ECLI:NL:RBROT:2014:6139

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
AWB - 12_02549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van het archief van de commissie Scheltema door de minister van Financiën

In deze zaak heeft RTL Nederland B.V. beroep ingesteld tegen de weigering van de minister van Financiën om het archief van de commissie Scheltema openbaar te maken. Het primaire besluit van 15 februari 2011, waarin het verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd afgewezen, werd door de minister onderbouwd met verwijzingen naar de Wob en de Wet op het financieel toezicht (Wft). RTL stelde dat de minister onvoldoende inzicht had verschaft in de samenstelling van het archief en dat niet aannemelijk was gemaakt dat het archief onder het toepassingsbereik van de Wft viel. De rechtbank Amsterdam verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Rechtbank Rotterdam.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de minister zijn standpunt onvoldoende had toegelicht en niet had voldaan aan de verzoeken van RTL om specificatie van de documenten in het archief. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende inzichtelijk had gemaakt waarom openbaarmaking van het archief op grond van de Wft moest worden geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de minister werd opgedragen binnen twaalf weken opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van RTL.

De rechtbank benadrukte dat de minister een volledige inventarislijst van het archief moest opstellen, zodat RTL beter kon reageren op het standpunt van de minister. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 maart 2014, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 12/2549

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 maart 2014 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTL Nederland B.V.(RTL),
te Hilversum, eiseres,
gemachtigden: R.B.W. Lukassen en R.J.E. Vleugels,
en

de minister van Financiën, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. M.A.G. Stolker.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van RTL om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van het archief van de Commissie van Onderzoek DSB Bank (de commissie Scheltema), voor zover op dit verzoek nog niet is beslist en voor zover deze informatie niet al openbaar is, geweigerd met verwijzing naar de Wob en artikel 1:42 van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Bij besluit van 13 juli 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van RTL ongegrond verklaard.
RTL heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.
De rechtbank Amsterdam heeft zich na inhoudelijke behandeling van de zaak bij uitspraak van 5 juni 2012 onbevoegd verklaard en de zaak, aldaar bekend onder registratienummer AWB 11/4079 WOB, op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar deze rechtbank, inclusief de stukken die door verweerder op grond van artikel 8:29 van de Awb zijn overgelegd.
De zaak is tezamen met de zaak ROT 12/4005 behandeld ter zitting van 14 februari 2013. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n). Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Bij beslissing van 14 februari 2013 heeft de rechtbank het onderzoek in beide zaken heropend, verweerder verzocht stukken over te leggen en een nadere toelichting te geven. Tevens heeft de rechtbank bij deze beslissing op voorhand bepaald dat beperking van de kennisneming van de door verweerder over te leggen stukken gerechtvaardigd is voor zover verweerder deze stukken niet openbaar heeft gemaakt en geen aanleiding ziet dat alsnog te doen.
RTL heeft (ongevraagd) bij brief van 14 maart 2013 op de heropeningsbeslissing gereageerd en stukken overgelegd alsmede toestemming gegeven om mede op basis van de door verweerder onder toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde en nog over te leggen stukken uitspraak te doen. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 25 maart 2013 op het bij de heropeningsbeslissing gedane verzoek van de rechtbank gereageerd onder toezending van een aantal stukken met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb. Daarop heeft RTL desgevraagd bij brief van 11 april 2013 gereageerd, waarbij RTL de rechtbank enkele verzoeken heeft gedaan.
Bij brief van 30 mei 2013 heeft de rechtbank onder meer het door RTL in haar brief van 11 april 2013 gedane verzoek om een proceskostenveroordeling aangehouden tot de uitspraak en de andere verzoeken van RTL afgewezen. Voorts heeft de rechtbank verweerder bij deze brief verzocht nadere stukken over te leggen, wat verweerder bij brief van 11 juni 2013 met een beroep op artikel 8:29 van de Awb heeft gedaan.
Bij brief van 30 juli 2013 heeft de rechtbank verweerder verzocht zijn reactie van 11 juni 2013 nader toe te lichten, wat verweerder bij brief van 23 september 2013 heeft gedaan. Desgevraagd heeft RTL hierop bij brief van 22 oktober 2013 gereageerd.
Partijen is vervolgens verzocht de rechtbank toestemming te verlenen zonder nadere zitting uitspraak te doen. Aangezien RTL deze toestemming niet heeft verleend, is het onderzoek ter zitting tezamen met de zaak ROT 12/4005 voortgezet op 16 december 2013, alwaar partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n).

