ECLI:NL:RBROT:2018:3258

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
547771 / HA RK 18-304
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 23 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. S.G. Koekkoek, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter konden rechtvaardigen. Verzoeker had aangevoerd dat de rechter te laat was begonnen met de zitting en dat hij zonder gemachtigde was gewezen op zijn procesrechten. De wrakingskamer concludeerde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker eerder ook al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, die in hoofdzaak voortkwamen uit algemeen ongenoegen over de rechtspraak en niet uit specifieke klachten over de rechter in kwestie. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker misbruik had gemaakt van het wrakinginstituut en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in de aanhangige procedure niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/547771 HA RK 18-304
Beslissing van 23 april 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. S.G. Koekkoek, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam, team handel en haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 26 maart 2018 heeft de rechter een aanvang willen maken met het horen van getuigen in de procedure, betreffende het door Achmea Schadeverzekeringen N.V., Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en ASR Schadeverzekeringen N.V. ingediende verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor tegen verzoeker als verweerder.
Die procedure draagt als kenmerk C/10/537288 / HA RK 17-948.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht. Bij brieven van 27 maart 2018 en 16 april 2018 heeft verzoeker nader gereageerd.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier in de hierboven omschreven procedure alsmede het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting en de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, de rechter alsmede de advocaat van de verzoekers in de civielrechtelijke procedure zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft hiervan gebruik gemaakt bij e-mails van 5 april 2018 en 19 april 2018.
Ter zitting van 20 april 2018, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is verzoeker verschenen. De rechter is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
De rechter is vijf minuten te laat begonnen met de zitting. Verzoeker kwam alleen voor het getuigenverhoor en wist ook wel dat hij geen contra-enquête mocht opstarten of processuele handelingen mocht verrichten. Het zijn deze mededelingen die overduidelijk aangaven dat deze rechter corrupt en vooringenomen is en was vanaf de eerste minuut dat verzoeker binnen was. De rechter heeft verzoeker opgelicht door geen rekening te houden met de in de dagvaardingen gemelde volgorde van oproeping en deze zonder enige kennisgeving te wijzigen. Hieruit blijkt dat de rechter een onredelijke rechter is. De rechter is corrupt en de rechtbank is een corrupte bende.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
Verzoeker is om iets na 11:00 uur naar binnen geroepen omdat hij zowel partij als getuige is in de zaak. Over de volgorde van verhoor is niet gesproken omdat verzoeker vrijwel direct aangaf dat hij een wrakingsverzoek indiende. Het verzoek heeft niets te maken de competentie van de rechter, noch is er sprake van enige vooringenomenheid.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5
Vaststaat dat de rechter enkele minuten later dan het geplande tijdstip van 11.00 uur een aanvang heeft willen maken met het getuigenverhoor. Eveneens kan worden vastgesteld dat de rechter niet is toegekomen aan het horen van de getuige, nu verzoeker terstond - zoals hij zelf stelt binnen 46 seconden na aanvang van de zitting - een wrakingsverzoek heeft ingediend. Uit de door verzoeker aangevoerde omstandigheid dat de rechter later is begonnen dan het geplande tijdstip kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter worden afgeleid. Daaruit kan immers niet worden afgeleid dat de rechter de voorkeur zou geven aan het standpunt van een procespartij noch dat hij de schijn heeft gewekt dat te zullen doen.
3.6
Uit de enkele omstandigheid dat de rechter na binnenkomst van verzoeker zonder gemachtigde, verzoeker er op heeft gewezen dat hij zonder een gemachtigde geen proceshandelingen mocht verrichten kan evenmin objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter worden afgeleid. Dit geldt eveneens voor het binnenroepen van verzoeker om iets na 11.00 uur. De rechter wilde op dat moment een aanvang maken met het horen van de getuigen waarbij verzoeker als procespartij aanwezig mocht zijn en ook vragen mocht stellen aan de getuigen.
3.7
Verzoeker heeft tevens aangevoerd dat de rechter onderdeel uitmaakt van een corrupte rechtbank, bij welke alle rechters niet onafhankelijk zijn. Deze wrakingsgrond is niet specifiek gericht tegen de rechter die de zaak behandelt en kan daarom niet tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek leiden.
3.8
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.9
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker meerdere verzoeken tot wraking heeft ingediend. Evenals bij de vorige verzoeken heeft verzoeker voor dit verzoek gronden aangevoerd, die in hoofdzaak niet zijn te herleiden tot klachten die het recht op onpartijdige behandeling van zijn zaak raken, maar veeleer op algeheel ongenoegen jegens het functioneren van de rechtspraak in het algemeen en deze rechtbank als geheel. Op deze gronden concludeert de wrakingskamer dat verzoeker oneigenlijk gebruik, en daarmee misbruik van het wrakinginstituut heeft gemaakt. De wrakingskamer ziet dan ook aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de thans aanhangige procedure tegen verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. S.G. Koekkoek;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de thans aanhangige procedure tegen verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. J.H. de Wildt en
mr. drs. J. van den Bos, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. J.H. de Wildt uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2018 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker;
- mr. S.G. Koekkoek;