ECLI:NL:RBROT:2018:2388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
650372 VZ VERZ 17-28749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverwijlde opzegging van arbeidsovereenkomst zonder dringende reden; terugkomen van eerdere berusting en beroep op vernietigbaarheid niet toegestaan; billijke vergoeding toegewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een voormalig werknemer van United Industries Logistics B.V., en zijn ex-werkgever. [verzoeker] had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar deze werd door United Industries op 6 oktober 2017 met onmiddellijke ingang opgezegd. [verzoeker] stelde dat er geen dringende reden was voor deze opzegging en dat de opzegging niet rechtsgeldig was. Hij vorderde onder andere een billijke vergoeding en de vernietiging van de opzegging.

De kantonrechter oordeelde dat de opzegging in strijd was met de wettelijke bepalingen, omdat er geen dringende reden was en de werkgever de opzegging niet onverwijld had gemotiveerd. De kantonrechter wees de vordering van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging af, omdat hij eerder had berust in het ontslag. Echter, de kantonrechter kende [verzoeker] wel een billijke vergoeding toe van € 10.000,00 bruto, omdat het ontslag ernstig verwijtbaar was. Tevens werd geoordeeld dat United Industries geen rechten kon ontlenen aan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst, omdat het ontslag onterecht was. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6503672 VZ VERZ 17-28749
uitspraak: 22 maart 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde: mr. D.C.A. van Wessel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
United Industries Logistics B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
procederend zonder gemachtigde.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoeker]” en “United Industries”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift met producties, ontvangen op 30 november 2017;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken, met producties ontvangen op 12 februari 2018.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 februari 2018. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens United Industries is verschenen de heer [A.] vergezeld door [S.], adviseur. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gehouden.
1.2
De kantonrechter heeft de datum voor de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
United Industries is een bedrijf voor logistieke dienstverlening voor op- en overslag, container handeling, lange en korte termijnopslag van goederen, vrachtvervoer en maritiem advies.
2.2
[verzoeker] is per 1 juli 2017 bij United Industries in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [verzoeker] was Manager Operations. Het overeengekomen loon bedroeg € 2.500,00 netto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding.
2.3
Tot de verantwoordelijkheden van [verzoeker] behoort het dagelijks leidinggeven aan kantoor en de loodsmedewerkers, het verzorgen van de planning en het toezicht houden op het materiaal. Tevens dient [verzoeker] het contact met de klanten en leveranciers te onderhouden en neemt hij deel aan de ontwikkeling en uitbreiding van het klantenbestand.
2.2
Op 25 augustus 2017 heeft United Industries bij brief aan [verzoeker] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 31 augustus 2017 zal worden beëindigd. United Industries schrijft dat niet de gehele samenwerking wordt beëindigd, maar dat het contract wordt vernieuwd.
2.3
Op 29 september 2017 heeft [verzoeker] een gewijzigde arbeidsovereenkomst ontvangen. Het betreft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, ingaande 1 september 2017 en tot 28 februari 2018 met een arbeidsduur van minimaal 3 en maximaal 40 uur per week.
2.4
Per e-mail van 3 oktober 2017 heeft [verzoeker] aan United Industries bevestigd dat hij niet akkoord is met de aangeboden gewijzigde arbeidsovereenkomst. [verzoeker] voert als reden onder meer aan dat de gewijzigde arbeidsovereenkomst geldt voor bepaalde tijd terwijl de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan. Verder wijst [verzoeker] erop dat de overeengekomen arbeidsduur 40 uur per week was terwijl in de gewijzigde arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van minimaal 3 en maximaal 40 uur per week is opgenomen.
2.5
Op 6 oktober 2017 heeft United Industries de arbeidsverhouding per direct beëindigd. United Industries heeft per e-mail aan [verzoeker] laten weten dat er geen basis meer is voor een verdere samenwerking. Volgens United Industries is het vertrouwen beschaamd. Aan [verzoeker] wordt medegedeeld dat ‘vandaag’ zijn laatste werkdag was. Hij wordt verzocht niet meer op het werk te verschijnen.
