ECLI:NL:RBROT:2017:9915

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
10/960372-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De deelname van een verdachte aan de terroristische organisatie ISIL in Syrië en de beoordeling van bewijsstukken

Op 18 december 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van deelname aan de terroristische organisatie ISIL. De verdachte, die niet ingeschreven stond in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich tussen 10 november 2013 en 10 augustus 2014 in Syrië heeft aangemeld bij ISIL. Dit is bewezen door een authentiek aanmeldformulier dat aan de verdachte is toegeschreven, evenals verklaringen van de verdachte en informatie van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, zoals bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij de authenticiteit van het aanmeldformulier en de verklaringen van de verdachte centraal stonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en dat de opgelegde straf passend is gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960372-16
Datum uitspraak: 18 december 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, locatie Nieuw Vosseveld, Bijzondere afdeling,
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni 2017, 12 september 2017, 10 november 2017 en 04 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging komt er kort gezegd op neer dat de verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 10 november 2013 tot en met 21 maart 2017 te Syrië heeft deelgenomen aan de Islamitische Staat die tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu dient te worden getwijfeld aan de authenticiteit van de documenten waar de beschikbare bewijsmiddelen op zien. En zelfs al zouden die stukken authentiek zijn, dan nog blijkt daaruit niet dat de verdachte in Syrië is geweest.
4.1.2.
Beoordeling
Blijkens een ambtsbericht van 24 november 2017 heeft de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD) informatie gekregen van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten over gegevens van een persoon met de Nederlandse nationaliteit die zich bij ISIS heeft aan gemeld (bedoeld wordt: Islamistische Staat in Irak en de Levant, hierna: ISIL/de rechtbank). Het betreft gegevens over [bijnaam 1 verdachte] die zich op 10 november 2013 bij ISIL heeft aangemeld als
fighter(strijder). Bij dit ambtsbericht is een kopie gevoegd van een formulier in de Arabische taal en een vertaling in de Engelse en in de Nederlandse taal.
Op het formulier staat dit symbool dat algemeen bekend is als het symbool van ISIL:
En de tekst (na vertaling):
Islamitische Staat in Irak en de Levant
algemene directie van de grenzen
gegevens mujahideen.
Het ambtsbericht van de MIVD noemt dit een aanmeldformulier.
Op het formulier staan gegevens over naam, bijnaam, naam moeder, adres, geboortedatum en –plaats en ook antwoorden op vragen over waar en hoe men is binnengekomen, toegangsdatum, landen waarheen men eerder heeft gereisd, of men al eerder heeft meegedaan aan Jihad, aanduidingen als strijder, martelaar of
Ighimasie(zelfmoordstrijder), welke vertrouwde spullen men heeft achtergelaten en contactpersoon.
De eerste vraag die rijst, is of dit een authentiek aanmeldformulier is van ISIL. In het proces-verbaal van 10 oktober 2017 ( [proces-verbaalnummer 1] ) is dit onderzocht aan de hand van andere aanmeldformulieren uit de verzameling waaruit het onderhavige aanmeldformulier afkomstig is. Uit dit proces-verbaal is gebleken dat op 25 april 2016 door Interpol Washington een Excellijst is verstrekt met daarop 5185 namen die op registratieformulieren staan die aan ISIL worden toegeschreven. De verbalisant heeft op die lijst zestien personen aangetroffen die als Nederlander stonden vermeld dan wel met een adres of telefoonnummer aan Nederland waren te koppelen en (dus) door de Nederlandse politie nader konden worden onderzocht. Dat nadere onderzoek heeft geleerd dat, behalve de verdachte, van die zestien personen tenminste vijf personen ervan worden verdachte dat zij naar Syrië zijn uitgereisd: [naam