4.1.2.Beoordeling
Blijkens een ambtsbericht van 24 november 2017 heeft de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD) informatie gekregen van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten over gegevens van een persoon met de Nederlandse nationaliteit die zich bij ISIS heeft aan gemeld (bedoeld wordt: Islamistische Staat in Irak en de Levant, hierna: ISIL/de rechtbank). Het betreft gegevens over [bijnaam 1 verdachte] die zich op 10 november 2013 bij ISIL heeft aangemeld als
fighter(strijder). Bij dit ambtsbericht is een kopie gevoegd van een formulier in de Arabische taal en een vertaling in de Engelse en in de Nederlandse taal.
Op het formulier staat dit symbool dat algemeen bekend is als het symbool van ISIL:
En de tekst (na vertaling):
Islamitische Staat in Irak en de Levant
algemene directie van de grenzen
gegevens mujahideen.
Het ambtsbericht van de MIVD noemt dit een aanmeldformulier.
Op het formulier staan gegevens over naam, bijnaam, naam moeder, adres, geboortedatum en –plaats en ook antwoorden op vragen over waar en hoe men is binnengekomen, toegangsdatum, landen waarheen men eerder heeft gereisd, of men al eerder heeft meegedaan aan Jihad, aanduidingen als strijder, martelaar of
Ighimasie(zelfmoordstrijder), welke vertrouwde spullen men heeft achtergelaten en contactpersoon.
De eerste vraag die rijst, is of dit een authentiek aanmeldformulier is van ISIL. In het proces-verbaal van 10 oktober 2017 ( [proces-verbaalnummer 1] ) is dit onderzocht aan de hand van andere aanmeldformulieren uit de verzameling waaruit het onderhavige aanmeldformulier afkomstig is. Uit dit proces-verbaal is gebleken dat op 25 april 2016 door Interpol Washington een Excellijst is verstrekt met daarop 5185 namen die op registratieformulieren staan die aan ISIL worden toegeschreven. De verbalisant heeft op die lijst zestien personen aangetroffen die als Nederlander stonden vermeld dan wel met een adres of telefoonnummer aan Nederland waren te koppelen en (dus) door de Nederlandse politie nader konden worden onderzocht. Dat nadere onderzoek heeft geleerd dat, behalve de verdachte, van die zestien personen tenminste vijf personen ervan worden verdachte dat zij naar Syrië zijn uitgereisd: [naam medeverdachte 1] (vervolging in het Context onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst omdat de rechtbank aanwijzingen heeft dat hij is overleden; rechtbank Den Haag, 10 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:14365); [naam medeverdachte 2] ; [naam medeverdachte 3] ; [naam medeverdachte 4] ; en [naam medeverdachte 5] (hij wordt volgens dit proces-verbaal in Turkije vervolgd voor deelname aan een terroristische organisatie). Vier andere personen die vermoedelijk zijn geïdentificeerd, zijn uit Nederland vertrokken: [naam medeverdachte 6] ; [naam medeverdachte 7] ; [naam medeverdachte 8] ; [naam medeverdachte 9] . Een persoon, te weten [naam medeverdachte 10] , is op basis van deze lijst in Nederland vervolgd voor deelname aan een organisatie met een terroristisch oogmerk. Hij is door deze rechtbank vrijgesproken (rechtbank Rotterdam, 12 april 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2713). Dragende overweging voor de vrijspraak was dat het bewijs werd gevormd door een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD), waarin werd verwezen naar een aanmeldformulier, waarvan de authenticiteit op basis van het overige, beschikbare bewijsmateriaal niet kon worden vastgesteld. Zo bleef er als bewijsmiddel over een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, lid 1, aanhef en sub 5, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Door het bepaalde in artikel 344 lid 1, aanhef en sub 5 Sv kon dit geschrift alleen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Nu die ontbraken, diende vrijspraak te volgen. Verder heeft de verbalisant vastgesteld dat op de aanmeldformulieren van bovenstaande personen allerlei persoonsgegevens staan, bijvoorbeeld over geboortedatum en –plaats, naam moeder en bijnaam, die overeenkomen met bij de politie bekende gegevens.
Nu van de aanmeldformulieren waarvan de gegevens konden worden gecontroleerd, is vastgesteld dat deze overeenkomen met gegevens van tenminste vijf personen die vermoedelijk zijn uitgereisd en ook overigens gegevens bevatten zoals bij de politie bekend, is de rechtbank van oordeel dat ook het formulier dat betrekking heeft op de verdachte een authentiek aanmeldformulier van ISIL kan zijn.