2.6
Bij brief van 30 oktober 2017 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan United Industries medegedeeld dat het ontslag niet rechtsgeldig is maar dat [verzoeker] zich gegeven de handelwijze van United Industries bij het ontslag neerlegt. [verzoeker] vordert de gefixeerde schadevergoeding en maakt vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van United Industries tevens aanspraak op een billijke vergoeding en verval van het concurrentiebeding. United Industries wordt in de brief gesommeerd de gevorderde bedragen binnen 5 dagen te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen worden getroffen, waarbij een fors hogere billijke vergoeding zal worden gevorderd.
2.7
United Industries heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven.
2.8
Bij brief van 22 november 2017 heeft de gemachtigde van [verzoeker] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag c.q. de opzegging. De gemachtigde heeft United Industries verzocht het ontslag c.q. de opzegging in te trekken.
2.9
United Industries heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[verzoeker] heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
  • de opzegging van de arbeidsovereenkomst door United Industries op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW te vernietigen;
  • United Industries te veroordelen tot doorbetaling aan [verzoeker] van het loon van
€ 2.500,00 netto per maand, te vermeerderen met 8% bruto vakantietoeslag, alsmede de overeengekomen bonussen en vergoedingen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan achterstallig loon en vakantietoeslag en overeengekomen bonussen en vergoedingen;
  • United Industries te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon over de periode 6 oktober 2017 ad € 2.500,00 netto per maand, te vermeerderen met de 8% bruto vakantietoeslag, alsmede de overeengekomen bonussen en vergoedingen tot de datum van de te wijzen beschikking, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente met ingang van 6 oktober 2017, danwel een in goede justitie vast te stellen ingangsdatum;
  • United Industries te bevelen loonstroken te verschaffen over de maanden vanaf oktober 2017, op straffe van een dwangsom ad € 250,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat United Industries hiermee na betekening van deze beschikking in gebreke blijft;
  • United Industries te veroordelen in de proceskosten;
Subsidiair:
  • Op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW United Industries te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 10.000,- bruto aan [verzoeker];
  • voor recht te verklaren dat het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 14 juli 2017 nietig is;
Bij wijze van voorlopige voorziening :
- United Industries te veroordelen tot betaling het achterstallige loon aan [verzoeker] over de periode 6 oktober 2017 tot rechtsgeldige ontbinding van de overeenkomst, vermeerderd met de buitengerechtelijke incasso 8% bruto vakantietoeslag, alsmede de overeengekomen bonussen en vergoedingen tot de datum van de te wijzen beschikking, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente met ingang van 6 oktober 2017, danwel een in goede justitie vast te stellen ingangsdatum.
3.2
[verzoeker] voert ter onderbouwing van het verzoek, kort gezegd, aan dat sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW. Volgens [verzoeker] is het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig aangezien er geen sprake is van een dringende reden en ook geen sprake is van een onverwijlde opzegging. Op grond van artikel 7:681 BW kan in plaats van vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst om toekenning van een billijke vergoeding worden verzocht, hetgeen [verzoeker] subsidiair doet.

4.Het verweer en het zelfstandig tegenverzoek

4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van hetgeen door [verzoeker] is verzocht. Volgens United Industries is de arbeidsovereenkomst reeds tijdens de proeftijd rechtsgeldig geëindigd. [verzoeker] heeft zijn verzoek buiten de vervaltermijn, namelijk langer dan twee maanden na 25 augustus 2017, ingediend. De oorspronkelijke arbeidsovereenkomst is nietig aangezien hierin een nietige proeftijd is opgenomen. Partijen hebben na 25 augustus 2017 onderhandeld over een nieuwe arbeidsovereenkomst maar zijn er niet uitgekomen. Als na 25 augustus 2017 nog sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst dan is deze door de opzegging op 6 oktober 2017 rechtsgeldig geëindigd. [verzoeker] heeft bij brief van zijn gemachtigde van 30 oktober 2017 berust in het ontslag. Daar kan niet van terug gekomen worden. Vanwege het voorgaande bestaat voor toewijzing van de verzoeken van [verzoeker] geen grondslag.
