ECLI:NL:RBROT:2018:2706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
10/960417-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De veroordeling van een verdachte voor deelname aan een terroristische organisatie in Syrië

Op 4 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die in Syrië verblijft. De verdachte heeft ondubbelzinnig afstand gedaan van zijn recht om in eerste aanleg aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn strafzaak. Hij werd beschuldigd van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) in de periode van 18 november 2013 tot en met 20 februari 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in die periode in Syrië bevond en heeft deelgenomen aan de gewapende strijd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zich aan te sluiten bij IS, heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de terroristische doelstellingen van de organisatie. De rechtbank heeft de authenticiteit van een aanmeldformulier van ISIL bevestigd, dat als bewijs diende voor de deelname van de verdachte aan de organisatie. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de verdachte naar Syrië is gereisd en zijn betrokkenheid bij terroristische activiteiten in overweging genomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en de rechtbank heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960417-16
Datum uitspraak: 4 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsvrouw mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 maart 2017, 22 juni 2017, 30 januari 2018 en 21 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij zich - samen met één of meer anderen dan wel alleen - in de periode van 18 november 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië en/of Irak, heeft schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS, ISIS of ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen: Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.B. Haneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met een bevel tot gevangenneming van de verdachte.

4.Aanleiding onderzoek

Op 15 november 2013 heeft de moeder van de verdachte, [naam moeder verdachte] , bij de politie melding gemaakt van de vermissing van haar zoon. Zij maakte zich ernstige zorgen, omdat de verdachte vanaf 11 november 2013 weg was. Zijn moeder vermoedde dat hij al in Turkije zat.
Navraag bij de Landelijke Eenheid van de politie leerde dat de telefoon van de verdachte voor het laatst actief was geweest in een Turks netwerk. Dit zou kunnen betekenen dat de verdachte 48 uur daarvoor in Turkije was.
Op 10 september 2014 werd door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de eenheid Oost-Nederland de volgende informatie over de verdachte verstrekt, die de aanleiding vormde voor het vervolg van het onderzoek.
“ [naam verdachte] , de zoon van [naam 1] , vecht als ISIS-strijder in Syrië. Hij is al een paar maanden in Syrië om daar mee te vechten”.
Op 22 september 2014 heeft [naam moeder verdachte] tegenover verbalisanten verklaard dat zij in november 2013 de verdachte op zijn mobiele telefoon had gebeld en dat deze toen al had gezegd dat hij in Turkije was. Uit telefonische contacten die zij nadien met de verdachte heeft gehad, is gebleken dat hij in Raqqa in Syrië was.

