ECLI:NL:RBROT:2018:235

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2018
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
6274628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van Poolse werknemers door uitzendbureau wegens weigering werkzaamheden tijdig aan te vangen en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zonder toestemming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2018, hebben vijf Poolse werknemers (verzoekers) een verzoek ingediend tegen hun werkgever, Roscaff B.V., na ontslag op staande voet. De werknemers waren werkzaam bij Brand Energy & Infrastructure Service B.V., de enige opdrachtgever van Roscaff. Op 29 juni 2017 werden de werknemers ontslagen omdat zij weigerden hun werkzaamheden tijdig aan te vangen en zonder toestemming persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) van de opdrachtgever gebruikten. Roscaff stelde dat dit gedrag hen aanzienlijke schade had berokkend en dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag.

De verzoekers betwistten de geldigheid van het ontslag, stellende dat zij te laat waren door omstandigheden buiten hun schuld, zoals vertraging van een collega en file. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2017 gaven de verzoekers aan dat zij tijdig op de parkeerplaats waren, maar dat er onvoldoende vervoer beschikbaar was. Roscaff voerde echter aan dat de verzoekers eerder al waarschuwingen hadden ontvangen voor vergelijkbaar gedrag en dat hun acties op 29 juni 2017 een bewuste poging waren om druk uit te oefenen op de werkgever.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de verzoekers een dringende reden hadden gegeven voor het ontslag. De verzoeken van de werknemers om vergoedingen werden afgewezen, en de verzoekers werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van kosten aan Roscaff. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werknemers en de voorwaarden waaronder ontslag op staande voet kan worden gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6274628 / VZ VERZ 17-22448
uitspraak: 12 januari 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1.[verzoeker 1],

2. [verzoeker 2],

3. [verzoeker 3],

4. [verzoeker 4],

5. [verzoeker 5],

allen wonende te Hoogvliet,
verzoekers en verweerders,
gemachtigde: mr. N. Çiçek,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Roscaff B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster en verzoekster,
gemachtigde: mr. S.A.J. van Riel.
Verzoekers worden hierna gezamenlijk aangeduid als zodanig. Afzonderlijk worden ze aangeduid als “[verzoeker 1]”, “[verzoeker 2]”, “[verzoeker 3]”, “[verzoeker 4]” en “[verzoeker 5]”. Verweerster wordt aangeduid als “Roscaff”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het verweerschrift, tevens inhoudende een tegenverzoek, met producties;
  • de nagezonden producties 17 en 18 zijdens Roscaff, en
  • de nagezonden producties 6 en 12 tot en met 21 zijdens verzoekers.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2017. Verzoekers zijn in persoon verschenen, vergezeld van een tolk in de Poolse taal en bijgestaan door
mr. Çiçek. Roscaff is vertegenwoordigd door [W.] (roepnaam [A.]) die werd bijgestaan door mr. Van Riel. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Roscaff is een uitzendbureau. Verzoekers waren te werk gesteld bij Brand Energy & Infrastructure Service B.V. (hierna: Brand), de enige opdrachtgever van Roscaff.
2.2
Op de arbeidsovereenkomsten van verzoekers is het bedrijfsreglement van Roscaff van toepassing. In de eerste alinea van 7.1 van dit regelement is het volgende opgenomen:
‘Tenzij individueel anders wordt overeengekomen, levert werkgever aan iedere werknemer het nodige materiaal om zijn functie op adequate wijze uit te kunnen voeren. Aan Werknemer wordt door werkgever in elk geval pbm ter beschikking gesteld (zie punt 7.3). Werknemer ontvangt de in punt 7.3 genoemde materialen uitsluitend van werkgever. Indien de materialen bij de opdrachtgever worden aangeschaft, dan wordt de aanschafwaarde ingehouden op h et loon van werknemer.’
2.3
Verzoekers zijn op 29 juni 2017 door Roscaff op staande voet ontslagen. Dat ontslag is schriftelijk bevestigd op diezelfde datum. In de brief van 29 juni 2017 aan verzoekers staat onder andere het volgende:
‘(…)
Ons is gebleken dat u deze ochtend geweigerd heeft uw werkzaamheden (tijdig) aan te vangen. U hebt hiervoor geen gerechtvaardigde reden gegeven. Het niet tijdig aanvangen van het werk c.q. staken van de werkzaamheden levert voor ons als uitzendonderneming enorme (imago)schade op. Klaarblijkelijk heeft u ook gemeend andere werknemers bij ons in dienst te moeten ‘opruien’ c.q. ‘aanmoedigen’ om ook de werkzaamheden niet (tijdig) aan te vangen. Hierdoor hebben verschillende werknemers van ons niet tijdig de werkzaamheden aangevangen bij onze opdrachtgever.
Daarnaast is gebleken dat u zonder toestemming Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) heeft meegepakt c.q. heeft gebruikt in eigendom van onze opdrachtgever. Dit terwijl duidelijk is dat het niet toegestaan is PBM van de opdrachtgever te gebruiken dan wel mee te nemen zonder toestemming van de opdrachtgever. Zoals aan u door ons is aangegeven, u bekend is en ook blijkt uit het bedrijfsreglement van Roscaff, wat aan u ter beschikking is gesteld, worden PBM uitsluitend ter beschikking gesteld door ons. Het is dus niet, zonder toestemming van de werkgever en/of de opdrachtgever, toegestaan PBM van de opdrachtgever mee te pakken c.q. te gebruiken. Doordat u PBM heeft meegepakt c.q. heeft gebruikt van de opdrachtgever, hebben wij ook enorme schade geleden als onderneming.
De hiervoor genoemde feiten leveren ieder voor zich, doch zeker in onderling verband gezien, een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Van ons kan niet worden verwacht dat de arbeidsovereenkomst nog enige tijd voortduurt, nu u grovelijk de verplichtingen als werknemer van ons hebt veronachtzaamd en door uw handelen wij (imago)schade hebben geleden.
(…)’