4.2
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek vordert United Logistics om [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan United Logistics van:
- een bedrag van € 5.720,00 aan openstaande kosten voor de Rode container;
- een bedrag van € 1.575,00 aan achterstallige huur voor de opslag van het archief WCL,
- een bedrag van € 11.750,00 aan schadevergoeding wegens overtreding van het concurrentiebeding,
- een bedrag van € 1.864,00 aan terugbetaling van een lening waarvoor [verzoeker] zich persoonlijk borg heeft gesteld;
- de proceskosten.
4.3
[verzoeker] heeft verweer gevoerd tegen deze zelfstandige tegenverzoeken.
4.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

5.De beoordeling

Vervaltermijn artikel 7:686a BW
5.1
United Industries heeft allereerst betoogd dat het verzoek buiten de vervaltermijn van 7:686a BW is ingediend, aangezien dit is ingediend op 30 november 2017 terwijl de opzegging heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2017. Dit verweer wordt verworpen.
In deze procedure gaat het niet over de opzegging van 25 augustus 2017 maar om de vraag of de opzegging van de arbeidsovereenkomst op 6 oktober 2017 rechtsgeldig is. Feitelijk is op 25 augustus 2017 ook geen sprake geweest van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. United Logistics heeft aangegeven niet de samenwerking te willen beëindigen maar tot een gewijzigde arbeidsovereenkomst te willen komen. Pas ruim een maand later, op 29 september 2017 heeft [verzoeker] een gewijzigde arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen, waarmee hij niet akkoord is gegaan. Vast staat dat [verzoeker] na 25 augustus 2017 gewoon heeft doorgewerkt en ook salaris heeft ontvangen. Gezien het voorgaande dient er vanuit te worden gegaan dat de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst na 25 augustus 2017 op dezelfde voorwaarden is voortgezet en door United Logistics is opgezegd op 6 oktober 2017.
5.2
[verzoeker] heeft de onderliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de datum van opzegging, 6 oktober 2017 (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
Vernietiging opzegging
5.3
[verzoeker] vordert primair vernietiging van de opzegging. [verzoeker] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat er geen dringende reden was om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Ook is geen sprake van onverwijlde opzegging. United Logistics heeft als verweer gevoerd dat [verzoeker] zich op 30 oktober 2017 uitdrukkelijk bij de opzegging heeft neergelegd. Van deze berusting kan niet worden teruggekomen, aldus United Logistics. [verzoeker] heeft daartegen ingebracht dat de berusting enkel heeft plaatsgevonden in het kader van een schikkingsvoorstel. United Logistics heeft dit voorstel niet aanvaard, waardoor de berusting van tafel is, aldus [verzoeker].
5.4
Voor de beantwoording van de vraag of [verzoeker] kan terugkomen van zijn eerdere berusting in de opzegging en zich alsnog op de vernietigbaarheid van de opzegging kan beroepen, is onder meer het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1994 (JAR 1994/234) richtinggevend.
5.5
De Hoge Raad overwoog in dat arrest het volgende:
“In geval een gegeven ontslag zowel in strijd met “de voor opzegging geldende bepalingen” als in strijd met een wettelijk opzegverbod is, kan de werknemer die niet reeds aanstonds ondubbelzinnig in beëindiging van de dienstbetrekking toestemt, al dan niet de nietigheid van het ontslag inroepen. Indien de werknemer tijdig en op de juiste wijze de nietigheid van het ontslag inroept, duurt de dienstbetrekking voort; doet hij dat niet, dan beëindigt het onregelmatig ontslag de dienstbetrekking tegen de aangezegde ontslagdatum, doch wordt de werkgever schadeplichtig”. Heeft de werknemer de nietigheid van het ontslag ingeroepen, dan kan hij – behoudens bijzondere omstandigheden – van die keuze terugkomen door jegens de werkgever ondubbelzinnig van zijn beroep op nietigheid afstand te doen.”