medeverdachte 1] (vervolging in het Context onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst omdat de rechtbank aanwijzingen heeft dat hij is overleden; rechtbank Den Haag, 10 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:14365); [naam medeverdachte 2] ; [naam medeverdachte 3] ; [naam medeverdachte 4] ; en [naam medeverdachte 5] (hij wordt volgens dit proces-verbaal in Turkije vervolgd voor deelname aan een terroristische organisatie). Vier andere personen die vermoedelijk zijn geïdentificeerd, zijn uit Nederland vertrokken: [naam medeverdachte 6] ; [naam medeverdachte 7] ; [naam medeverdachte 8] ; [naam medeverdachte 9] . Een persoon, te weten [naam medeverdachte 10] , is op basis van deze lijst in Nederland vervolgd voor deelname aan een organisatie met een terroristisch oogmerk. Hij is door deze rechtbank vrijgesproken (rechtbank Rotterdam, 12 april 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2713). Dragende overweging voor de vrijspraak was dat het bewijs werd gevormd door een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD), waarin werd verwezen naar een aanmeldformulier, waarvan de authenticiteit op basis van het overige, beschikbare bewijsmateriaal niet kon worden vastgesteld. Zo bleef er als bewijsmiddel over een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, lid 1, aanhef en sub 5, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Door het bepaalde in artikel 344 lid 1, aanhef en sub 5 Sv kon dit geschrift alleen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Nu die ontbraken, diende vrijspraak te volgen.
Verder heeft de verbalisant vastgesteld dat op de aanmeldformulieren van bovenstaande personen allerlei persoonsgegevens staan, bijvoorbeeld over geboortedatum en –plaats, naam moeder en bijnaam, die overeenkomen met bij de politie bekende gegevens.
Nu van de aanmeldformulieren waarvan de gegevens konden worden gecontroleerd, is vastgesteld dat deze overeenkomen met gegevens van tenminste vijf personen die vermoedelijk zijn uitgereisd en ook overigens gegevens bevatten zoals bij de politie bekend, is de rechtbank van oordeel dat ook het formulier dat betrekking heeft op de verdachte een authentiek aanmeldformulier van ISIL kan zijn.
Of dit ook daadwerkelijk een authentiek formulier is, heeft de rechtbank om te beginnen beoordeeld op basis van verklaringen van de verdachte. Hij is op 29 juni 2000 als vluchteling in Nederland aangekomen en heeft op 26 november 2007 de Nederlandse nationaliteit gekregen onder de naam [naam verdachte] . Op 22 maart 2017 heeft de verdachte tegen de verhorende rechercheurs verklaard dat hij de naam [bijnaam 1 verdachte] heeft gebruikt en dat mensen (hem) in het Arabisch [bijnaam 2 verdachte] noemen. Hij heeft verder verklaard dat hij in Jemen in de wijk Al Havy at Tijari, (in) Al Hudaydah heeft gewoond; dat hij in Engeland, in Birmingham heeft gewoond; dat hij in Amerika is geweest waar hij in Brooklyn in een supermarkt heeft gewerkt, en in Turkije is geweest in 2013 of 2014. Geconfronteerd met stempels in zijn Nederlandse paspoort heeft de verdachte aanvullend verklaard dat hij op 31 december 2012 Amerika is binnen gekomen en dit land op 8 november 2013 weer heeft verlaten toen hij naar Istanbul, Turkije is gegaan. Hij heeft Turkije op 10 augustus 2014 weer verlaten. Verder heeft hij nog verklaard dat hij in Syrië en in Saoedi Arabië is geweest. Tijdens zijn tweede verhoor, op 3 april 2017, heeft de verdachte verklaard dat de naam van zijn moeder [naam moeder] is. Tijdens zijn vijfde verhoor, op 15 augustus 2017, wordt de verdachte (opnieuw) geconfronteerd met een foto van een man die zich op Facebook [naam broer verdachte] noemt. Hij heeft toen verklaard: “ik zal niet liegen. Dat is mijn broer [naam broer verdachte] ”. En tijdens dit verhoor wordt hij (opnieuw) geconfronteerd met een kopie van een (op 21 december 2003 verlopen) Jemenitisch paspoort van [bijnaam 1 verdachte] , geboren te [geboorteplaats] in Yemen op [geboortedatum] . Hij heeft toen, in afwijking van eerdere verhoren verklaard: “Is van mij. 100%”.