3.Het verzoek van verzoekers

3.1
Verzoekers hebben verzocht, voor zover wettelijke geoorloofd uitvoerbaar bij voorraad:
Roscaff te veroordelen om te betalen aan transitievergoeding aan [verzoeker 2] € 16.684,00, aan [verzoeker 4] € 3.750,00 en aan [verzoeker 5] € 4.700,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot de dag van algehele voldoening;
Roscaff te veroordelen om te betalen aan billijke vergoeding aan [verzoeker 1] € 2.000,00, aan [verzoeker 2] € 8.342,00, aan [verzoeker 3] € 2.000,00, aan [verzoeker 4] € 1.875,00 en aan [verzoeker 5] € 2.350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het verzoekschrift tot de dag van algehele voldoening;
Roscaff te veroordelen om te betalen aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging aan [verzoeker 1] € 1.368,73, aan [verzoeker 2] € 4.352,40, aan [verzoeker 3] € 1.368,73, aan [verzoeker 4] € 3.750,00 en aan [verzoeker 5] € 2.563,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2017 tot de dag van algehele voldoening;
Roscaff te veroordelen om aan [verzoeker 1] te betalen het loon van week 25 en 26 van 2017 ad € 1.077,58, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
Roscaff te veroordelen om aan [verzoeker 2] te betalen het loon van week 25 en 26 van 2017 ad € 1.254,24, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
Roscaff te veroordelen om aan [verzoeker 3] te betalen het loon van week 25 en 26 van 2017 ad € 787,37, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
Roscaff te veroordelen om aan [verzoeker 4] te betalen het loon van week 25 en 26 van 2017 ad € 1.004,83, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
Roscaff te veroordelen om aan [verzoeker 5] te betalen het loon van week 25 en 26 van 2017 ad € 631,98, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
I. Roscaff te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan hun verzoeken leggen verzoekers - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat er geen sprake is van een dringende reden, en de redenen niet onverwijld zijn gegeven, zodat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven met alle rechtsgevolgen van dien. Verzoekers berusten in het ontslag.
3.3
Verzoekers voeren daartoe in hun verzoekschrift aan dat het woon-werkverkeer werd verzorgd door Roscaff. Op 29 juni 2017 had een van de verzoekers zich verslapen, zodat de personeelsbus - waar ook de andere vier verzoekers in zaten - moest wachten. Daardoor stonden zij die dag ook nog in de file. Dat ze te laat zouden komen is door verzoekers per whatsapp bericht doorgegeven aan Brand. Verzoekers hebben hun werkzaamheden om 07:30 uur aangevangen in plaats van 07:00 uur.
3.4
Op hetgeen verzoekers verder hebben aangevoerd wordt hierna - indien van belang voor de beoordeling - (nader) ingegaan.