5.Aanwezigheidsrecht

Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte gedurende de periode waarin de zittingen plaatsvonden zich in het strijdgebied in Syrië bevond. Hij is op geen van de terechtzittingen verschenen.
De rechtbank stelt voorop dat het aanwezigheidsrecht één van de meest fundamentele rechten van een verdachte is. Een recht dat valt binnen het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces. Uitgangspunt is dan ook dat zoveel mogelijk in het werk wordt gesteld om de verdachte ter terechtzitting aanwezig te kunnen laten zijn. Toch behoort berechting buiten aanwezigheid van de verdachte tot de mogelijkheden. Daarvan is in elk geval sprake als de verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.
De rechtbank constateert dat het openbaar ministerie in dit geval aan zijn inspanningsverplichting om contact te krijgen met de verdachte voldoende inhoud heeft gegeven en veel in het werk heeft gesteld om de verdachte, bijvoorbeeld via sociale media en al dan niet via andere personen, te bereiken. Dit heeft ertoe geleid dat de dagvaarding is uitgereikt aan de moeder van de verdachte. De dagvaarding is op 7 maart 2017 door zijn moeder via Facebook Messenger aan de verdachte verstuurd en hij heeft daarop op 13 maart 2017 gereageerd. Op 13 maart 2017 heeft zijn moeder verklaard dat de verdachte de dagvaarding heeft gelezen en dat hij in Syrië, bij de grens met Turkije, verblijft.
Voorts komt uit het dossier het volgende naar voren.
De verdachte is via Facebook Messenger op de hoogte gebracht van de zitting van 22 juni 2017. De verdachte heeft op 20 april 2017 in een chatsessie met verbalisanten onder meer laten weten hopelijk snel terug te komen naar Nederland en zich te gaan melden bij de ambassade in Turkije. Om die reden was de zaak tot 30 januari 2018 aangehouden om de verdachte de tijd te geven naar Nederland te komen en om bij de zitting aanwezig te kunnen zijn.
Op 25 augustus 2017 heeft de Nederlandse journalist [naam jounalist] namens WNL een artikel gepubliceerd waarin hij zegt via Facebook contact te hebben gehad met de verdachte. In het interview staat omschreven dat de raadsvrouw van de verdachte, op expliciet verzoek van haar cliënt, heeft bevestigd dat het Facebook account van de verdachte is. Uit het interview blijkt onder andere dat de verdachte heeft gezegd dat hij naar Nederland wil komen nadat hij heeft deelgenomen aan een groot offensief.
Op 2 december 2017 werd proces-verbaal opgemaakt van berichten in de media dat de verdachte zou zijn overleden. Naar aanleiding van deze berichten en een daartoe strekkend verzoek van de raadsvrouw heeft de rechtbank op 30 januari 2018 het onderzoek op de zitting opnieuw aangehouden, maar nu voor korte tijd, om nader onderzoek te laten doen naar die berichten.
Op 15 februari 2018 heeft de journalist [naam jounalist] namens WNL wederom een artikel gepubliceerd waarin hij zegt een open brief van de verdachte gericht aan de rechter te hebben ontvangen. Deze open brief is verstuurd vanaf dezelfde afzender als ten tijde van het interview in augustus 2017 waarvan de raadsvrouw heeft bevestigd dat het om het Facebook account van de verdachte ging. In deze open brief, waarop geen datum is vermeld, schrijft de verdachte onder andere:
“Recent is er in de media gemeld dat ik nog leef. Het bericht dat ik leef is juist. Een vertrouweling is naar de media gestapt en heeft verraden dat ik mijn dood in scene heb gezet.
[naam 2] , [naam 3] (beter bekend als [naam 4] ), mijn verloofde en ik hebben mijn “dood” aan de media gemeld. Dit hebben we gedaan, zodat ik veilig naar de Turkse grens kon.
Als de staat dacht dat ik gestorven was, dan zouden de geheimen diensten van de coalitie niet op mij jagen, want de westerse geheime diensten schieten op verzetshelden die vechten tegen Assad.
(…)
Dat ik mijn advocaat niet spreek is geen probleem, want mijn advocaat is goed op de hoogte en kan mij verdedigen zonder dat ik aanwezig ben. De geplande zitting komt te vroeg om aanwezig te zijn, maar mocht ik geen vrijspraak krijgen, dan zal ik mijn best doen om bij het hoger beroep aanwezig te zijn.
(…)”
Uit het vorenstaande - in onderling verband en samenhang bezien - en mede in aanmerking genomen dat de (gemachtigd) raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2018 niet uitdrukkelijk om aanhouding van de behandeling van de zaak heeft verzocht, leidt de rechtbank af dat de verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht om in eerste aanleg bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig te zijn.