Of dit ook daadwerkelijk een authentiek formulier is, heeft de rechtbank om te beginnen beoordeeld op basis van verklaringen van de verdachte. Hij is op 29 juni 2000 als vluchteling in Nederland aangekomen en heeft op 26 november 2007 de Nederlandse nationaliteit gekregen onder de naam [naam verdachte] . Op 22 maart 2017 heeft de verdachte tegen de verhorende rechercheurs verklaard dat hij de naam [bijnaam 1 verdachte] heeft gebruikt en dat mensen (hem) in het Arabisch [bijnaam 2 verdachte] noemen. Hij heeft verder verklaard dat hij in Jemen in de wijk Al Havy at Tijari, (in) Al Hudaydah heeft gewoond; dat hij in Engeland, in Birmingham heeft gewoond; dat hij in Amerika is geweest waar hij in Brooklyn in een supermarkt heeft gewerkt, en in Turkije is geweest in 2013 of 2014. Geconfronteerd met stempels in zijn Nederlandse paspoort heeft de verdachte aanvullend verklaard dat hij op 31 december 2012 Amerika is binnen gekomen en dit land op 8 november 2013 weer heeft verlaten toen hij naar Istanbul, Turkije is gegaan. Hij heeft Turkije op 10 augustus 2014 weer verlaten. Verder heeft hij nog verklaard dat hij in Syrië en in Saoedi Arabië is geweest. Tijdens zijn tweede verhoor, op 3 april 2017, heeft de verdachte verklaard dat de naam van zijn moeder [naam moeder] is. Tijdens zijn vijfde verhoor, op 15 augustus 2017, wordt de verdachte (opnieuw) geconfronteerd met een foto van een man die zich op Facebook [naam broer verdachte] noemt. Hij heeft toen verklaard: “ik zal niet liegen. Dat is mijn broer [naam broer verdachte] ”. En tijdens dit verhoor wordt hij (opnieuw) geconfronteerd met een kopie van een (op 21 december 2003 verlopen) Jemenitisch paspoort van [bijnaam 1 verdachte] , geboren te [geboorteplaats] in Yemen op [geboortedatum] . Hij heeft toen, in afwijking van eerdere verhoren verklaard: “Is van mij. 100%”.
Laat dit alles nu vrijwel naadloos overeenkomen met de gegevens op het eerder beschreven aanmeldformulier.
Op het aanmeldformulier staat, als gezegd, de naam [bijnaam 1 verdachte] en als geboortejaar [geboortejaar] . De nationaliteit is Nederlander van Jemenitische achtergrond, met als verblijfplaats Al Hadida (in andere vertalingen geschreven als Al Hudayda(h) of Hodaidah), Al Hay Attijari. De persoon op het formulier was verkoper in een winkel, heeft tien maanden in Amerika gewerkt, is acht maanden in Engeland geweest en elf jaar in Nederland als “vluchteling studie en werk” en in Saoedi Arabië, Syrië, Marokko en Egypte voor bezoek. Zijn moeders naam luidt [naam moeder] en bij contactpersoon staat: zijn broer [naam broer verdachte] , met een nummer eindigend op [nummer] . Dit blijkt een telefoonnummer gekoppeld aan het eerder genoemde Facebookprofiel van de man die de verdachte in het politieverhoor zijn broer noemde, [naam broer verdachte] . Bij “achtergelaten toevertrouwde spullen” staat ingevuld “paspoort+mobiele telefoon”. Tenslotte staat op het formulier bij de vraag “waar bent u binnengekomen”: Aazaz, en bij toegangsdatum: 10-11-2013. Aazaz (of L’zaz) is een stad in Syrië bij de grens met Turkije. De verdachte is, als gezegd, op 8 november 2013 Turkije binnengekomen.
Al deze gegevens wijzen er op dat de verdachte deze heeft opgegeven. In het bijzonder de relatie tussen verdachtes aankomst in Turkije op 8 november 2013 en de toegangsdatum van 10 november 2013 maken het zeer onwaarschijnlijk dat iemand anders zich in Syrië voor de verdachte heeft uitgegeven. Daar komt bij dat het eerder genoemde Jemenitische paspoort, waarvan de verdachte, na aanvankelijke ontkenning, heeft gezegd,
is van mij, 100%,is opgedoken in Noord-Oost Syrië. Blijkens een proces-verbaal van het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum van 4 april 2017 ( [proces-verbaalnummer 2] ) is dit paspoort in handen gevallen van Syrische strijders bekend als
Syrian Democratic Forces(hierna: SDF) bij gevechten rond Ash Shaddadi, die dit in maart 2016 hebben overhandigd aan Amerikaanse strijdkrachten. De omstandigheden waaronder het paspoort is aangetroffen zijn niet opgehelderd, maar vast staat wel dat er in februari 2016 inderdaad een offensief van de SDF is geweest waarbij (Ash) Shaddadi op IS is veroverd.