Overwegingen

1.
Bij brief van 29 maart 2010 heeft RTL verweerder verzocht om openbaarmaking van, kort gezegd, alle informatie over de commissie Scheltema waarover verweerder beschikt (deel I) alsmede het archief van de commissie Scheltema, waarover verweerder destijds nog niet beschikte (deel II).
1.1
Bij besluit van 11 oktober 2010 heeft verweerder op deel I van het verzoek deels toewijzend beslist door openbaarmaking van documenten die verweerder eind 2009 zelf aan de commissie Scheltema heeft gezonden. Wat betreft de overige documenten heeft verweerder openbaarmaking geweigerd op grond van de Wob.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder op deel II van het verzoek afwijzend beslist aan de hand van een indeling van het archief van de commissie Scheltema, dat hij in december 2010 heeft ontvangen.
1.
Documenten die verweerder zelf eind 2009 aan de commissie heeft toegezonden: deze vallen niet binnen de reikwijdte van het onderhavige verzoek, maar van het verzoek in de zaak ROT 12/4005, waarop bij besluit van 25 oktober 2010 reeds is beslist.
2.
Achtergrondinformatie uit openbare bronnen: deze is al openbaar.
3.
Gegevens die de commissie Scheltema bij de toezichthouders heeft opgevraagd: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 1:42, zevende lid, van de Wft.
4.
Informatie afkomstig van DSB: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
5.
Schriftelijke informatie van derden: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob.
6.
Gespreksverslagen met derden als genoemd in bijlage 5 van het rapport: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
7.
Beraadslagingen van de commissie Scheltema: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
8.
E-mailwisseling tussen de commissieleden: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
9.
Voorlopige versies van (hoofdstukken van) het rapport: openbaarmaking wordt geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
10.
Huishoudelijke en administratieve zaken van de commissie Scheltema.
Naar de rechtbank begrijpt, stelt verweerder zich in hetzelfde besluit primair op het standpunt dat het archief van de commissie Scheltema niet onder het toepassingsbereik van de Wob valt, met uitzondering van de stukken die verweerder zelf aan de commissie heeft verstrekt (bladzijde 2, laatste volledige alinea, van het primaire besluit).
2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn weigering het archief van de commissie Scheltema openbaar te maken gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van documenten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob die berusten bij verweerder, met uitzondering van de documenten die door verweerder aan de commissie zijn verstrekt. De commissie Scheltema is bovendien een niet onder verweerders verantwoordelijkheid werkzame instelling als bedoeld in artikel 3 van de Wob. Voor zover de Wob van toepassing zou zijn, verhindert artikel 1:42, zevende lid, van de Wft grotendeels openbaarmaking van het archief, waarbij verweerder opmerkt dat de documenten die wel voor openbaarmaking in aanmerking zouden kunnen komen reeds in de vorm van het “Rapport van de commissie van Onderzoek DSB Bank” openbaar zijn gemaakt.
2.1
Verweerder heeft zich in beroep nader op het standpunt gesteld dat openbaarmaking van het gehele archief van de commissie Scheltema – dat door verweerder als één geheel wordt gezien – wordt geweigerd op grond van artikel 1:42 van de Wft. Voor zover dat artikel op sommige documenten uit het archief niet van toepassing zou zijn, zijn deze documenten niet te scheiden van de documenten waarop dat artikel wel van toepassing is.
3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit baseert op de Wft, zodat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het beroep.
3.1
Nu verweerder zich in beroep op het standpunt stelt dat het gehele archief van de commissie Scheltema onder het toepassingsbereik van artikel 1:42 dan wel 1:89 van de Wft valt en dat de Wob daarop niet van toepassing is, behoeft zijn standpunt in het bestreden besluit dat dit archief niet onder hem berust in de zin van de Wob geen bespreking meer.
4.
Het betoog van RTL dat verweerder haar onvoldoende inzicht heeft verschaft in de samenstelling van het archief van de commissie Scheltema en onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gehele archief onder het toepassingsbereik van artikel 1:42 dan wel artikel 1:89 van de Wft valt, slaagt.