6.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft - overeenkomstig de door haar aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen - bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie ontbreekt. Daartoe heeft de raadsvrouw - kort samengevat - aangevoerd dat:
  • de verdachte nooit bij de terroristische organisatie IS heeft gezeten;
  • aan de authenticiteit en herkomst van het zogenoemde IS-registratieformulier kan worden getwijfeld;
  • de verdachte niet heeft gefigureerd in het filmpje waarover zijn moeder heeft verklaard dat zij hem daarin herkent. De authentieke herkomst van dit filmpje valt niet te toetsen en is mogelijk gemanipuleerd;
  • de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen evenmin betrouwbaar zijn, omdat niet kan worden uitgesloten dat het iemand anders is geweest die zich via sociale media voordeed als de verdachte om hem in een kwaad daglicht te stellen. Bovendien, indien de verklaringen van de verdachte afkomstig zijn, kan niet worden uitgesloten dat hij onder dwang van zijn bevelhebbers heeft verklaard.
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 18 november 2013 tot en met 20 februari 2017 in Syrië heeft verbleven en dat de verdachte zich in die periode heeft aangesloten bij de terroristische organisatie IS. Daartoe zijn de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Authenticiteit en herkomst van het ISIL-registratieformulier
Blijkens een ambtsbericht van 20 maart 2018 heeft de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD) informatie gekregen van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten (hierna: VS) over gegevens van een persoon met de Nederlandse nationaliteit die zich bij ISIS heeft aangemeld (opmerking rechtbank: bedoeld wordt Islamistische Staat in Irak en de Levant, hierna: ISIL). Het betreft gegevens over [naam verdachte] (geb. [geboortedatum verdachte] ) die zich in november 2013 bij ISIL heeft aangemeld als
fighter(strijder). De gegevens zijn gevonden in oktober 2015 in Syrië. Bij dit ambtsbericht is een kopie van het originele aanmeldformulier gevoegd in de Arabische taal en een Engelse vertaling door de VS.
Op het formulier staat dit symbool dat algemeen bekend is als het symbool van ISIL:
En de tekst (na vertaling in het Engels):
Islamic State in Iraq and the Levant - Secret
General Border Administration.
Op het aanmeldformulier staan gegevens over naam, bijnaam, naam moeder, adres, geboortedatum en -plaats en ook antwoorden op vragen over waar en hoe men is binnengekomen, toegangsdatum, landen waarheen men eerder heeft gereisd, of men al eerder heeft meegedaan aan Jihad, aanduidingen als strijder, martelaar of Ighimasie (zelfmoordstrijder), welke persoonlijke spullen men heeft ingeleverd en contactpersoon.
De vraag is of dit een authentiek aanmeldformulier van ISIL is. In haar vonnis van 18 december 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:9915) heeft de rechtbank eerder overwogen dat deze aanmeldformulieren authentiek kunnen zijn. Ook in deze zaak komt de rechtbank tot die conclusie.
Immers, in het proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2017 is dit onderzocht aan de hand van andere aanmeldformulieren uit de verzameling waaruit het onderhavige aanmeldformulier afkomstig is. Uit dit proces-verbaal is gebleken dat op 25 april 2016 door Interpol Washington een Excellijst is verstrekt met daarop 5185 namen die op registratieformulieren staan die aan ISIL worden toegeschreven. De verbalisant heeft op die lijst zestien personen aangetroffen die als Nederlander stonden vermeld dan wel met een adres of telefoonnummer aan Nederland waren te koppelen en (dus) door de Nederlandse politie nader konden worden onderzocht. Dat nadere onderzoek heeft geleerd dat, behalve de verdachte, van die zestien personen tenminste vijf personen ervan worden verdacht dat zij naar Syrië zijn uitgereisd.
Verder heeft de verbalisant vastgesteld dat op de aanmeldformulieren van bovenstaande personen allerlei persoonsgegevens staan, bijvoorbeeld over geboortedatum en -plaats, naam moeder en bijnaam, die overeenkomen met bij de politie bekende gegevens.
Nu van de aanmeldformulieren waarvan de gegevens konden worden gecontroleerd, is vastgesteld dat deze overeenkomen met gegevens van tenminste vijf personen die vermoedelijk zijn uitgereisd en ook overigens gegevens bevatten zoals bij de politie bekend, is de rechtbank van oordeel dat ook het formulier dat betrekking heeft op de verdachte een authentiek aanmeldformulier van ISIL kan zijn.
Op het aanmeldformulier staan persoonlijke gegevens vermeld die overeenkomen met informatie betreffende de verdachte, zoals zijn geboortedatum, zijn strijdersnaam, de naam van zijn moeder, de straat van zijn voormalige adres in Nederland en de maand van binnenkomst in Syrië (november 2013). Gelet op de aard van deze kennelijk uit een buitenlandse bron verkregen gegevens, waarvan aannemelijk is dat die in deze gedetailleerdheid niet eenvoudig bij anderen dan de verdachte bekend zouden kunnen zijn, en de maand waarop de verdachte Syrië is ingereisd in samenhang bezien met de verklaring van zijn moeder dat de verdachte sinds 11 november 2013 weg was, acht de rechtbank buiten elke redelijke twijfel bewezen dat de verdachte deze gegevens op het aanmeldformulier heeft opgegeven en dat het aanmeldformulier op naam van de verdachte - mede gelet op voormeld proces-verbaal van 10 oktober 2017 - dus een authentiek aanmeldformulier is van ISIL.
Slotsom
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Overige bewijsmiddelen