4.Het verweer

Roscaff voert verweer. Zij voert aan dat verzoekers al eerder, op 14 juni 2017, hebben geweigerd om hun werkzaamheden bij Brand tijdig aan te vangen, omdat zij eisten dat er een veiligheidsbril werd verschaft met donkere glazen en zij anders de volgende dag niet zouden komen werken. Daar heeft Brand Roscaff bij e-mail van 14 juni 2017 op aangesproken, waarbij specifiek [verzoeker 5] en de heer [F.] zijn benoemd als woordvoerders van de groep en ‘tegenwerkers’ van Brand. Roscaff heeft haar werknemers, en dus ook verzoekers, per e-mail van diezelfde datum een waarschuwing gestuurd en de verwachting uitgesproken dat dergelijk gedrag niet meer zal voorkomen. Verzoekers hebben op die e-mail niet gereageerd. Verder hebben verzoekers zonder medeweten van Roscaff pbm’s van Brand gebruikt, waarvoor Roscaff een factuur van Brand heeft ontvangen. Roscaff heeft per e-mail van 28 juni 2017 aan verzoekers gemaild dat voor de pbm’s een inhouding zou worden gedaan op het loon.
Verzoekers worden altijd vanaf de parkeerplaats bij EXXON naar de betreffende bouwplaats gebracht. Op 29 juni 2017 waren verzoekers tijdig (allen voor 06:30 uur) op de parkeerplaats aanwezig, maar hebben geweigerd om (tijdig) naar de bouwplaats te gaan.

5.Het tegenverzoek en het verweer daarop

5.1
Roscaff heeft verzocht om verzoekers te veroordelen tot betaling van vergoedingen ter hoogte van een maandloon op grond van artikel 7:677 lid 2 jo. lid 3 sub b BW.
5.2
Verzoekers vragen om afwijzing van deze boetes, althans matiging daarvan.

