6.2Verweerder heeft ter zitting bij de rechtbank erkend dat eiser binnen de periode van nawerking ongeschikt is geraakt tot werken, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser uitsluitend aanspraak op ziekengeld kan maken jegens zijn (ex)werkgever vanwege diens betalingsverplichting. Deze stelling van verweerder volgt de rechtbank niet. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit artikel 63a, eerste lid, van de ZW weliswaar volgt dat de eigenrisicodrager met betrekking tot personen als eiser bepaalde werkzaamheden ter zake van de voorbereiding van besluiten op grond van de ZW verricht, maar dat besluiten op grond van bezwaar en beroep hiervan zijn uitgezonderd. Dit betekent dat verweerder gehouden was op eisers bezwaar dat ten onrechte toepassing van artikel 46 van de ZW achterwege is gebleven te beslissen en daarbij te motiveren of er recht bestaat op een ZW-uitkering in aanvulling op het ziekengeld van zijn (ex)werkgever en, zo ja, jegens wie eiser dit recht te gelde kan maken.
7. Uit wat is overwogen in 6.1 en 6.2 volgt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven vanwege het ontbreken van een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit, één en ander met inachtneming van wat hier is overwogen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.