De moeder van de verdachte heeft, als gezegd, op 22 september 2014 verklaard dat de verdachte in november 2013 naar Syrië is vertrokken en dat hij in Raqqa is.
In de periode van 20 maart 2014 tot en met 23 april 2014 werd een Facebook account met verschillende coverfoto's met de profielnaam [naam verdachte] vastgesteld, met bijbehorende teksten en afbeeldingen, waaruit betrokkenheid/dan wel deelname aan de gewapende strijd van de verdachte naar voren lijkt te komen.
Dit sluit aan bij de verklaring van de getuige [naam getuige 1] dat hij in maart 2014 via Facebook met de verdachte in gesprek raakte, dat de verdachte een aanhanger is van IS en dat de verdachte verhalen vertelde over daden van IS-strijders, zoals het onthoofden van mensen en zelfmoordaanslagen met busjes. Deze verklaring vindt op haar beurt steun in de verklaring van de getuige [naam getuige 2] . Zij heeft verklaard dat de verdachte aan haar zoon (de getuige [naam getuige 3] ) via Facebook Messenger had toegegeven dat hij bij onthoofdingen aanwezig was geweest die door zijn mannen waren gepleegd. Ook de getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat hij begin 2014 via Facebook contact met de verdachte heeft gehad waarbij hij de stem van de verdachte heeft herkend. De verdachte vertelde hem vanuit Syrië over de goede dingen van ISIS en hij promootte ISIS. Ook heeft [naam getuige 3] het gezicht van de verdachte op een foto van Facebook herkend. De verdachte stond op die foto volgens [naam getuige 3] met een Kalasjnikov of AK47 afgebeeld.
Ook heeft een verbalisant op de website www.geenstijl.nl een filmpje gevonden met de titel “ [titel filmpje] ”, gepost op 16 oktober 2014. Bij het bekijken van dit filmpje heeft de verbalisant de verdachte - die in het wit is gekleed met een zwarte muts op en een AK47 in zijn hand - herkend.
Daarbij komt dat de moeder van de verdachte in maart 2015 haar zoon heeft herkend in een video op You Tube met de naam “ [naam video] ”. Het betreft een videofilmpje waarin een Britse journalist zegt verslag te doen vanuit Aleppo.
Ook heeft de moeder van de verdachte op 23 mei 2015 via WhatsApp een audiofragment van de verdachte ontvangen waarop zij zijn stem heeft herkend. In één van de audiofragmenten zegt de verdachte:
“(…) En wij vechten met ons bloed totdat de Kalifaat er zal zijn.”
Nog daargelaten dat de raadsvrouw nimmer heeft verzocht een onderzoek te laten verrichten naar de authenticiteit van voormeld(e) filmpje(s), ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan de authenticiteit daarvan te twijfelen. Immers, de filmbeelden passen bij voormeld audiofragment waarop de moeder van de verdachte zijn stem heeft herkend en passen eveneens bij voormelde verklaring van de getuige [naam getuige 3] die de stem van de verdachte tijdens een telefoongesprek heeft herkend waarin de verdachte sprak over de goede dingen van ISIS.
In een chatbericht met een verbalisant op 21 juli 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij sinds zijn aankomst in Syrië soldaat is en dat nog steeds is.
Ten slotte heeft de verdachte in een interview met WNL in augustus 2017 verklaard dat:
 hij op dat moment in gevechtstrainingen zat voor een offensief. Hij bevindt zich in Mayadin.
Hierbij tekent de rechtbank aan dat uit het dossier blijkt dat in juli 2017 IS-leidinggevenden naar Mayadin zouden zijn getrokken en rekruterings-, financierings-, propaganda en externe operatie activiteiten van de organisatie met hen mee hebben verplaatst. Op 3 augustus 2017 startte de organisatie van Abu Bakr al-Baghdadi een campagne voor gedwongen rekrutering van burgers tussen 20 en 30 jaar in Albu Kamal, Mayadin en het oostelijke platteland van Deir al-Zor. Het doel van de rekrutering is het bestrijden van elke anti-IS strijder in de provincie [1] .
  • hij op meerdere locaties in IS gebied in Syrië is geweest: Dabiq, Raqqa, Al-Bab, maar ook in Aleppo en Damascus;
  • hij een grondsoldaat is die in staat is om een martelaarsoperatie uit te voeren;
  • hij naar Nederland wil terugkeren als hij het aankomende offensief overleeft;
  • hij deelneemt aan dit offensief, omdat hij er geen probleem mee heeft om een kamikaze actie te doen als hij daarbij tien militairen zou meenemen.
Het verweer van de raadsvrouw dat het mogelijk iemand anders is geweest die in voormeld chatbericht en interview (via het Facebook account van de verdachte) aan het woord is geweest om de verdachte in een kwaad daglicht te stellen, wordt verworpen nu dit op geen enkele wijze (over een motief daartoe) is onderbouwd. Bovendien bevat de inhoud van het dossier nog geen begin van aannemelijkheid voor die veronderstelling. Hetzelfde geldt voor het verweer dat, indien voormelde verklaringen van de verdachte afkomstig zijn, de verdachte deze verklaringen mogelijk onder dwang van zijn bevelhebbers heeft afgelegd.
Terroristische organisatie
Islamitische Staat (IS), voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd, wordt internationaal aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie [2] . Deelname aan IS moet dan ook worden beschouwd als deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
De verdachte is door uit te reizen naar Syrië en zich daar als strijder aan te sluiten bij ISIL/IS(IS) tot het samenwerkingsverband van die organisatie gaan behoren en heeft gedurende de ten laste gelegde periode een aandeel gehad in de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte dit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gedaan. De verdachte zal in zoverre dan ook worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde medeplegen.