6.De beoordeling

6.1
Het verzoek is ingesteld op grond van artikel 7:681 lid 1 BW en artikel 7:672 lid 9 BW. Het onderhavige verzoekschrift is ingediend op 28 augustus 2017. Dat is binnen de vervaltermijn van twee maanden na de datum van het ontslag op staande voet, zoals die is bepaald in artikel 7:686a lid 4 onder a, onderdeel 2 BW, zodat verzoekers daartoe bevoegd zijn.
6.2
Beoordeeld dient te worden of het ontslag op staande voet van 29 juni 2017 van verzoekers voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW. Immers, als dat niet het geval is, dan is daarmee gegeven dat de opzegging op die datum is gedaan tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt (artikel 7:672 lid 9 BW) en de opzegging in strijd is met artikel 7:671 BW (artikel 7:681 lid 1 onder a). Een ontslag op staande voet is geldig, indien aan de volgende eisen is voldaan:
- er is sprake van een dringende reden;
- het ontslag op staande voet is onverwijld gegeven, en
- de dringende reden is gelijktijdig met het ontslag op staande voet aan de werknemer meegedeeld.
6.3
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden voor de werkgever beschouwd “(…) zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren” (art. 7:678 lid 1 BW). In de ontslagbrief van
29 juni 2017 heeft Roscaff - kort gezegd - twee ontslaggronden genoemd, die volgens Roscaff zowel afzonderlijk als in onderling verband bezien een dringende reden opleveren, te weten:
  • weigeren werkzaamheden (tijdig) aan te vangen op 29 juni 2017 & het ‘opruien’ c.q. ‘aanmoedigen’ van andere werknemers om ook de werkzaamheden niet (tijdig) aan te vangen, en
  • meepakken c.q. gebruiken van Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) zonder toestemming.
6.4
Door verzoekers is erkend dat zij hun werkzaamheden op 29 juni 2017 niet tijdig hebben aangevangen. Zij hebben daar in hun verzoekschrift als verklaring voor gegeven dat zij laat waren in verband met vertraging van een collega en file (zie onder 3.3) en dat zij die vertraging (tijdig) telefonisch aan de opdrachtgever hebben doorgegeven. Daartoe verwijzen verzoekers in het verzoekschrift naar een whatsapp gesprek van 29 juni 2017 met ‘[M.]’ (leidinggevende bij Brand):
‘My friend this was not what i meaned yesterday.
06:58 ([M.])
We have to discuss something like this before you do it.
06:59 ([M.])
I know, i tried explain this to the guys but [A.] sayed not give back money for Winter jacket and another nessery staff[stuff; kantonrechter].
all Group will be late 30 min.
07:09
Yes i understand but the group has a problem now my friend.
07:10 ([M.])’
6.5
Verzoekers hebben niet voldoende gemotiveerd betwist dat er door hen op 14 juni 2017 al dreigementen aan het adres van Brand zijn geuit met betrekking tot hun wens/eis om een donkere veiligheidsbril te krijgen. Verzoekers hebben voor die actie allen een schriftelijke officiële waarschuwing van Roscaff ontvangen, waartegen zij geen bezwaar hebben gemaakt. Verder blijkt uit voornoemde whatsapp berichten dat er kennelijk al eerder, een dag tevoren, over ‘iets’ is gesproken. Verzoekers betwisten tijdens de mondelinge behandeling dat één van hen voornoemd whatsapp bericht heeft gestuurd, maar dat komt uit de lucht vallen en is volledig in strijd met hun stelling in het verzoekschrift, blijkt nergens uit en is niet onderbouwd, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. Uit de schriftelijke verklaring van de heer [K.] in samenhang bezien met die van de heer [E.] van Brand blijkt verder dat er op 28 juni 2017 is gesproken met verzoekers over de mededeling van Roscaff dat verzoekers zelf zouden moeten betalen voor de door hen gebruikte pbm’s en dat er daarom geld zou worden ingehouden op hun loon. [E.] heeft tot rust gemaand en gezegd dat een en ander de volgende dag met de heer [K.] kon worden besproken. Verzoekers erkennen ook dat er ‘gedoe’ was over de aangezegde looninhouding. Dat verzoekers vervolgens op 29 juni 2017 hun werkzaamheden later zijn aangevangen is het oordeel van de kantonrechter gelet op deze voorgeschiedenis goed verklaarbaar. De heer [K.] heeft tevens schriftelijk verklaard dat (onder andere) verzoekers op 29 juni 2017 op het parkeerterrein andere monteurs tegen hielden om hun werkzaamheden aan te gaan vangen. Gelet op de voorafgaande gebeurtenissen hebben zij dat kennelijk bewust gedaan, teneinde iets voor elkaar te krijgen, te weten dat zij geen inhouding op hun loon zouden krijgen voor de pbm’s. Roscaff heeft onbetwist gesteld dat uit GPS-gegevens blijkt dat verzoekers op 29 juni 2017 allemaal tijdig aanwezig waren op de parkeerplaats. Uit de whatspp berichten blijkt geenszins van een vertraging door file en/of verslapen, maar juist van een bewuste, geplande actie om Roscaff/Brand onder druk te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoekers een geheel andere reden gegeven waarom zij te laat waren op 29 juni 2017, te weten dat zij wel op tijd op de parkeerplaats aanwezig waren (zoals inderdaad ook blijkt uit de GPS-gegevens), maar dat er daar niet voldoende busjes aanwezig waren en zij moesten wachten totdat er voor hen plaats was in een busje. Het is onbegrijpelijk dat verzoekers met een heel ander verhaal komen over de reden van het te laat aanvangen van de werkzaamheden na het verweerschrift van Roscaff. Het maakt beide verklaringen ongeloofwaardig.
6.6