5.6
In dit arrest van de Hoge Raad ging het dus om de situatie dat eerst een beroep wordt gedaan op de nietigheid en vervolgens afstand wordt gedaan van dit beroep op nietigheid. In de onderhavige zaak gaat het om de omgekeerde situatie. [verzoeker] heeft zich eerst neergelegd bij de opzegging om vervolgens alsnog (ook) een beroep op de vernietigbaarheid te doen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een dergelijke “omgekeerde switch” in de gegeven omstandigheden niet gehonoreerd worden. De kantonrechter is mede gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 6 oktober 2017. De gemachtigde van [verzoeker] heeft in zijn brief van 30 oktober 2017 ondubbelzinnig en zonder enig voorbehoud verklaard dat [verzoeker] zich neerlegt bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst en aanspraak maakt op een billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding. Uit de brief blijkt niet dat deze berusting enkel plaatsvindt in het kader van een schikkingsvoorstel. Integendeel, de gemachtigde heeft onvoorwaardelijk verklaard dat [verzoeker] zich neerlegt bij de opzegging, zonder daarbij het recht voor te behouden om alsnog een beroep op vernietigbaarheid te doen. Daarmee heeft [verzoeker] zekerheid geschapen over het einde van de arbeidsovereenkomst per 6 oktober 2017. Daar komt nog bij dat in de brief van 22 november 2017 waarin een beroep op de vernietigbaarheid is gedaan, niet ondubbelzinnig afstand is gedaan van de eerdere berusting, terwijl de Hoge Raad dit in bovengenoemd arrest wel als voorwaarde heeft gesteld. Ook uit de manier waarop [verzoeker] zijn verzoek heeft ingericht blijkt niet dat hij duidelijk een keuze maakt tussen vernietiging van de opzegging en berusten in het feitelijke einde van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] is alsnog voor twee ankers gaan liggen.
5.7
De kantonrechter oordeelt dat door het honoreren van een omgekeerde switch opnieuw onzekerheid zou ontstaan over de vraag of de opzegging al dan niet tot een einde van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. De rechtszekerheid is hiermee niet gediend. Daar komt bij dat de feitelijke gedragingen van [verzoeker] ook niet stroken met een beroep op vernietigbaarheid maar veel meer passen bij een berusting. [verzoeker] heeft op 6 oktober 2017 zijn sleutels ingeleverd en heeft bij brief van 30 oktober 2017 berust in de opzegging. Pas drie weken later, op 22 november 2017 heeft [verzoeker] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging, zonder daarbij overigens wedertewerkstelling te verzoeken. Ook is niet gebleken dat hij zich na 6 oktober 2017 beschikbaar heeft gehouden om te werken. [verzoeker] heeft verder ter zitting verklaard dat hij niet meer bij United Logistics wil werken en dat een einde van de arbeidsovereenkomst de voorkeur heeft. [verzoeker] vordert in deze procedure ook geen tewerkstelling maar enkel betaling van loon.
5.8
Gezien het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de switch van berusting naar een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging in de gegeven omstandigheden niet gehonoreerd kan worden. Als gevolg van de berusting door [verzoeker] wordt uitgegaan van een feitelijk einde van de arbeidsovereenkomst per 6 oktober 2017. De primaire vordering moet dan ook worden afgewezen.
Billijke vergoeding
5.9
Vervolgens dient te worden beoordeeld of [verzoeker] de subsidiair gevorderde billijke vergoeding toekomt op grond van artikel 7:681 lid 1 BW.
5.1
Op grond van artikel 7:681 lid 1 BW kan de kantonrechter aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7: 671 BW. Voor toekenning van een billijke vergoeding is ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist; daaraan wordt geacht reeds te zijn voldaan wanneer de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd, zoals in het onderhavige geval. Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar.
