Hoe nu verder?
Centraal in deze zaken staat de vraag of, en in hoeverre deze kunnen worden behandeld ter terechtzitting buiten aanwezigheid van de verdachten. Verdachten, van wie gesteld wordt dat zij in een strijdgebied in Syrië en/of Irak verblijven.
De rechtbank stelt voorop dat het aanwezigheidsrecht van evident belang is: dit is één van de meest fundamentele rechten van een verdachte. Een recht dat valt binnen het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces. Uitgangspunt is dan ook dat zoveel mogelijk in het werk gesteld wordt om de verdachte ter zitting aanwezig te kunnen laten zijn. Toch behoort berechting buiten aanwezigheid van de verdachte tot de mogelijkheden. Daarvan is in elk geval sprake als de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.
De rechtbank constateert dat het openbaar ministerie genoemde inspanningsverplichting in deze zaken serieus neemt, en er alles aan heeft gedaan om de verdachte bijvoorbeeld via social media, en al dan niet via- via te bereiken. Dit heeft er in sommige gevallen toe geleid dat de verdachte is bereikt en op de hoogte is van de vervolging en/of zitting, dat er contact is tussen de politie en de verdachte, of dat een advocaat is benaderd. In een aantal gevallen is er geen enkele vorm van contact tot stand gekomen met de verdachte. In geen enkel geval is de verdachte ter zitting verschenen.
Het openbaar ministerie heeft betoogd dat in alle zaken over drie maanden een inhoudelijke behandeling van de zaak - al dan niet bij verstek - mogelijk moet zijn.
De rechtbank stelt voorop dat voortvarendheid in de behandeling van een strafzaak in zijn algemeen natuurlijk zeer valt toe te juichen. Maar ook in dat opzicht gaat het hier om bijzondere zaken. Het zijn relatief jonge zaken, in die zin dat de eerste kenbare daad van vervolging: het uitbrengen van de dagvaarding, eind februari/begin maart 2017 is geschied. De verdachten bevonden zich op dat moment en nu nog (als gesteld) op een plek, en in een positie die contact maken met en het bijwonen van een zitting in Nederland zacht gezegd niet eenvoudig maken. Onder dergelijke omstandigheden kan juist wat minder haast in het belang van een goede rechtspleging zijn. Hier komt bij dat de politieke en militaire situatie in de strijdgebieden in Syrië en omstreken aan veranderingen onderhevig is, en aspecten van veiligheid en gevaar, en daarmee de verblijfplaats van de verdachten en hun wens al dan niet te kunnen of willen terugkeren naar Nederland, mogelijk ook. Evenmin valt binnen overzienbare termijn uit te sluiten dat een verdachte wordt aangehouden en daarna mogelijk ook aan Nederland wordt uit- of overgeleverd.
Per zaak zal dan ook moeten worden bekeken wat de stand van zaken is, waarbij het aanwezigheidsrecht de leidraad is. De rechtbank zal hierbij onderscheid maken in drie categorieën zaken:
De verdachte heeft te kennen gegeven aanwezig te willen zijn bij de behandeling van zijn strafzaak
De verdachte heeft afstand gedaan van het aanwezigheidsrecht
Niet gezegd kan worden dat de verdachte afstand heeft gedaan van het aanwezigheidsrecht
Ad 1.
Uit de stukken blijkt dat de verdachte [verdachte 5] via Facebook Messenger op de hoogte is gebracht van de dagvaarding en de zitting van 22 juni 2017. De verdachte heeft op 20 april 2017 in een chatsessie met verbalisanten onder meer laten weten hopelijk snel terug te komen naar Nederland en zich te gaan melden bij de ambassade in Turkije.
De raadsvrouw van de verdachte [verdachte 6] heeft ter zitting te kennen gegeven dat haar cliënt aanwezig wil zijn bij de behandeling van zijn strafzaak.
De rechtbank ziet hierin aanleiding deze zaken voor langere, maar bepaalde tijd aan te houden, opdat deze verdachten van hun aanwezigheidsrecht gebruik kunnen maken. Het openbaar ministerie wordt verzocht alles in het werk te stellen dit mogelijk te maken.
De zaak [verdachte 5] zal voor inhoudelijke behandeling worden aangehouden tot
30 januari 2018 om 9:00 uur.De zaak [verdachte 6] zal voor regie worden aangehouden tot
30 januari 2018 om 11:00 uur.
Ad 2.
Op 10 maart 2017 (voor de zitting van 23 maart 2017) heeft de verdachte zelf met de politie via Facebook Messenger te kennen gegeven nooit meer terug te komen naar Nederland en bereid te zijn een verklaring af te leggen als de officier van justitie dat zou wensen. Uit het dossier blijkt dat de zus van de verdachte [verdachte 10] op 18 april 2017 heeft verklaard veel contact te hebben met de verdachte. Zij heeft in bijzijn van de politie een foto van de oproeping voor de zitting van 22 juni 2017 aan de verdachte verstuurd via Facebook Messenger. De zus heeft op 14 juni 2017 telefonisch aan de verbalisanten medegedeeld dat zij nog contact heeft gehad met de verdachte, en dat hij zei dat hij de dagvaarding had gezien, dat hij ook niet bij de zitting van 22 juni 2017 aanwezig zou zijn en überhaupt nooit terug zou komen, ongeacht de uitslag van de rechtszaak. Hij zou wel een advocaat hebben ingeschakeld.
