.
2.2
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO verpleeg-, verzorgingshuizen of de Thuiszorg van toepassing.
2.3
Op 31 augustus 2017 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld.
2.4
Bij brief van 19 september 2017 heeft Lacta Fides de loonbetaling aan [verzoekster] opgeschort, ‘omdat er niet beoordeeld kan worden of u recht heeft op loondoorbetaling.’

3.Het verzoek

3.1
[verzoekster] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair
I. om Lacta Fides te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen € 7.254,93 netto en
€ 4.789,45 bruto aan achterstallig loon zoals in het verzoekschrift omschreven;
II. om Lacta Fides te veroordelen om aan haar te betalen de aanzegvergoeding van
€ 2.571,53 bruto;
subsidiair
III. om Lacta Fides te veroordelen aan [verzoekster] te betalen € 7.254,93 netto en € 4.154,91 bruto aan achterstallig loon zoals in het verzoekschrift omschreven;
IV. om Lacta Fides te veroordelen om aan haar te betalen de aanzegvergoeding van
€ 2.502,24 bruto;
meer subsidiair
V. om Lacta Fides te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen € 830,77 netto en
€ 9.954,31 bruto aan achterstallig loon zoals in het verzoekschrift omschreven;
VI. om Lacta Fides te veroordelen om aan haar te betalen de aanzegvergoeding van
€ 2.133,32 bruto;
nog meer subsidiair
VII. om Lacta Fides te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen € 8.321,64 bruto aan achterstallig loon zoals in het verzoekschrift omschreven;
VIII. om Lacta Fides te veroordelen om aan haar te betalen de aanzegvergoeding van
€ 1.785,73 bruto;
en, in alle gevallen
IX. om Lacta Fides te veroordelen aan [verzoekster] te betalen de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW over het in sub I of sub III of sub V of sub VII genoemde bedrag, gemaximeerd tot 50%;
X. om Lacta Fides te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de voornoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
XI. om Lacta Fides te bevelen om binnen acht dagen na de te wijzen beschikking aan [verzoekster] te doen toekomen de salarisspecificatie van de maanden september 2017 tot en met november 2017 c.q. specificatie eindafrekening, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag dat Lacta Fides nalaat om de gevraagde stukken aan [verzoekster] te doen toekomen;
XII. Lacta Fides te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar verzoek legt [verzoekster] ten aanzien van de loonbetaling nakoming van de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten grondslag. Ten aanzien van de aanzegvergoeding stelt [verzoekster] dat Lacta Fides niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting op grond van artikel 7:668 lid 1 BW en derhalve op grond van lid 3 van dat artikel de gevorderde schadevergoeding aan haar verschuldigd is.

4.Het verweer

Lacta Fides betwist de door [verzoekster] gestelde overeenkomst. Er is afgesproken dat [verzoekster] op oproepbasis voor Lacta Fides zou werken. Vanaf de datum van ziekmelding heeft [verzoekster] zich onttrokken aan de controle op haar ziekte. Gelet op de reizen die [verzoekster] tijdens haar ziekte zonder toestemming van Lacta Fides heeft gemaakt zijn er bij Lacta Fides grote twijfels gerezen omtrent de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster].