5.11
Gezien het voorgaande dient beoordeeld te worden of United Industries de arbeidsovereenkomst op 6 oktober 2017 in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd.
5.12
Op grond van artikel 7:671 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij het UWV toestemming heeft verleend of tenzij sprake is van een opzegging als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW. Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.13
[verzoeker] stelt dat een dringende reden voor het gegeven ontslag ontbreekt en dat United Logistics de reden voor het ontslag onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd. [verzoeker] heeft steeds goed gefunctioneerd en heeft geen waarschuwing ontvangen. United Logistics heeft ter zitting aangevoerd dat er meerdere redenen zijn voor het ontslag en dat de in de brief van 6 oktober 2017 genoemde reden hiervan een samenvatting vormt.
5.14
Uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 23 april 1993, NJ 1993, 504) volgt dat de dringende reden onverwijld moet worden medegedeeld zodat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is welke, door de werkgever als dringend aangemerkte, reden aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ten grondslag wordt gelegd. De ontslaggrond moet zo worden geformuleerd dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is waarom hij wordt ontslagen, zodat hij zijn positie kan bepalen naar aanleiding van dat ontslag.
De kantonrechter oordeelt dat aan dit vereiste in de gegeven omstandigheden niet is voldaan. In de e-mail van 6 oktober 2017 is als reden voor de opzegging medegedeeld:
“dat er geen basis meer is voor verdere samenwerking. Het opgewekt vertrouwen is helaas beschaamd”.Deze door United Logistics medegedeelde reden is zo algemeen en vaag dat niet gezegd kan worden dat voor [verzoeker] duidelijk was wat de reden voor beëindiging was. De veel later, in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling, meer concreet omschreven door United Logistics gestelde gedragingen van [verzoeker] kunnen daarbij niet meer meewegen, omdat deze te laat – want niet onverwijld - zijn medegedeeld. Overigens kunnen geen van die gedragingen, ook niet in onderlinge samenhang, worden aangemerkt als een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Uit de ter zitting aangevoerde redenen valt weliswaar op te maken dat United Logistics niet tevreden was over het functioneren van [verzoeker], maar dat levert nog geen dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dat geldt temeer nu [verzoeker] niet is gewaarschuwd dat zijn gedragingen zouden kunnen leiden tot ontslag, zodat hij hier ook geen rekening mee hoefde te houden.
5.15
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan het vereiste van onverwijlde mededeling en is evenmin sprake geweest van een dringende reden voor een ontslag op staande voet, zodat de conclusie moet zijn dat is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW in combinatie met artikel 7:677 BW. Dit brengt mee dat [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW.
5.16
[verzoeker] heeft verzocht de billijke vergoeding vast te stellen op € 10.000,00 bruto.
5.17
Vooropgesteld wordt dat de rechter bij het vaststellen van de billijke vergoeding rekening dient te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de gevolgen van het ontslag. De werknemer dient te worden gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij kan mede worden gelet op hetgeen werknemer aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Het zal van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in aanmerking moet worden genomen (HR 30 juni 2017 ECLI:NL:HR:2017:1187).
5.18
Vast staat dat United Logistics de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op 6 oktober 2017 met onmiddellijke ingang heeft opgezegd zonder dat daarvoor een dringende reden bestond. [verzoeker] is daardoor ten onrechte geconfronteerd met de situatie dat hij van de ene op de andere dag zijn arbeidsovereenkomst heeft verloren en plotseling is teruggevallen in inkomen. [verzoeker] ontvangt geen salaris meer terwijl hij ook geen aanspraak heeft op WW-uitkering en nog geen andere baan heeft. Bovendien heeft [verzoeker] vanwege de korte duur van het dienstverband geen recht op transitievergoeding. Ten aanzien van de vraag hoe lang [verzoeker] nog loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd overweegt de kantonrechter dat het niet aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst nog geruime tijd zou hebben voortgeduurd. Uit de tussen partijen gevoerde e-mailcorrespondentie blijkt genoegzaam dat de samenwerking tussen partijen van begin af aan niet zonder problemen verliep en dat [verzoeker] niet voldeed aan de verwachtingen die United Logistics blijkbaar van hem had. De kantonrechter acht alles overwegende de door [verzoeker] verzochte vergoeding van € 10.000,00 redelijk en zal de billijke vergoeding op dit bedrag vaststellen.
