Op 20 februari 2018 heeft de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Rotterdam een bevel tot gevangenneming afgegeven voor een verdachte die wordt beschuldigd van deelname aan een terroristische organisatie, zoals bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, die zeven maanden zwanger is en zich met haar kind in een vluchtelingenkamp in Noord-Syrië bevindt, heeft de Nederlandse nationaliteit en is op 14 maart 2016 internationaal aangehouden. De rechtbank overweegt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die samen met haar man naar Syrië is afgereisd en daar in een door de Islamitische Staat gecontroleerd gebied heeft gewoond. De officier van justitie heeft verzocht om een bevel tot gevangenneming om de uitlevering van de verdachte naar Nederland te verkrijgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van haar aanwezigheidsrecht gebruik wil maken en dat haar verblijfplaats bekend is. Dit biedt een handelingsperspectief voor de Nederlandse autoriteiten om de verdachte in staat te stellen van haar recht gebruik te maken. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om een bevel tot gevangenneming te geven, aangezien de verdachte een ernstig gevaar voor vlucht vertoont en er ernstige bezwaren zijn tegen haar. De rechtbank beveelt de gevangenneming ter uitlevering en draagt de officier van justitie op om de nodige stappen te ondernemen voor de uitvoering van dit bevel.