Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de oproepingsbrief van 17 januari 2018 waarbij de comparitie is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2018.
2.De feiten
heeft daarvan in 1990 een bedrag van Hfl 17.635,99 besteed door mee te betalen
aan een door [gedaagde] gekocht appartement aan de [adres] .
- [eiser] zijn woning aan de [adres] verkoopt en - vrij van hypotheek - zal leveren aan [gedaagde] en
- [gedaagde] daarvoor aan [eiser] een koopprijs zal betalen van € 25.000,-.
De in de notariële akte vermelde koopprijs was overeenkomstig de waarde van de woning in verhuurde staat.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Nu de “zeer innige en langdurige” relatie tussen partijen tot een einde is gekomen is het - aldus [eiser] - inmiddels tijd om de goederenrechtelijke situatie weer in overeenstemming te brengen met de tussen partijen geldende verbintenisrechtelijke situatie. [eiser] verwijst daartoe naar ECLI:NL:GHARL:2015:8851.
Aldus is onvoldoende aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat [gedaagde] er niet gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen dat [eiser] indertijd de eigendom van de woning aan haar wenste over te dragen. Zo dit al op een misverstand berust heeft [eiser] met deze door hem gekozen constructie in deze langdurige affectieve relatie onder de hier omschreven omstandigheden inmiddels het, door hem kennelijk niet eerder dan in 2015 aan de orde gestelde, terugvorderingsrecht verwerkt. Anders gezegd: de uitoefening van een terugvorderingsrecht is in de onderhavige omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 6:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Dat [eiser] intussen wel zelf bezwaar maakte tegen de WOZ –waarde van de woning en kosten maakte voor onderhoud van de woning, maakt dit niet anders. Ook dit kan uit de door [eiser] als “zeer innige en langdurige” relatie worden verklaard alsmede uit de omstandigheid dat hij de woning – tegen een tot voor kort zeer geringe vergoeding – zelf bewoonde.
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
5.De beslissing
2872