Laat dit alles nu vrijwel naadloos overeenkomen met de gegevens op het eerder beschreven aanmeldformulier.
Op het aanmeldformulier staat, als gezegd, de naam [bijnaam 1 verdachte] en als geboortejaar [geboortejaar] . De nationaliteit is Nederlander van Jemenitische achtergrond, met als verblijfplaats Al Hadida (in andere vertalingen geschreven als Al Hudayda(h) of Hodaidah), Al Hay Attijari. De persoon op het formulier was verkoper in een winkel, heeft tien maanden in Amerika gewerkt, is acht maanden in Engeland geweest en elf jaar in Nederland als “vluchteling studie en werk” en in Saoedi Arabië, Syrië, Marokko en Egypte voor bezoek. Zijn moeders naam luidt [naam moeder] en bij contactpersoon staat: zijn broer [naam broer verdachte] , met een nummer eindigend op [nummer] . Dit blijkt een telefoonnummer gekoppeld aan het eerder genoemde Facebookprofiel van de man die de verdachte in het politieverhoor zijn broer noemde, [naam broer verdachte] . Bij “achtergelaten toevertrouwde spullen” staat ingevuld “paspoort+mobiele telefoon”. Tenslotte staat op het formulier bij de vraag “waar bent u binnengekomen”: Aazaz, en bij toegangsdatum: 10-11-2013. Aazaz (of L’zaz) is een stad in Syrië bij de grens met Turkije. De verdachte is, als gezegd, op 8 november 2013 Turkije binnengekomen.
Al deze gegevens wijzen er op dat de verdachte deze heeft opgegeven. In het bijzonder de relatie tussen verdachtes aankomst in Turkije op 8 november 2013 en de toegangsdatum van 10 november 2013 maken het zeer onwaarschijnlijk dat iemand anders zich in Syrië voor de verdachte heeft uitgegeven. Daar komt bij dat het eerder genoemde Jemenitische paspoort, waarvan de verdachte, na aanvankelijke ontkenning, heeft gezegd,
is van mij, 100%,is opgedoken in Noord-Oost Syrië. Blijkens een proces-verbaal van het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum van 4 april 2017 ( [proces-verbaalnummer 2] ) is dit paspoort in handen gevallen van Syrische strijders bekend als
Syrian Democratic Forces(hierna: SDF) bij gevechten rond Ash Shaddadi, die dit in maart 2016 hebben overhandigd aan Amerikaanse strijdkrachten. De omstandigheden waaronder het paspoort is aangetroffen zijn niet opgehelderd, maar vast staat wel dat er in februari 2016 inderdaad een offensief van de SDF is geweest waarbij (Ash) Shaddadi op IS is veroverd.
Wat betreft laatstgenoemd proces-verbaal merkt de rechtbank nog op dat, blijkens een zinsnede in dat proces-verbaal, dit niet is bedoeld om te dienen als bewijsmiddel in een strafzaak. De rechtbank legt dit naast zich neer, nu zij niet inziet waarom de kopie van het paspoort van de verdachte niet voor het bewijs zou mogen worden gebruikt, zeker niet nu dit de verdachte wordt voorgehouden bij diverse verhoren en het als bijlage bij de desbetreffende processen-verbaal van verhoor is gevoegd. Dat geldt ook voor de weergave van de informatie die van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten is ontvangen. Ook de verdediging gaat er blijkens het pleidooi kennelijk van uit dat deze kopie en het proces-verbaal kunnen worden gebruikt (“deze zaak komt op het volgende neer: (…) de Verenigde Staten hebben Nederland tevens
een kopievan een Jemenistisch paspoort verstrekt dat op naam staat van cliënt…”).