5.De beoordeling

5.1
[verzoekster] stelt dat de omvang van de arbeidsovereenkomst tussen partijen 36 uur is. Dat wordt door Lacta Fides gemotiveerd betwist, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. [verzoekster] heeft ter onderbouwing van haar stelling dezelfde bescheiden in het geding gebracht als - zo blijkt uit het vonnis van 8 december 2017 - in de kort geding procedure tussen partijen met zaaknummer 6401636 \ VV EXPL 17-418. In die procedure heeft de kantonrechter geoordeeld dat op basis van die stukken niet kan worden vastgesteld wat de arbeidsomvang per week is en ook niet wat het gemiddelde maandloon van [verzoekster] is. Tot datzelfde oordeel komt de kantonrechter in deze procedure, gelet op het hierna volgende.
5.2
[verzoekster] heeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst in het geding gebracht. Lacta Fides heeft wel een schriftelijk exemplaar van een arbeidsovereenkomst in het geding gebracht, maar die is niet ondertekend (door geen van beide partijen) en [verzoekster] betwist dat die overeenkomst tussen partijen heeft te gelden. Er is dan ook geen contract voorhanden dat uitkomst biedt om duidelijkheid te scheppen over de arbeidsomvang.
5.3
[verzoekster] beroept zich verder op de door haar in het geding gebrachte urenoverzichten van de maanden juni, juli en augustus 2017 om, zo begrijpt de kantonrechter, op basis van het gemiddelde daarvan op grond van artikel 7:610b BW de omvang van de bedongen arbeid vast te stellen. De maand juni 2017 is niet in geschil. Op 31 juli 2017 is ter zake van die maand door Lacta Fides - conform de loonstrook - een bedrag van € 2.036,59 aan [verzoekster] overgemaakt. Uit de loonstrook is op te maken dat in juni 2017 door [verzoekster] 156 uur is gewerkt en dat er bedragen zijn gereserveerd ter zake van vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Over de maanden juli en augustus 2017 twisten partijen. Lacta Fides betwist de juistheid van de door [verzoekster] van die maanden in het geding gebrachte urenoverzichten en de juistheid van de door [verzoekster] ingebrachte loonstrook van de maand juli 2017. De betreffende urenoverzichten zijn, anders dan die van juni 2017, met de hand ingevuld, terwijl het digitaal invoeren van de uren volgens Lacta Fides een vereiste is voor uitbetaling van die uren. Dat verklaart ook waarom voor de maanden juli en augustus 2017 alleen een voorschot is overgemaakt, aldus Lacta Fides. Immers, het aantal gewerkte uren kan niet worden vastgesteld in verband met het ontbreken van deugdelijke registratie van de door [verzoekster] gewerkte uren. [verzoekster] beroept zich in dat verband op het bestaan van een
36-urig dienstverband, zodat zij helemaal niet gehouden was om urenstaten in te vullen, digitaal of handmatig, omdat er altijd minimaal recht op loonbetaling op basis van de overeengekomen 36 uur bestond. Gelet op hetgeen onder 5.2 is geoordeeld, staat die arbeidsomvang echter niet vast, zodat de redenering van [verzoekster] op dit punt niet gerechtvaardigd is. [verzoekster] was dus verplicht om urenstaten aan te leveren aan haar werkgever, zoals zij ook gedaan heeft ten aanzien van juni 2017. Het voorschrift van Lacta Fides om dat digitaal te doen acht de kantonrechter redelijk, zodat [verzoekster] gehouden was om daar aan te voldoen. Daarvoor is niet van belang of partijen dat vooraf, schriftelijk, zijn overeengekomen. Nog los van de vraag of de handmatige overzichten conform afspraak zijn, betwist Lacta Fides ook de juistheid van de daarin opgenomen uren en ligt de bewijslast daarvan bij [verzoekster].
5.4
[verzoekster] beroept zich verder op de werkgeversverklaring van 10 juli 2017. Volgens haar kan op basis van het bruto jaarsalaris van € 30.000,-- en het overeengekomen uurloon van
€ 16,04 worden geconcludeerd dat de werkgeversverklaring ziet op een arbeidsovereenkomst ter zake van een 36-urige werkweek. De juistheid van die berekening an sich wordt door Lacta Fides niet betwist. Lacta Fides betwist wel de juistheid van de inhoud van de werkgeversverklaring en wijst er op dat die door een werknemer van haar is opgemaakt die daartoe niet bevoegd is, zodat de inhoud haar ook om die reden niet bindt.