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van 29 maart 2010 ziet op openbaarmaking van het complete archief van de commissie Scheltema en dat RTL al in bezwaar heeft verzocht om een opsomming door verweerder van de documenten die zich in dat archief bevinden, waarbij verweerder volgens RTL per document dient aan te geven welke weigeringsgrond voor openbaarmaking hij hanteert. Aan dit verzoek heeft verweerder niet voldaan, anders dan door in het primaire besluit een globale indeling van het archief te geven. Ook in beroep heeft verweerder dit, ondanks het bij beslissing van 14 februari 2013 en de brief van 30 juli 2013 gedane verzoek de inhoud van het archief nader te specificeren en het beroep op artikel 1:42 van de Wft nader toe te lichten, niet gedaan. De rechtbank acht de door verweerder desgevraagd gegeven toelichting niet toereikend, want te algemeen en onvoldoende gespecificeerd, wat onvoldoende recht doet aan de uiteenlopende aard van de documenten. Van een aantal documenten dat verweerder heeft verstrekt, is niet duidelijk onder welke (sub)categorie, zoals opgesomd in het primaire besluit, het valt. Ten aanzien van de in het primaire besluit onder 3 weergegeven categorie stukken is de rechtbank van oordeel dat dit evident documenten betreft die vallen onder artikel 1:42, zevende lid, van de Wft, maar ook dan dient verweerder te specificeren en te motiveren welke documenten onder deze categorie vallen. De in het primaire besluit onder 6 tot en met 9 genoemde categorieën zien op documenten die door de commissie Scheltema zelf zijn geproduceerd. De rechtbank heeft deze documenten bekeken en ziet ten aanzien van de meeste documenten een nauwe samenhang met artikel 1:42 van de Wft, zoals verweerder bepleit. Hiermee is echter niet gezegd dat deze documenten onder het toepassingsbereik van de Wft vallen en, voor zover dit niet het geval is, dat er een andere grond is voor weigering van openbaarmaking. Ten slotte heeft de rechtbank stukken in het archief aangetroffen waarvan evident is dat deze niet onder het toepassingsbereik van de Wft vallen. Ten aanzien van deze stukken is niet steeds duidelijk of verweerder meent dat zij onder categorie 2 (al openbaar) vallen, ook omdat verweerder niet specificeert welke documenten volgens hem onder welke categorie vallen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onvoldoende gemotiveerd waarom openbaarmaking van (delen van) het archief van de commissie Scheltema (nog steeds) op grond van de Wft dient te worden geweigerd.
4.1
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
5.
De rechtbank heeft door heropening van het onderzoek, het opvragen van nadere stukken en verzoeken om nadere toelichting geprobeerd het geschil tussen partijen definitief te beslechten, maar is daarin niet geslaagd omdat verweerder zijn standpunt te algemeen en onvoldoende specifiek heeft toegelicht. Verweerder zal dan ook met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen. Gezien de lengte van de procedure tot op heden zal de rechtbank verweerder een beslistermijn stellen van twaalf weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Daartoe dient verweerder binnen vier weken een volledige inventarislijst van het archief op te stellen, voorzien van een op deze lijst toegespitste motivering per document of categorie documenten, zodat voor RTL inzichtelijk(er) wordt welke documenten het archief behelst en zij (meer) gemotiveerd kan reageren op verweerders standpunt. Vervolgens kan RTL binnen vier weken schriftelijk reageren. Kort daarna kan een hoorzitting plaatsvinden, waarna verweerder opnieuw op het bezwaar dient te beslissen.
De rechtbank ziet geen reden om verweerder een last onder dwangsom op te leggen, zoals RTL vraagt. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder hetzij uitvoering geeft aan deze uitspraak, hetzij hoger beroep instelt en binnen de gestelde beslistermijn een verzoek om voorlopige voorziening indient als hij niet (binnen twaalf weken) opnieuw op het bezwaar wil beslissen. Ook het verzoek van RTL om verweerder op te dragen een alles omvattend nieuw primair besluit te nemen, wijst de rechtbank af. Er is geen rechtsgrond om verweerder op te dragen een nieuw besluit te nemen over die onderdelen van de verzoeken van RTL waarover al een onherroepelijke beslissing voorligt. Bovendien leidt een opdracht aan verweerder om een nieuw primair besluit te nemen in plaats van een nieuwe beslissing op bezwaar tot verdere verlenging van de toch al zeer lang lopende procedure.
6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan RTL het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door RTL gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde (Vleugels) beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting van 12 januari 2012 (in Amsterdam), 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting van 14 februari 2013 en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 16 december 2013, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit,
  • bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken na de datum van verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar beslist met inachtneming van deze uitspraak,
  • bepaalt dat verweerder aan RTL het betaalde griffierecht van € 302,- vergoedt,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mr. T. Damsteegt en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Kuil, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2014.
De griffier is verhinderd deze voorzitter
uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.