7.Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 18 november 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië ,
heeft deelgenomen aan een organisatie, namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2
van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

9.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

10.Motivering straf

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is in november 2013 uitgereisd naar Syrië en heeft zich daar als strijder aangesloten bij de verboden jihadistische terroristische organisatie ISIL, thans IS genaamd. Ondanks eerdere uitlatingen van de verdachte dat hij naar Nederland terug wil keren, verblijft hij tot op de dag van vandaag nog steeds in Syrië waar hij mogelijk nog steeds deel uitmaakt van voornoemde organisatie.
Op 29 juni 2014 heeft ISIL een islamitisch kalifaat uitgeroepen dat het door de organisatie veroverde gebied in Syrië en Irak omvat, en zich tegelijkertijd omgedoopt tot Islamitische Staat (IS) [3] .
Het kalifaat wordt gezien als ultieme Islamitische staat waar IS-aanhangers ongestoord strenge leefregels van een fundamentalistische versie van de islam kunnen naleven. Dit gebied wordt met geweld verdedigd waarbij de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door strijdgroepen als ISIL (en later IS) worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Veel van de door ISIL/IS gepleegde misdrijven worden gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden grote vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven.
Terroristische misdrijven worden - ook internationaal - gezien als behorende tot de ernstigste misdrijven. Het deelnemen aan een terroristische organisatie, moet daarom streng worden bestraft.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld maar niet voor een soortgelijk strafbaar feit.
Straf
Wegens de grote dreiging die uitgaat van terroristische organisaties, wordt alleen al de deelneming daaraan bedreigd met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de vaststelling van de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij de pleegperiode en de rol van de verdachte binnen de terroristische organisatie van belang zijn.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat de verdachte strijder is geweest en dus actief heeft deelgenomen aan de gewapende strijd en dat hij heeft deelgenomen aan ISIL en later aan IS ná het uitroepen van het kalifaat; een periode waarin de organisatie meer terroristische aanslagen heeft gepleegd en op gewelddadige wijze burgers heeft geëxecuteerd.
De rechtbank houdt (in strafmatigende zin), anders dan bepleit, geen rekening met de omstandigheid dat de verdachte naar Syrië is uitgereisd op een moment dat minder bekend was over door ISIL/IS gepleegde wreedheden en dat het kalifaat nog niet was uitgeroepen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat ISIL ook vóór het uitroepen van het kalifaat verantwoordelijk was voor gewelddadige incidenten in (onder meer) Syrië, die mede gericht waren tegen burgers.
Ook al zou de verdachte in november 2013 zijn uitgereisd met de intentie het Syrische volk tegen Assad te verdedigen, zoals door de raadsvrouw is bepleit, neemt dat niet weg dat het naar Nederlands recht strafbaar is deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië tegen een bestaand regime. Daarbij komt dat andere uitreizigers - waaronder [naam 5] met wie de verdachte is uitgereisd - vóór dan wel (kort) na het uitroepen van het kalifaat naar Nederland zijn teruggekeerd. Daarentegen heeft de verdachte ervoor gekozen om zijn strafbaar gedrag in het strijdgebied van Syrië voort te zetten, terwijl hij volgens eigen zeggen getuige is geweest van onthoofdingen die door zijn mannen werden gepleegd. Voor zover bekend verblijft de verdachte nog immer in het strijdgebied in Syrië.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden. Tevens zal de rechtbank de gevorderde gevangenneming van de verdachte bevelen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
beveelt de gevangennemingvan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 18 november 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie (s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2
van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
(artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Kennisdocument “Van opstand naar jihad”, gedateerd 18 januari 2018, pagina 205.
2.Kennisdocument “Van opstand naar Jihad”, gedateerd 18 januari 2018, pagina 248.
3.Kennisdocument “Van opstand naar Jihad”, gedateerd 18 januari 2018, pagina 35.