1.2.Artikel 2, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Iw) bepaalt dat ACM is belast met de taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen.
Het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat de werkzaamheden van ACM tot doel hebben het bevorderen van goed functionerende markten, van ordelijke en transparante marktprocessen en van een zorgvuldige behandeling van consumenten. Daaronder wordt verstaan het bewaken, bevorderen en beschermen van een effectieve mededinging en gelijke concurrentievoorwaarden op markten en het wegnemen van belemmeringen daarvoor.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Iw mogen gegevens of inlichtingen welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een taak als bedoeld in artikel 2, tweede lid, zijn verkregen uitsluitend worden gebruikt voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak of van enige andere taak als bedoeld in artikel 2, tweede lid.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is voor zover een wettelijk voorschrift het gebruik van verkregen gegevens of inlichtingen regelt.
Artikel 12u van de Iw luidt als volgt:
“(…)
2. De openbaarmaking van de beschikking geschiedt niet eerder dan nadat tien werkdagen zijn verstreken na de dag waarop de beschikking aan de overtreder bekend is gemaakt, tenzij de overtreder de beschikking zelf heeft openbaar gemaakt, heeft doen openbaar maken of heeft aangegeven geen bedenkingen te hebben tegen eerdere openbaarmaking.
3. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking van de beschikking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
4. Indien de openbaarmaking van de beschikking naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het aan de Autoriteit Consument en Markt opgedragen toezicht op de naleving, blijft openbaarmaking achterwege. (…)”
Artikel 12w van de Iw luidt als volgt:
“1. De Autoriteit Consument en Markt kan door haar genomen andere besluiten dan beschikkingen tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing openbaar maken, alsmede andere documenten die door haar of in haar opdracht zijn vervaardigd voor de uitvoering van de aan haar bij of krachtens de wet opgedragen taken.
2. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet openbaar gemaakt.
3. Artikel 12u, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het eerste lid besluit tot openbaarmaking van een besluit.
4. Artikel 12u, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het eerste lid is niet van toepassing, voor zover een wettelijk voorschrift de openbaarmaking regelt.”
2. Bij brief van 7 juli 2016 is namens eiseres het volgende aan ACM geschreven:
“Met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur verzoek ik u, namens [eiseres] , om toezending van alle onder u berustende informatie over het onderzoek van ACM naar een mogelijke overtreding van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet door [bedrijf] .
Ik verzoek u binnen de wettelijke termijn van vier weken te beslissen op dit verzoek en geen gebruik te maken van de verdagingsmogelijkheid.”
3. In het primaire besluit heeft ACM het verzoek van eiseres afgewezen. ACM heeft dit besluit bij het bestreden besluit gehandhaafd. Hieraan heeft ACM ten grondslag gelegd dat informatie over (al dan niet lopende) onderzoeken onder de geheimhoudingsplicht van artikel 7 van de Iw valt. Uit het overleggen van een inventarislijst of overzicht waarin per document wordt aangegeven welke documenten onder artikel 7 van de Iw vallen, zou volgens ACM kunnen worden opgemaakt dat er sprake is (geweest) van onderzoek. Dit zou het uitgangspunt van de geheimhoudingsplicht uithollen. Indien er sprake zou zijn (geweest) van onderzoek en er documenten zouden zijn die niet onder de reikwijdte van artikel 7, eerste lid, van de Iw vallen, staan de weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d en g, van de Wob aan het verstrekken van eventuele informatie in de weg.
4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of ACM de weigering van openbaarmaking heeft gebaseerd op de juiste wettelijke grondslag.
5. Uit de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van de Iw én die van de Stroomlijningswet volgt dat de wetgever met het systeem van artikel 7 en de artikelen 12u, 12v en 12w van de Iw heeft bedoeld een uitputtende regeling te treffen die voorrang heeft op de Wob indien de informatie betrekking heeft op een aan ACM opgedragen taak. Binnen dat systeem vallen onder de geheimhoudingsplicht van artikel 7, eerste lid, van de Iw gegevens en inlichtingen die ACM heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een aan ACM opgedragen taak. Dergelijke verkregen gegevens kunnen dus in beginsel niet openbaar worden gemaakt. Indien daarentegen wordt verzocht om documenten die door ACM zelf of in opdracht van ACM zijn vervaardigd voor de uitvoering van een aan haar opgedragen taak, vindt artikel 12w van de Iw toepassing. Dit geldt ook voor zover dergelijke documenten verkregen gegevens in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Iw bevatten. Artikel 12w van de Iw is namelijk een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Iw, waardoor het op basis van artikel 12w van de Iw openbaar maken van verkregen gegevens en inlichtingen niet in strijd komt met het geheimhoudingsgebod van artikel 7, eerste lid, van de Iw (Kamerstukken II 2012/2013, 33622, nr. 3, p. 63). Zodra het om een door of in opdracht van ACM vervaardigd document gaat, dient de toetsing van de openbaarmaking dus geheel onder artikel 12w van de Iw plaats te vinden. Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in de uitspraak van 20 december 2016, ECLI:NL:CBB:2016:435, betekent overigens het enkel toevoegen door ACM van verkregen gegevens aan andere verkregen gegevens niet dat het om een door ACM vervaardigd document als bedoeld in artikel 12w, eerste lid, van de Iw gaat. Omdat het gesloten systeem van artikel 7 en de artikelen 12u, 12v en 12w van de Iw geldt in geval van informatie die ziet op de uitvoering van een aan ACM opgedragen wettelijke taak, is in een dergelijk geval de Wob niet van toepassing. 6. Een verzoek tot openbaarmaking kan ook zien op informatie die niet betrekking heeft op een aan ACM opgedragen wettelijke taak. In dat geval is de Wob van toepassing. Blijkens de parlementaire geschiedenis valt hierbij te denken aan informatie over de interne bedrijfsvoering van ACM, bonnetjes van bestuursleden, enzovoort. Zoals het CBb heeft overwogen in de uitspraak van 17 juni 2016, ECLI:NL:CBB:2016:169, kan ook worden gedacht aan informatie over hoe besluiten tot stand komen, zoals de wijze van corresponderen, uiteraard voor zover deze informatie niet specifiek betrekking heeft op de uitvoering van een aan ACM opgedragen taak. 7. Het verzoek van eiseres ziet op alle onder ACM berustende informatie over het onderzoek van ACM naar een mogelijke overtreding van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet door [bedrijf] . De rechtbank stelt vast dat dit verzoek ziet op informatie die ACM heeft verkregen of vervaardigd in het kader van haar wettelijke taak. Dit betekent dat het systeem van artikel 7 en de artikelen 12u, 12v en 12w van de Iw van toepassing is op het verzoek van eiseres.
8. De rechtbank is van oordeel dat voor zover ACM informatie heeft verkregen in verband met een (mogelijk) onderzoek naar [bedrijf] , ACM het verzoek van eiseres terecht heeft afgewezen op grond van artikel 7 van de Iw. Voor zover er echter sprake is of zou zijn van door ACM vervaardigde documenten met betrekking tot dit (mogelijke) onderzoek, had ACM ten aanzien van deze documenten artikel 12w van de Iw ten grondslag moeten leggen aan haar besluitvorming. Voor zover in het bestreden besluit de weigering is gebaseerd op de weigeringsgronden van de Wob kan het besluit evenmin stand houden. Zoals onder 7. is overwogen is het systeem van artikel 7 en de artikelen 12u, 12v en 12w van de Iw van toepassing op het verzoek van eiseres en niet de Wob. Het bestreden besluit komt dan ook, onder gegrondverklaring van het beroep, voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).