Concurrentiebeding
5.19
Nu hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd ten gevolge van ernstig verwijtbaar handelen door United Logistics kan zij ingevolge artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten ontlenen aan het in de arbeidsovereenkomst van 14 juli 2017 opgenomen concurrentiebeding. De kantonrechter zal de door [verzoeker] gevorderde verklaring voor recht dan ook toewijzen, zij het op de wijze zoals hierna bepaald.
Voorlopige voorziening
5.2
De gevraagde voorlopige voorziening zal worden geweigerd vanwege gebrek aan belang nu in deze beschikking op alle punten zal worden beslist.
Zelfstandige tegenverzoeken
5.21
United Logistics heeft gevorderd om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van verschillende schadeposten.
5.22
[verzoeker] heeft de verschuldigdheid van de gevorderde kosten terzake de Rode Container betwist. Er is geen sprake van diefstal en ook is niet voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van 7:661 BW, dat de werknemer schade toebrengt aan de werkgever en dat deze schade opzettelijk moet zijn toegebracht, aldus [verzoeker]. De kantonrechter oordeelt dat United Logistics onvoldoende feiten heeft gesteld die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden, zodat een grondslag voor toewijzing ontbreekt. Bovendien heeft [verzoeker] gemotiveerd betwist dat hij de gevorderde bedragen verschuldigd is. Gelet hierop wordt de vordering afgewezen.
5.23
[verzoeker] heeft de gevorderde terugbetaling van een lening aan WCL (de gefailleerde onderneming van [verzoeker]) eveneens betwist. Volgens [verzoeker] is de lening verstrekt aan WCL om het salaris van een werknemer te kunnen betalen. Er is geen sprake van een lening aan [verzoeker] in persoon, noch is gebleken dat hij zich bij wijze van borgstelling persoonlijk verplicht tot terugbetaling hiervan. Een eventuele vordering van United Logistics op WCL dient bij de curator te worden ingediend. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft United Logistics – gelet op de gemotiveerde betwisting door [verzoeker]- haar vordering onvoldoende onderbouwd. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5.24
De gevorderde schadevergoeding en boetebedragen vanwege de gestelde overtreding van het concurrentiebeding komen evenmin voor toewijzing in aanmerking. Onder 5.19 is geoordeeld dat United Logistics geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding, zodat een grondslag voor toewijzing van de vordering ontbreekt. Daarnaast heeft [verzoeker] ter zitting de aantijgingen van United Logistics gemotiveerd weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft United Logistics, gelet op de gemotiveerde betwisting door [verzoeker], de gestelde overtreding van het concurrentiebeding onvoldoende onderbouwd.
De vordering zal daarom worden afgewezen.
5.25
[verzoeker] heeft tenslotte de verschuldigdheid van de gevorderde achterstallige huur van het archief betwist. Volgens [verzoeker] is er geen huurovereenkomst en is niet duidelijk wat de grondslag is voor de gevorderde betaling. De vordering van United Logistics zal worden afgewezen, nu United Logistics onvoldoende feiten heeft gesteld die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. United Logistics heeft niet gesteld op grond waarvan [verzoeker] gehouden was tot betaling van de gevorderde bedragen. Een grondslag voor toewijzing ontbreekt derhalve, zodat de vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
5.26
De proceskosten komen voor rekening van United Logistics, als de in het ongelijk gestelde partij.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt United Logistics om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van
€ 10.000,00 bruto;
verklaart voor recht dat United Logistics geen rechten kan ontlenen aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding;
veroordeelt United Logistics tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 78,00 aan verschotten en € 600,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650