Op 29 juni 2017 hebben verzoekers zich in opdracht van Roscaff gemeld op kantoor. Daar hebben zij geen andere verklaring gegeven voor het later aanvangen van hun werkzaamheden dan dat zij het niet eens waren met het feit dat de kosten voor de pbm’s zouden worden ingehouden op het loon. De omstandigheid dat Brand de enige opdrachtgever is van Roscaff maakt het gedrag van verzoekers extra verwijtbaar. Immers, Roscaff is van haar inkomsten volledig afhankelijk van de opdracht van Brand en Brand heeft naar aanleiding van de besproken gebeurtenissen aan Roscaff aangegeven dat verzoekers bij haar niet langer welkom zijn. De wijze waarop verzoekers hun wensen/eisen hebben geprobeerd af te dwingen bij Brand en/of Roscaff getuigt geenszins van goed werknemerschap. Roscaff heeft aangevoerd dat verzoekers tot de top van de steigerbouwers behoren en ook vanuit Brand is geen enkele op- of aanmerking op hun inhoudelijke functioneren geweest, zodat niet valt in te zien dat Brand en/of Roscaff om een andere reden dan in de ontslagbrief genoemd van de verzoekers af zou(den) willen.
6.7
Gelet op al het voorgaande wordt geoordeeld dat verzoekers Roscaff een dringende reden gegeven hebben voor ontslag en wordt vastgesteld dat het ontslag op staande voet voldoet aan de wettelijke eisen. De vorderingen van verzoekers die samenhangen met hun stelling op dit punt (kortweg: de transitievergoeding, de billijke vergoeding en de vergoeding voor onregelmatige opzegging) worden dan ook afgewezen.
6.8
Roscaff betwist niet dat verzoekers de uren hebben gewerkt die op hun loonstroken voor de weken 25 (19-06-2017 t/m 25-06-2017) en 26 (26-06-2017 t/m 02-07-2017) van 2017 staan vermeld. Roscaff voert echter aan dat zij die betalingen heeft opgeschort, omdat verzoekers ondanks herhaald verzoek daartoe geen kilometerregistraties van hun reizen naar Polen hebben aangeleverd, waartoe zij volgens Roscaff - op grond van het bedrijfsreglement - wel verplicht zijn. In verband met alle omstandigheden heeft Brand deze weken ook niet uitbetaald aan Roscaff, aldus is door Roscaff onbetwist gesteld. In artikel 10.2.3 van het bedrijfsreglement staat:
‘Indien werknemer in het kader van de ET-regeling vervoerskosten maakt van en naar zijn woonplaats in het land van herkomst, dient werknemer direct bij terugkeer in Nederland werkgever op de hoogte te brengen van de door hem gemaakte kosten.’
Uit de stukken die door Roscaff in het geding zijn gebracht blijkt ook dat verzoekers voorheen wel (eens) een kilometerregistratie van vervoerskosten naar Polen hebben ingediend. Verzoekers voeren weliswaar aan dat zij de opschorting niet in verhouding achten met het ontbreken van de kilometeradministratie, maar zij hebben niet betwist dat zij reizen naar hun land van herkomst hebben gemaakt, waarvan zij geen administratie hebben ingediend. Zij betwisten slechts dat er een afspraak bestaat dat zij die administratie moeten inleveren. Die afspraak blijkt nu echter juist expliciet uit het hiervoor geciteerde artikel van het reglement. Bovendien heeft Roscaff onbetwist gesteld dat zij voor de werkzaamheden van verzoekers in week 25 en 26 niet door Brand is betaald. Gelet op het verwijtbare gedrag van verzoekers komt dat voor hun rekening en risico. Het verzoek van verzoekers tot uitbetaling van hun loon voor de weken 25 en 26 van 2017 wordt in verband met bovengenoemde omstandigheden afgewezen.
6.9
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld kan worden vastgesteld dat het ontslag op staande voet is ingegeven door opzet of schuld van verzoekers. Dat betekent dat verzoekers aan Roscaff op grond van artikel 7:677 lid 2 BW een vergoeding verschuldigd zijn, omdat Roscaff van de opzeggingsbevoegdheid op grond van een dringende reden gebruik heeft gemaakt. Niet is betwist dat de opzegtermijn van verzoekers in ieder geval een maand betrof, zodat de hoogte van de gevorderde vergoedingen - nu een gemotiveerd verweer ter zake van de hoogte van het loon ontbreekt - als juist dient te worden aangemerkt. Verzoekers hebben slechts in algemene zin een beroep op afwijzing of matiging gedaan, maar zij hebben geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die het toewijzen van de boete - zoals door hen gesteld - ‘onredelijk’ maakt. De gevorderde bedragen worden dan ook toegewezen zoals gevorderd.
6.1
Verzoekers worden als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordeeld in de kosten van de procedure. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Gelet op het aantal van vijf verzoekers waarop enigszins afwijkende feiten en vorderingen van toepassing zijn, ziet de kantonrechter aanleiding om aan salaris voor de gemachtigde van Roscaff een bedrag van € 800,00 toe te kennen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken van verzoekers af;
veroordeelt [verzoeker 2] om aan Roscaff tegen kwijting te betalen € 2.879,09;
veroordeelt [verzoeker 4] om aan Roscaff tegen kwijting te betalen € 2.712,67;
veroordeelt [verzoeker 5] om aan Roscaff tegen kwijting te betalen € 2.712,67;
veroordeelt [verzoeker 1] om aan Roscaff tegen kwijting te betalen € 1.368,73;
veroordeelt [verzoeker 3] om aan Roscaff tegen kwijting te betalen € 1.368,73;
veroordeelt verzoekers hoofdelijk, des de één betalend de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van Roscaff vastgesteld op € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening, en indien verzoekers niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, eveneens begroot op € 205,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703