[appellante] heeft bij memorie van grieven tegen het bestreden vonnis van 3 april 2013 zeven grieven gericht en haar eis gewijzigd en vermeerderd in die zin dat zij thans vordert bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis, behoudens de beslissing over de proceskosten, te bekrachtigen, alsmede
I.
primair, voor recht te verklaren dat er geen rechtsverhouding tussen partijen heeft bestaan waaruit [geïntimeerden] het recht kunnen of konden ontlenen om de woningen van [appellante] aan de [adres 1], de [adres 3] en de [adres 2] te [woonplaats] te beheren en/of te houden en/of te verhuren, en dat [geïntimeerden] nimmer over het economisch eigendom van deze woningen van [appellante] hebben beschikt;
subsidiair, voor recht te verklaren dat de rechtsverhouding tussen partijen waaruit [geïntimeerden] het recht konden ontlenen om de woningen van [appellante] te beheren en/of te houden en/of te verhuren en/of daardoor over het economisch eigendom van de woningen van [appellante] te beschikken, is geëindigd op een in goede justitie te bepalen datum, dan wel zal eindigen op een in goede justitie te bepalen datum;
II.
primair, [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om de woningen aan de [adres 1] en de [adres 3] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van het arrest te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels die de toegang tot de woningen verschaffen ter algehele vrije beschikking van [appellante] te stellen, zulks op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerden] na betekening van het arrest daartoe in gebreke blijven, tevens met machtiging aan [appellante] om de ontruiming zelf, desnoods met behulp van de sterke arme van politie en justitie, te bewerkstelligen op kosten van [geïntimeerden] indien zij in gebreke blijven aan het arrest te voldoen;
subsidiair, [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het arrest hun medewerking te verlenen tot de overdracht van de huurovereenkomsten welke [geïntimeerden] met derden hebben gesloten ten aanzien van de woningen van [appellante] aan de [adres 1] en de [adres 3] te [woonplaats], welke overdracht via onderhandse akte om niet dient plaats te vinden, en voorts te bepalen dat bij het uitblijven van deze medewerking het arrest hiervoor in de plaats zal treden ex artikel 3:300 lid 2 BW;
III. [geïntimeerden] te verplichten om binnen veertien dagen na betekening van het arrest aan [appellante] alle gewenste inlichtingen te geven over en inzage te geven in alle bankafschriften en overige administratieve bescheiden met betrekking tot de geïnde huurpenningen voor de woningen aan de [adres 1], de [adres 3] en de [adres 2] te [woonplaats], zulks op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerden] na betekening van het arrest daartoe in gebreke blijven;
IV.
primair, [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen de schade ad € 123.239,95 te vergoeden aan [appellante], zijnde het verschil tussen de onrechtmatig ontvangen huurpenningen en betaalde woonlasten ten aanzien van de woningen aan de [adres 1] en de [adres 3] te [woonplaats], alsmede de helft van de onrechtmatig ontvangen huurpenningen minus betaalde woonlasten ten aanzien van de woning aan de [adres 2], zulks berekend vanaf vijf jaar voor het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg;
subsidiair, [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen de schade te vergoeden aan [appellante] ter grootte van de onrechtmatig ontvangen huurpenningen minus betaalde woonlasten ten aanzien van de woningen aan de [adres 1] en de [adres 3] te [woonplaats], alsmede de helft van de onrechtmatig ontvangen huurpenningen minus betaalde woonlasten ten aanzien van de woning aan de [adres 2], zulks vanaf het moment van het eindigen van de rechtsverhouding (“economisch eigendom”) tussen partijen, zoals in goede justitie te bepalen;
V. voor recht te verklaren dat [geïntimeerden] onrechtmatig hebben gehandeld en handelen jegens [appellante] door de woningen van [appellante] onbevoegd en in strijd met wettelijke en contractuele verplichtingen te verhuren, te verwaarlozen, en door [appellante] de toegang van haar woningen te ontzeggen en voorts [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen de dientengevolge door [appellante] geleden en te lijden schade ad € 112.000,- te vergoeden;
VI. [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling aan [appellante] van het bedrag ad € 100.000,-;
VII. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan [appellante] van het bedrag ad € 15.056,60 aan betaalde vermogensbelasting door [appellante], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling van dit bedrag door [appellante] aan de belastingdienst tot aan de dag van de algehele voldoening, dan wel vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
VIII. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen in de vertaal- en onderzoekskosten van de vaststellingsovereenkomst d.d. 9 april 2011 ad € 1.434,33;
IX. [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.