Conclusie10. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit en de nadere besluiten van 24 augustus 2016 en 26 juni 2017 vernietigen wegens strijd met de artikelen 10 en 11 van de Wob en de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb voor zover de minister geweigerd heeft volgende documenten openbaar te maken: de gespreksverslagen (documenten 555, 557, 558, 559, 562, 563, 565, 569, 571, 574, 575, 577, 578, 579, 581, 595, 597, 598, 600, 604, 606, 607, 611, 619, 621, 622, 623, 650, 652, 654, 656, 657, 659, 661, 662, 664, 668, 670, 671, 672, 678, 679, 686, 688, 689, 691, 693, 694, 695, 723, 734, 736, 801, 803, 804, 805, 806 en 808) en de documenten 51, 180, 212, de bijlage van 516 met uitzondering van de handtekening, de bijlage van 546 en 848.
11. Gelet op artikel 8:41a van de Awb, de zeer lange duur van deze procedure en het verloop daarvan ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank realiseert zich dat dit een vergaande beslissing is, maar acht deze gerechtvaardigd omdat de minister ruimschoots voldoende gelegenheid heeft gehad zijn besluitvorming van een deugdelijke motivering te voorzien en RTL er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat deze procedure niet nog (veel) langer gaat duren.
In de loop van de procedure heeft de minister wisselende standpunten ingenomen over de vraag in hoeverre het archief van de commissie Scheltema onder de werking van de Wob dan wel de Wft valt. In de beroepsprocedure tegen het besluit van 13 juni 2011 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat het gehele archief onder de Wft valt, wat voor de rechtbank Amsterdam aanleiding was zich onbevoegd te verklaren en het beroepschrift ter behandeling door te sturen naar deze rechtbank. Zoals volgt uit de uitspraak van 27 maart 2014, heeft deze rechtbank vervolgens geprobeerd het geschil tussen partijen definitief te beslechten aan de hand van een door de minister op te stellen inventarislijst. Dit is niet mogelijk gebleken, omdat de minister heeft geweigerd een dergelijke lijst op te stellen. Vervolgens heeft de minister hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, om pas na de bevestiging van de uitspraak van de rechtbank door het CBb een inventarislijst op te stellen en het bestreden besluit te nemen. Daaruit volgt dat de minister inmiddels van oordeel is dat het archief grotendeels onder de Wob valt. De bij het bestreden besluit gevoegde inventarislijst bevat veel fouten en/of onduidelijkheden. Daardoor is de beoordeling ervan onnodig vertraagd en bemoeilijkt. Ook bij de herziene inventarislijst heeft de rechtbank nog enkele onduidelijkheden geconstateerd. RTL heeft dan ook terecht naar voren gebracht dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Vervolgens heeft de rechtbank de minister in beroep in de gelegenheid gesteld de weigering van de openbaarmaking van een groot aantal stukken nader toe te lichten, in het bijzonder de gespreksverslagen. Daarbij heeft de rechtbank uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij de in het bestreden besluit gegeven toelichting te algemeen acht. De minister heeft vervolgens een nadere toelichting gegeven, die in essentie neerkomt op een herhaling van het al ingenomen standpunt.
Gelet daarop en op het tijdsverloop in deze procedure ziet de rechtbank geen aanleiding de minister opnieuw in de gelegenheid te stellen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de documenten die hiervoor onder 10 zijn vermeld door de minister openbaar moeten worden gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 7 is overwogen kan de minister bij deze openbaarmaking de namen en persoonsgegevens in deze documenten onleesbaar maken.