Lacta Fides heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat mevrouw [C.], directeur, zich ten tijde van het opmaken van de werkgeversverklaring in het buitenland bevond. Lacta Fides heeft desgevraagd van de medewerker die de werkgeversverklaring heeft ingevuld en ondertekend vernomen dat [verzoekster] vertelde dat [C.] toestemming had gegeven om een werkgeversverklaring in te vullen op basis van de door [verzoekster] verstrekte en in de verklaring opgenomen gegevens. [verzoekster] heeft de betreffende medewerker verteld dat de werkgeversverklaring noodzakelijk was in verband met bankzaken, aldus Lacta Fides. Deze lezing van de gang van zaken is door [verzoekster] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling onvoldoende gemotiveerd weersproken. Bovendien staan in die werkgeversverklaring geen expliciete gegevens over de arbeidsomvang vermeld.
5.5
De bewijslast ter zake van de omvang van de arbeidsovereenkomst rust op [verzoekster].
[verzoekster] heeft in haar verzoekschrift een algemeen geformuleerd bewijsaanbod gedaan, waarbij zij opmerkt dat zij meent dat zij met overlegging van de producties bij het verzoekschrift voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen. Zoals hiervoor reeds geoordeeld deelt de kantonrechter die mening niet. Bovendien acht de kantonrechter, gelet op de inhoud van het vonnis in de eerder tussen partijen gevoerde kort geding procedure, het zeer algemene bewijsaanbod van [verzoekster] in deze procedure onvoldoende. Het had op haar weg gelegen om, in ieder geval tijdens de mondelinge behandeling, per onderdeel te specificeren op welke wijze zij (aanvullend) bewijs zou wensen te leveren. Een dergelijke nadere toelichting ontbreekt en om die reden wordt aan het bewijsaanbod van [verzoekster] voorbij gegaan. Dat betekent dat de omvang van de arbeidsovereenkomst in deze procedure niet is komen vast te staan en ook niet komt vast te staan.
5.6
Lacta Fides heeft de loondoorbetaling aan [verzoekster] vanaf 19 september 2017 opgeschort op grond van artikel 7:629 lid 6 BW. Gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen inmiddels is geëindigd, kan een opschorting geen effect meer sorteren, zodat de loondoorbetalingsverplichting van Lacta Fides jegens [verzoekster] als het ware - in beginsel, als die zou komen vast te staan - weer is herleefd. In het kader van het verzoek tot betaling van de vergoeding op grond van artikel 7:668 lid 3 BW heeft Lacta Fides verwezen naar de aanzegging op voorhand in de door haar in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst. Zoals eerder al is geoordeeld kan in verband met het ontbreken van handtekeningen van partijen op dat document niet van de inhoud daarvan worden aangegaan. Van een schriftelijke aanzegging conform de wet is derhalve niet gebleken, zodat Lacta Fides in verband met het niet nakomen van de aanzegverplichting in beginsel een vergoeding aan [verzoekster] verschuldigd is. Echter, zowel het verzoek tot betaling van de aanzegvergoeding als de loonbetalingsvordering hangen zodanig samen met de omvang van de arbeidsovereenkomst – die dus niet is komen vast te staan - dat beide niet kunnen worden toegewezen en dus worden afgewezen.
5.7
De vorderingen onder IX, X en XI delen - gelet op de samenhang met de loonvordering en het verzoek tot betaling van een aanzegvergoeding - in het lot van afwijzing.
5.8
In het licht van hetgeen in dit vonnis is geoordeeld, is de discussie omtrent de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] in deze procedure niet (meer) relevant, omdat de uitkomst daarvan niet tot een ander oordeel in deze procedure kan leiden.
5.9
In artikel 7:629a lid 6 BW is bepaald dat een werknemer ter zake van een loonvordering op grond van dat artikel slechts in de proceskosten van de werkgever wordt veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Dat daarvan sprake is, is niet gesteld en ook niet gebleken. Voor zover de procedure de loonvordering betreft blijven de proceskosten van Lacta Fides dus voor haar eigen rekening. Ten aanzien van het deel van de procedure dat ziet op de aanzegvergoeding wordt [verzoekster] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Die kosten worden aan de zijde van Lacta Fides vastgesteld op € 100,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van Lacta Fides vastgesteld op € 100,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703