Al het bovenstaande bewijst dat de verdachte zich op 10 november 2013 bij Aazaz in Syrië, bij de grens met Turkije, als strijder heeft aangemeld bij ISIL. Hij is daar zo’n tien maanden geweest, tot 10 augustus 2014, toen hij via Istanbul Turkije heeft verlaten.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat iemand de identiteit van de verdachte heeft gestolen door zich met verdachtes gegevens en met een
valsJemenitisch paspoort in Syrië bij de Turkse grens bij ISIL te melden. Voor de rechtbank staat echter buiten elke redelijke twijfel vast dat het paspoort in kwestie geen vervalsing is zoals door de verdediging bedoeld en dit het paspoort is waarmee de verdachte in 2000 naar Nederland is gekomen. Hij heeft dit paspoort naar eigen zeggen, ook in Nederland gehad. In het paspoort staat een binnenkomst-stempel van 23 juni 2000 te Roissy Charles de Gaulle vliegveld bij Parijs, terwijl de verdachte zich op 29 juni 2000 heeft gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatie Dienst in Nederland (einddossier onderzoek [dossiernaam] , p. 13 doorgenummerd).
De verdediging heeft er terecht nog op gewezen dat onduidelijk is gebleven of de SDF het paspoort afhandig hebben gemaakt van een individuele IS-strijder, niet zijnde de verdachte en dat ook de rechtbank daar tijdens de pro formazitting van 21 juni 2017 nog aandacht voor heeft gevraagd. Daar staat echter tegenover dat de verdachte op 24 augustus 2017 heeft verklaard dat het Jemenitische paspoort waarvan hem een kopie werd getoond van hem was. Hij heeft het bestudeerd en verklaard: “Staat hier: [datum] . Ja. Die is van mij”. De door de verdachte genoemde datum is de dag van uitgifte van het paspoort, de dag na de dag waarop [bijnaam 1 verdachte] , naar het oordeel van de rechtbank: de verdachte, negentien jaar was geworden. De wijze waarop het paspoort is aangetroffen is mede in verband met hetgeen eerder bij het bewijsoordeel is overwogen nu niet meer van belang. Daarbij speelt ook een rol dat de verdachte zijn verhaal, dat hij tussen 8 november 2013 en 10 augustus 2014 in Turkije goederen op een markt heeft verkocht op geen enkele wijze handen en voeten heeft gegeven. Hij heeft, ondanks gerichte vragen, geen adres genoemd waar hij heeft verbleven, hij heeft geen namen genoemd van mensen met wie hij contact heeft gehad en hij heeft geen enkele plaats aangewezen waar hij in die periode is geweest.
Tenslotte heeft de verdediging nog aangevoerd dat de verdachte nogal eens onsamenhangend heeft verklaard. Dat is op zichzelf juist, maar de rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte op momenten bewust verwarring zaait. Op andere momenten heeft de verdachte immers zeer samenhangend verklaard, bijvoorbeeld toen met hem de stempels in zijn Nederlands paspoort werden besproken of toen hem op 24 augustus 2017 foto’s van zijn broers en van het Jemenitische paspoort werden voorgehouden. Uit de triple-rapportage, die is opgesteld op verzoek van de verdediging, maar waaraan de verdachte uiteindelijk maar deels heeft meegewerkt, komt evenmin naar voren dat de verdachte in de war zou zijn.
4.1.3.
Samenvatting en conclusie
De rechtbank acht buiten elke redelijke twijfel bewezen dat het aanmeldformulier op naam van [bijnaam 1 verdachte] een authentiek aanmeldformulier is van ISIL. De rechtbank baseert dit oordeel op het proces-verbaal van 10 oktober 2017, waarin een toelichting wordt gegeven op de lijst met namen die is samengesteld aan de hand van de in Syrië aangetroffen aanmeldformulieren, in combinatie met verdachtes verklaringen en het kopie van het Jemenitische paspoort van de verdachte.