Met de officier van justitie leidt de rechtbank uit het voorgaande af, dat de verdachte afstand heeft gedaan van het aanwezigheidsrecht. De zaak kan dan ook bij verstek worden behandeld. Dit kan op korte termijn, en inhoudelijk. De zaak zal met dat doel worden aangehouden tot
12 september 2017 om 13:30 uur.De officier van justitie wordt verzocht om de verdachte in de gelegenheid te stellen een verklaring af te leggen en, nu tot op heden niet is gebleken dat zich een advocaat heeft gesteld, zich in verbinding te stellen met een raadsman of -vrouw.
Ad 3.
Deze categorie is weer te verdelen in verschillende groepen.
De verdachte weet van de zitting, maar onduidelijk is of afstand is gedaan
De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte [verdachte 3] (impliciet) afstand heeft gedaan van het aanwezigheidsrecht. De rechtbank stelt vast dat dit uit de woorden die hij blijkens de uitgewerkte audiobestanden in dit verband heeft gebruikt, niet eenduidig valt af te leiden. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De rechtbank stelt evenwel ook vast, dat deze verdachte de dagvaarding kent, op de hoogte is van de zittingsdatum en kennelijk ook beschikt over het dossier. Hij laat in het recente facebookcontact dat hij heeft met de politie immers weten dat hij het dossier gaat lezen en informeert nog of het hetzelfde is als de vorige keer. Hij heeft een raadsman die gemachtigd is de verdediging te voeren.
Een inhoudelijke behandeling van de zaak komt in zo’n situatie dichtbij, zij het dat ook hier meer tijd nodig is. De rechtbank zal beslissen dat de zaak nog een keer aangehouden wordt opdat er meer duidelijkheid kan komen over de vraag of de verdachte erbij wil zijn of niet. Er is nota genomen van de mededeling van de raadsman dat het in de (mogelijke) positie van de verdachte gevaarlijk is te zeggen al dan niet naar Nederland te willen komen. Hier staat tegenover hetgeen hiervoor is opgemerkt over de steeds veranderende politieke en militaire situatie in de strijdgebieden en daarmee mogelijk ook veranderende aspecten van verblijfplaats, veiligheid en gevaar. Deze zaak zal worden aangehouden tot
30 januari 2018 om 13:30 uur, wederom voor regie.
Onbekend of de verdachte weet heeft van de zitting, maar er is contact
In de zaken van de verdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] blijkt uit de processen-verbaal dat de ex-partner/-vrouw respectievelijk de moeder contact heeft met de verdachte, maar dat zij daarover geen nader informatie willen geven. Niet bekend is of de verdachten weet hebben van de vervolging, van de zitting, of van de inhoud van de strafzaak, nog daargelaten of zij hierbij aanwezig willen zijn.
Ook hier zullen tijd en nader onderzoek waar mogelijk, wellicht een antwoord bieden. Deze zaken zullen worden aangehouden tot
30 januari 2018 om 13:30 uur, wederom voor regie.
Taal noch teken
In de zaken van de verdachten [verdachte 2] , [verdachte 4] en [verdachte 9] is voor zover bekend geen contact met de verdachten. Het is de politie niet gelukt enige reactie op de pogingen daartoe te krijgen, en familieleden melden al geruime tijd niets gehoord te hebben. Onbekend is of deze verdachten nog in leven zijn. Ook hier zullen tijd en nader onderzoek waar mogelijk, wellicht een antwoord bieden. Deze zaken zullen worden aangehouden tot
30 januari 2018 om 13:30 uur, wederom voor regie.
Taal noch teken, aanwijzingen van overlijden
Ten aanzien van de verdachte [verdachte 1] , met wie evenmin contact is gelegd, geldt het volgende. In het dossier bevinden zich afbeeldingen van chatsessies van eind april/begin mei 2017 tussen een opsporingsambtenaar en iemand die zich kennelijk in het strijdgebied bevindt. De laatste laat weten dat [voornaam verdachte 1] is omgekomen bij een zelfmoordaanslag en dat hij dat zeker weet omdat hij erbij was. Op de foto van [voornaam verdachte 1] die hij in de chat meestuurt herkent de politie [verdachte 1] . De vader van [verdachte 1] denkt dat zijn zoon niet meer leeft omdat hij anders zeker contact met hem had opgenomen. De rechtbank constateert dat [verdachte 1] vóór het laatste contact met hem op 29 februari 2016, regelmatig contact opnam met het thuisfront. In het proces-verbaal wordt gerelateerd: “
ondanks enkele aanwijzingen heeft het onderzoeksteam nog niet kunnen vaststellen of [voornaam verdachte 1] daadwerkelijk om het leven is gekomen tijdens zijn Jihadstrijd.” Daarnaar ter terechtzitting gevraagd heeft de officier van justitie medegedeeld dat haar niet bekend is of, en zo ja welk nader onderzoek daarnaar gedaan is. Het voorgaande brengt mee, dat niet alleen onduidelijk is of [verdachte 1] nog in leven is, maar dat er zelfs aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de zaak aan te houden
voor onbepaalde tijd, tot hierover duidelijkheid bestaat.