Wat betreft laatstgenoemd proces-verbaal merkt de rechtbank nog op dat, blijkens een zinsnede in dat proces-verbaal, dit niet is bedoeld om te dienen als bewijsmiddel in een strafzaak. De rechtbank legt dit naast zich neer, nu zij niet inziet waarom de kopie van het paspoort van de verdachte niet voor het bewijs zou mogen worden gebruikt, zeker niet nu dit de verdachte wordt voorgehouden bij diverse verhoren en het als bijlage bij de desbetreffende processen-verbaal van verhoor is gevoegd. Dat geldt ook voor de weergave van de informatie die van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten is ontvangen. Ook de verdediging gaat er blijkens het pleidooi kennelijk van uit dat deze kopie en het proces-verbaal kunnen worden gebruikt (“deze zaak komt op het volgende neer: (…) de Verenigde Staten hebben Nederland tevens
een kopievan een Jemenistisch paspoort verstrekt dat op naam staat van cliënt…”).
Al het bovenstaande bewijst dat de verdachte zich op 10 november 2013 bij Aazaz in Syrië, bij de grens met Turkije, als strijder heeft aangemeld bij ISIL. Hij is daar zo’n tien maanden geweest, tot 10 augustus 2014, toen hij via Istanbul Turkije heeft verlaten.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat iemand de identiteit van de verdachte heeft gestolen door zich met verdachtes gegevens en met een
valsJemenitisch paspoort in Syrië bij de Turkse grens bij ISIL te melden. Voor de rechtbank staat echter buiten elke redelijke twijfel vast dat het paspoort in kwestie geen vervalsing is zoals door de verdediging bedoeld en dit het paspoort is waarmee de verdachte in 2000 naar Nederland is gekomen. Hij heeft dit paspoort naar eigen zeggen, ook in Nederland gehad. In het paspoort staat een binnenkomst-stempel van 23 juni 2000 te Roissy Charles de Gaulle vliegveld bij Parijs, terwijl de verdachte zich op 29 juni 2000 heeft gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatie Dienst in Nederland (einddossier onderzoek [dossiernaam] , p. 13 doorgenummerd).
De verdediging heeft er terecht nog op gewezen dat onduidelijk is gebleven of de SDF het paspoort afhandig hebben gemaakt van een individuele IS-strijder, niet zijnde de verdachte en dat ook de rechtbank daar tijdens de pro formazitting van 21 juni 2017 nog aandacht voor heeft gevraagd. Daar staat echter tegenover dat de verdachte op 24 augustus 2017 heeft verklaard dat het Jemenitische paspoort waarvan hem een kopie werd getoond van hem was. Hij heeft het bestudeerd en verklaard: “Staat hier: [datum] . Ja. Die is van mij”. De door de verdachte genoemde datum is de dag van uitgifte van het paspoort, de dag na de dag waarop [bijnaam 1 verdachte] , naar het oordeel van de rechtbank: de verdachte, negentien jaar was geworden. De wijze waarop het paspoort is aangetroffen is mede in verband met hetgeen eerder bij het bewijsoordeel is overwogen nu niet meer van belang. Daarbij speelt ook een rol dat de verdachte zijn verhaal, dat hij tussen 8 november 2013 en 10 augustus 2014 in Turkije goederen op een markt heeft verkocht op geen enkele wijze handen en voeten heeft gegeven. Hij heeft, ondanks gerichte vragen, geen adres genoemd waar hij heeft verbleven, hij heeft geen namen genoemd van mensen met wie hij contact heeft gehad en hij heeft geen enkele plaats aangewezen waar hij in die periode is geweest.
Tenslotte heeft de verdediging nog aangevoerd dat de verdachte nogal eens onsamenhangend heeft verklaard. Dat is op zichzelf juist, maar de rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte op momenten bewust verwarring zaait. Op andere momenten heeft de verdachte immers zeer samenhangend verklaard, bijvoorbeeld toen met hem de stempels in zijn Nederlands paspoort werden besproken of toen hem op 24 augustus 2017 foto’s van zijn broers en van het Jemenitische paspoort werden voorgehouden. Uit de triple-rapportage, die is opgesteld op verzoek van de verdediging, maar waaraan de verdachte uiteindelijk maar deels heeft meegewerkt, komt evenmin naar voren dat de verdachte in de war zou zijn.