De rechtbank acht buiten elke redelijke twijfel bewezen dat de verdachte deze gegevens op het aanmeldformulier heeft opgegeven, gelet op de aard van de gegevens die vooral bij de verdachte bekend zullen zijn geweest en de samenhang tussen de data waarop de verdachte eerst Turkije is ingereisd en daarna Syrië.
Daarmee is bewezen dat de verdachte zich op 10 november 2013 in Syrië als strijder bij ISIL heeft aangemeld en in de periode van 10 november 2013 tot 10 augustus 2014 in Syrië heeft deelgenomen aan ISIL, dat is geplaatst op de VN sanctielijst en in internationaal verband wordt aangemerkt als terroristische organisatie (gerechtshof Den Haag, 6 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2855).
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij in de periode van 10 november 2013 tot en met
10 augustus 2014te Syrië ,
heeft deelgenomen aan organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in november 2013, met zijn Jemenitische paspoort op naam van [bijnaam 1 verdachte] in Syrië aangemeld als strijder bij de verboden jihadistische terroristische organisatie ISIL. Vervolgens heeft hij daar negen maanden verbleven. Aannemelijk is dat ISIL, tijdens verdachtes deelname, meer terroristische aanslagen heeft gepleegd waarbij tientallen doden zijn gevallen (zie het kennisdocument
Van opstand naar Jihad. (Jihadi-)Salafistische groepen en de strijd in Syrië en Irak(hierna: kennisdocument), p. 184) en executies op burgers heeft uitgevoerd (kennisdocument, p. 187). Verder heeft, tijdens verdachtes deelname en wel op 29 juni 2014, ISIL in een gebied van Syrië en Irak het kalifaat Islamitische Staat uitgeroepen en werd ISIL omgedoopt tot IS (kennisdocument, p. 135). Het kalifaat wordt gezien als ultieme Islamitische staat waar IS-aanhangers ongestoord strenge leefregels van een fundamentalistische versie van de islam kunnen naleven. Dit gebied wordt met geweld verdedigd en uitgebreid waarbij de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door strijdgroepen als ISIL (en later IS) worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Veel van de door ISIL en IS gepleegde misdrijven worden gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 december 2017. Volgens dit rapport kan door de defensieve en wantrouwende houding van de verdachte niet worden vastgesteld in hoeverre er sprake zou zijn van een toewijding aan een ideologie waarin geweld wordt gelegitimeerd. Omdat de verdachte de feiten ontkent, kan de reclassering evenmin een inschatting geven van de kans op recidive.
Psychiater drs. A.E. Grochowska, GZ-psycholoog drs. L. Vermeulen en neuroloog prof. dr. C. Jonker, hebben gezamenlijk een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
8 november 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Tijdens het verblijf op de Terroristen Afdeling van de PI Vught, rapporteert de verdachte geen psychische klachten behoudens problemen met zijn geheugen. Evenmin is hij verward en er zijn geen psychotische gedachten, hallucinaties of stemmings- en/of angstklachten waargenomen. Uit neurologisch onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren van hersenorganisch lijden. Uit het klinisch psychologisch onderzoek volgt dat het moeilijk is een inschatting te maken van de intellectuele capaciteiten. Het idee ontstaat dat de verdachte zich beperkter voordoet dan hij is. Vanwege beperkt psychologisch en psychiatrisch onderzoek en de slechts gedeeltelijke medewerking van de verdachte, kan er geen uitspraak worden gedaan over forensisch relevante aspecten van zijn persoonlijkheid zoals de frustratietolerantie, agressieregulatie, impulscontrole, de gewetensfuncties en de empathische vermogens evenals over de eventuele aanwezigheid van pathologie. Er is weinig zicht gekomen op de belevingswereld van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Met zijn deelname aan ISIL (en later IS) heeft de verdachte een ernstig strafbaar feit gepleegd. Hierop kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij de pleegperiode een rol speelt. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat de verdachte strijder is geweest en dus actief heeft deelgenomen aan de gewapende strijd of dat in elk geval van plan is geweest; dat hij heeft deelgenomen aan ISIL en later IS ná het uitroepen van het kalifaat, in een periode waarin de organisatie meer terroristische aanslagen heeft gepleegd waarbij tientallen doden zijn gevallen en op gewelddadige wijze burgers heeft geëxecuteerd.
De rechtbank gaat niet mee in het verzoek van de raadsman om in strafverminderende zin rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte naar Syrië is afgereisd op een moment dat minder bekend was over door IS gepleegde wreedheden, het kalifaat nog niet was uitgeroepen en IS nog geen executies van westerlingen had gepleegd. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de verdachte zelf geen verklaring heeft afgelegd over zijn motieven om naar Syrië af te reizen danwel daar vandaan weer te vertrekken. Verder geldt, als hierboven reeds overwogen, dat ISIL ook vóór het uitroepen van het kalifaat verantwoordelijk was voor gewelddadige incidenten in (onder meer) Syrië, die mede gericht waren tegen burgers en heeft de verdachte bovendien geruime tijd, ook nog ná het uitroepen van het kalifaat, aan IS deelgenomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen messen te onttrekken aan het verkeer, de geldbedragen, bankpassen en telefoons terug te geven aan de verdachte en het paspoort en ID-bewijs te retourneren aan de rechthebbende, zijnde de gemeente Amstelveen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de verdachte. De raadsman verzet zich niet tegen teruggave van het paspoort en ID-bewijs aan de gemeente Amstelveen.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen (op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 4 december 2017 vermeld onder de nummers 1 tot en met 3); de bankpassen (op die lijst vermeld onder de nummers 7 tot en met 10), de telefoons (op die lijst vermeld onder de nummers 4 en 5) en de messen (op die lijst vermeld onder nummer 12) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Wat de messen betreft overweegt de rechtbank dat op basis van de ter zitting op het laatste moment overgelegde foto’s niet is vast te stellen dat het gaat om wapens waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet, terwijl een beschrijvingsproces-verbaal ontbreekt. Onder die omstandigheden is de rechtbank gehouden het uitgangspunt toe te passen dat in beslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven aan de persoon onder wie die voorwerpen in beslag zijn genomen.
Ten aanzien van het paspoort (op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 29 november 2017 vermeld onder nummer 11) en het ID-bewijs (op die lijst vermeld onder nummer 6) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de gemeente Amstelveen, die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. Geld Euro
4x50 8x20 5x10 18x5 500
2. Geld buitenlands
4x50 15x 20 Pond 590
3. Geld buitenlands
35x 100 Dollar 3.832,50
4. 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl:zwart zilv
CORN
[beslagnummer 1] GSM Corn zwart/zilver
5. 1.00 STK GSM zaktelefoon
SAMSUNG Galaxy S5
[beslagnummer 2] Samsung Galaxy S5 met goud hoesje
7. 1.00 STK Bankpas
CREDITCARD VISA
[beslagnummer 3] Creditcard Visa [creditcard-nummer]
1
STK Bankpas
8. VISA DEBIT LOYD
[beslagnummer 4] VDL DSB kaartnr [nummer kaart 1]
9. 1.00 STK Bankpas
ING BANKPAS
[beslagnummer 5] Bankpas ING reknr [nummer rekening 1]
10. 1.00 STK Bankpas
BANKPAS ING
[beslagnummer 6] Bankpas ING rekeningnummer [nummer rekening 2]
12. 2.00 STK Mes
[beslagnummer 7] 2x Krom lemmet
- gelast de teruggave aan de gemeente Amstelveen van:
6. 1.00 STK Identiteitsbewijs
NEDERLANDSE ID kaart
[beslagnummer 8] Nederlandse IDkaart [nummer kaart 2]
11. NL PASPOORT
[beslagnummer 9] NL Paspoort [nummer paspoort] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 10 november 2013 tot en met 21 maart 2017 te Syrië en/of Irak en/of Jemen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht