ECLI:NL:RBROT:2018:2137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
6565691 VZ VERZ 18-129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling bij ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Goudprijs B.V. en haar vestigingsmanager, [verweerder]. Goudprijs heeft het verzoek ingediend op basis van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen, aangezien [verweerder] niet op de hoogte was van een datalek en hij niet opzettelijk vertrouwelijke informatie had gedeeld. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsverhouding niet duurzaam verstoord was, omdat er onvoldoende pogingen waren gedaan door Goudprijs om het vertrouwen te herstellen. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en Goudprijs veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon aan [verweerder] over de maanden november 2017, december 2017 en januari 2018, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging. Goudprijs is ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6565691 VZ VERZ 18-129
uitspraak: 6 maart 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOUDPRIJS B.V.,
gevestigd te Klaaswaal,
verzoekster,
tevens verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. L.A. Jansen,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam],
verweerder,
tevens verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. van Nimwegen.
Partijen worden hierna nader aangeduid als respectievelijk “Goudprijs” en “[verweerder]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 5 januari 2018, met producties;
  • het verweerschrift, ontvangen op 12 februari 2018, met producties;
  • de pleitaantekeningen aan de zijde van Goudprijs.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 14 februari 2018. Namens Goudprijs is verschenen [R.], bijgestaan door de gemachtigde mr. L.A. Jansen. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. M. van Nimwegen. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De beschikking is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In de onderhavige procedure zal - voor zover van belang - van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Goudprijs is het familiebedrijf van de familie [R.]. Goudprijs houdt zich (onder meer) bezig met het kopen, verkopen en verpanden van goud, zilver en verzamelobjecten.
2.2
[verweerder] is op 1 oktober 2011 in dienst getreden bij Goudprijs in de functie van vestigingsmanager. [verweerder] is als vestigingsmanager zelfstandig werkzaam op het goudwisselkantoor te Breda. Er is geen ander personeel werkzaam op die vestiging.
2.3
Het laatstverdiende salaris van [verweerder] bedraagt € 2.567,38 bruto, exclusief vakantietoeslag en winstuitkering.
2.4
Goudprijs heeft in 2016 Hoffman Bedrijfsrecherche opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar aanleiding van een datalek. Uit dit onderzoek is gebleken is dat een van haar medewerkers, [H.] (hierna: [H.]), een bestand met daarin een kostenoverzicht per vestiging van alle goudwisselkantoren naar het privé e-mailadres van [verweerder] heeft verzonden. De arbeidsovereenkomst met [H.] is beëindigd.
2.5
Op 14 maart 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Goudprijs en [verweerder] waarbij aan [verweerder] de resultaten van het onderzoek van Hoffman Bedrijfsrecherche zijn voorgehouden. [verweerder] heeft in dit gesprek aangegeven de e-mail niet te kennen en niet ingezien te hebben.
2.6
Goudprijs heeft tijdens het gesprek op 14 maart 2016 aan [verweerder] een officiële waarschuwing gegeven. Deze waarschuwing luidt - voor zover van belang - als volgt:
(…) “Na uitvoerig onderzoek is gebleken dat [H.] vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan jou per
e-mail doorgezonden heeft. [H.] heeft hier tevens een verklaring van afgelegd.
Jij had kunnen weten, althans wij hadden van jou verwacht, in jouw functie als vestigingsmanager dat jij melding had gemaakt van het feit dat aan jou bedrijfsinformatie was doorgezonden. Door dit niet te doen handel jij in strijd met de integriteit. Integriteit is van uiterst belang bij het uitvoeren van jouw functie. Jij hebt het vertrouwen beschaamd door op deze wijze ontvangen bedrijfsgegevens niet te melden”. (…)
2.7
[verweerder] heeft dezelfde avond aan Goudprijs laten weten dat hij de e-mail in zijn privé
e-mailbox ontvangen heeft. [verweerder] heeft vervolgens de e-mail doorgestuurd aan Goudprijs en verwijderd uit zijn mailbox.
2.8
Op 4 augustus 2017 heeft [verweerder] op het filiaal te Breda een geldtransactie verricht waarbij een klant op afspraak een kilo goud kwam inwisselen tegen een prijs van € 33.800,00. Voorafgaand aan deze transactie is via het hoofdkantoor kasgeld aangeleverd in een zogenaamd Mikropakket. Nadat [verweerder] de klant met het geld uit het Mikropakket heeft uitbetaald en heeft geconstateerd dat een kasverschil van € 800,00 is ontstaan is hij onwel geworden en met een ambulance naar het ziekenhuis afgevoerd. Het ambulancepersoneel heeft met behulp van politie de toegangsdeur moeten forceren om [verweerder], die buiten bewustzijn was, op te kunnen halen.
2.9
[verweerder] is sinds 4 augustus 2017 arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts heeft op
8 september 2017 en 6 oktober 2017 een advies uitgebracht waarbij [verweerder] volledig arbeidsongeschikt is geacht voor eigen en aangepast werk.
2.1
Op 26 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Goudprijs en [verweerder]. Goudprijs heeft gedurende dit gesprek een tweede en een derde officiële waarschuwing aan [verweerder] uitgereikt en zij heeft aan hem een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de dienstbetrekking voorgelegd.
2.11
De tweede officiële waarschuwing luidt - voor zover van belang- als volgt:
(…) “Er is geconstateerd dat jij je op een onfatsoenlijke manier uitlaat jegens jouw collega’s over jouw collega’s en over de organisatie. Dit is gebleken uit het skype verkeer dat via jouw zakelijk skype account verspreid is. Ook is er op geen enkele wijze een corrigerend gedrag van jouw kant richting jouw collega’s waarneembaar. Door jouw deelname aan deze groepen stel je jouw integriteit in twijfel. Dit wordt niet getolereerd. Wij wensen dat onze werknemers op gepaste wijze met collega’s en de organisatie omgaan. (…) Deze waarschuwing is later uitgereikt in verband met jouw gezondheidstoestand”. (…)
2.12
De derde officiële waarschuwing luidt - voor zover van belang - als volgt:
(…) “Er is geconstateerd dat je je niet aan de regels houdt voor wat betreft het waarde transport van Micropakket. Dit is gebleken uit de beelden van 4 augustus 2017. Hieruit blijkt dat je in het bijzijn van klanten in het inkoopkantoor de box open maakt in plaats van in de kluisruimte. Dit is jouw derde officiële waarschuwing. (…) Deze waarschuwing is later uitgereikt in verband met jouw gezondheidstoestand”. (…)
2.13
De bedrijfsarts heeft bij periodieke evaluatie van 17 november 2017 geconcludeerd dat [verweerder] nog steeds vanwege medische redenen volledig arbeidsongeschikt was voor eigen en aangepast werk. Naast dit medisch oordeel heeft de bedrijfsarts partijen geadviseerd in te gesprek gaan om tot een oplossing van hun probleem te komen, nu er geen medische redenen waren om een dergelijk gesprek niet te laten plaatsvinden, een en ander met inschakeling van een erkende mediator.

3.Het geschil

3.1
Het verzoek van Goudprijs strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW op de kortst mogelijke termijn zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerder] en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g althans sub h BW.
3.2
Goudprijs heeft - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
[verweerder] heeft als vestigingsmanager een zeer verantwoordelijke functie en behoorde tot de inner-circle van Goudprijs. Het contact met [verweerder] was zeer intensief en er was sprake van een diepe vertrouwensband tussen partijen, mede omdat [verweerder] en de familie [R.] allen een zelfde godsdienstige (christelijke) achtergrond hebben. Nadat Goudprijs [verweerder] tijdens het gesprek op 14 maart 2016 ter verantwoording heeft geroepen en heeft geconfronteerd met de resultaten van het onderzoek van Hoffman Bedrijfsrecherche heeft [verweerder] in eerste instantie ontkend dat hij gevoelige bedrijfsinformatie heeft ontvangen of ingezien. Goudprijs heeft deze kwestie hoog opgenomen, omdat zij verwacht dat een vestigingsmanager overgaat tot melding van het lekken van de informatie. Het stuit Goudprijs tegen de borst dat [verweerder] ook na ontvangst van de officiële waarschuwing is blijven ontkennen dat hij de inhoud van de e-mail kende. Vanuit een christelijk oogpunt wordt hier door Goudprijs nog zwaarder aan getild. Door het handelen van [verweerder] is sprake van een integriteitsschending en is de weg naar het herstel van het vertrouwen (definitief) geblokkeerd.
3.2.1
[verweerder] heeft voorts in strijd met de regels gehandeld door in het bijzijn van de klant
een Mikropakket met kasgeld - zonder voorafgaande controle - uit te pakken en de klant uit te betalen. Als gevolg daarvan is hoogstwaarschijnlijk een kasverschil van € 800,00 ontstaan. Nadat [verweerder] vervolgens onwel is geworden heeft [R.] zich naar het filiaal begeven. Het oog van [R.] is vervolgens gevallen op openstaande Skype gesprekken tussen [verweerder] en drie vestigingsmanagers van andere filialen, waarbij men zich zeer onfatsoenlijk heeft uitgelaten over de organisatie en de directie en waarbij geen corrigerend gedrag door [verweerder] heeft plaatsgevonden. [verweerder] heeft zich daarnaast ook op diverse andere momenten onbehoorlijk gedragen.
3.2.2
Goudprijs acht het handelen van [verweerder] (ernstig) verwijtbaar, zodanig dat van Goudprijs in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing ligt bovendien niet in de rede, gezien het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] en zijn weigering om zijn gedrag, ondanks officiële waarschuwingen, niet aan te passen. Subsidiair stelt Goudprijs zich op het standpunt dat sprake is van een ernstig verstoorde en duurzame arbeidsverhouding. Nu betrouwbaarheid en integriteit belangrijke eigenschappen zijn voor een werknemer bij Goudprijs moet een vruchtbare samenwerking in de toekomst uitgesloten worden. De gehele familie [R.], de operationeel manager alsmede de directie van Goudprijs hebben het vertrouwen in een verdere samenwerking met [verweerder] opgezegd. Goudprijs stelt zich op het standpunt dat een vestigingsmanager moet passen bij de visie en missie van Goudprijs. De belangen van Goudprijs bij het handhaven van duidelijke regels wegen zwaar. [verweerder] heeft door steeds te ontkennen niet de kans gegrepen om het vertrouwen te herstellen, terwijl andere medewerkers dat wel hebben gedaan.
3.3
Het verweer van [verweerder] strekt (primair) tot afwijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en (in het tegenverzoek) tot veroordeling van Goudprijs tot betaling aan [verweerder] van een schadevergoeding van € 2.500,00 netto, althans een in goede justitie te bepalen schadevergoeding en tot veroordeling van Goudprijs tot betaling van het achterstallige loon over de maanden november 2017, december 2017 en januari 2017,
te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging.
3.3.1
[verweerder] heeft - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende daar voren gebracht.
Nu [verweerder] nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, is sprake van een opzegverbod.
Het incident op 4 augustus 2017 dat mede aan het verzoek ten grondslag is gelegd is een direct gevolg van de ziekte van [verweerder] Daarnaast is sprake van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 lid BW, omdat [verweerder] personeelsvertegenwoordiger is.
3.3.2
[verweerder] betwist dat hij (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover sprake mocht zijn van verwijtbaar handelen is dit bovendien niet zodanig ernstig dat van Goudprijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van kwade bedoelingen of welbewust handelen van [verweerder] is nimmer sprake geweest. [verweerder] heeft zijn werkzaamheden als vestigingsmanager altijd op integere en toegewijde wijze uitgevoerd.
Tijdens het gesprek op 14 maart 2016, waarbij suggestieve vragen werden gesteld en [verweerder] lange tijd in het ongewisse werd gelaten, is hij op intimiderende wijze onder druk gezet. [verweerder] heeft diverse malen aangegeven dat hij de e-mail niet kende en dat Goudprijs zijn mailbox mocht onderzoeken. [verweerder] was zeer ontdaan door de beschuldigingen en heeft na dit incident lang de indruk gehad dat hij achtervolgd werd.
3.3.3
Voor zover kan worden gezegd dat [verweerder] op 4 augustus 2017 fouten heeft gemaakt bij de transactie met het Mikropakket, zijn deze hem niet aan te rekenen, nu deze in direct verband staan met zijn fysieke toestand op die dag. Er is bovendien geen handboek, reglement of ander naslagwerk waarin de instructies met betrekking tot het Mikropakket zijn opgenomen. Weliswaar was [verweerder] met de andere regiovertegenwoordigers deelnemer aan de Skype gesprekken, maar door hem zijn geen negatieve of onbehoorlijke uitlatingen gedaan.
Door [verweerder] zijn slechts opbouwende punten van kritiek geuit. De Skype gesprekken vonden bovendien plaats op zijn privé account en het stond Goudprijs niet vrij om deze privé correspondentie te doorzoeken. [verweerder] ontkent eveneens dat hij zich op andere door Goudprijs genoemde momenten onfatsoenlijk heeft gedragen of uitgelaten jegens Goudprijs.
3.3.4
[verweerder] betwist dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. [verweerder] had altijd een goede verhouding met de familie [R.] en zijn collega’s. Voor zover er al een verstoorde arbeidsverhouding bestaat heeft Goudprijs onvoldoende ondernomen om de relatie te herstellen. Hoewel [verweerder] diep geraakt is door het handelen van Goudprijs, met name door haar intimiderende houding, en zijn gezondheid als gevolg van stress is verslechterd, staat [verweerder] open voor herstel van de arbeidsrelatie. Er zijn evenmin andere omstandigheden die zodanig zijn dat de arbeidsovereenkomst beëindigd dient te worden (de h-grond)
3.3.5
De wijze waarop Goudprijs heeft geopereerd is dermate intimiderend en onzorgvuldig geweest dat daarmee sprake is van een grove schending van het beginsel van goed werkgeverschap. Goudprijs is gehouden om een immateriële schadevergoeding aan [verweerder] te betalen voor het emotionele leed dat zij bij hem heeft veroorzaakt.
3.3.6
Goudprijs heeft vanaf november 2017 ten onrechte het loon van [verweerder] teruggebracht naar 70% in verband met zijn ziekte. Goudprijs heeft tijdens eerder ziekteperiodes altijd 100% van het loon aan [verweerder] uitbetaald en op basis van deze precedenten mocht [verweerder] er op vertrouwen dat in zijn huidige ziekteperiode ook 100% van het loon zou worden doorbetaald.
de (voorwaardelijke) tegenverzoeken
3.4
Voor zover het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen maakt [verweerder] aanspraak op een transitievergoeding ter hoogte van € 5.544,00 bruto, een billijke vergoeding (met daarin een component ter zake van immateriële schadevergoeding) ter hoogte van € 10.818,31 bruto, dan wel een aanvullende schadevergoeding alsmede het achterstallige loon over de maanden november 2017, december 2017 en januari 2018, te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging onder verstrekking vaneen deugdelijke specificatie.
3.5
Het verweer van Goudprijs strekt - kort gezegd - tot afwijzing van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken van [verweerder].
3.6
De overige stellingen van partijen worden - voor zover van belang - bij de beoordeling betrokken.

4.De beoordeling

in het verzoek ex artikel 7:671b BW
4.1
Uit artikel 7:671b lid 2 BW volgt dat de kantonrechter een verzoek op grond van het eerste lid alleen kan inwilligen indien er geen opzegverboden of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden. [verweerder] is thans nog arbeidsongeschikt en nu zijn ziekte nog geen twee jaar heeft geduurd, is er in beginsel sprake van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 onderdeel a BW. In afwijking daarvan kan een verzoek tot ontbinding worden ingewilligd als het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop de opzegverboden betrekking hebben. Hoewel door [verweerder] een beroep is gedaan op het opzegverbod is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek (volledig) verband houdt met de ziekte van [verweerder].
Het opzegverbod staat ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 6 sub a BW dan ook in beginsel niet in de weg aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Evenmin is sprake van een opzegverbod tijdens lidmaatschap van een medezeggenschapsorgaan zoals bedoeld in artikel 7:670 lid 4 BW. Onvoldoende is gebleken dat de positie van [verweerder] als regiovertegenwoordiger gelijk kan worden gesteld met een in dit artikel bedoelde personeelsvertegenwoordiging en ook in dit geval is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de omstandigheden waarop dit opzegverbod betrekking heeft.
4.2
Goudprijs heeft (primair) aangevoerd dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in het (ernstig)verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder], zodanig dat van Goudprijs als werkgeefster in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub e BW). Nadat Goudprijs aan [verweerder] drie officiële waarschuwingen heeft gegeven wegens ontoelaatbare gedragingen en ernstige integriteitschendingen is de maat voor Goudprijs vol en is het vertrouwen in [verweerder] volledig weg.
4.3
Goudprijs heeft haar verzoek allereerst onderbouwd met het incident dat in maart 2016 naar aanleiding van een datalek binnen Goudprijs heeft plaatsgevonden. Goudprijs verwijt [verweerder] dat hij niet is overgegaan tot melding aan de directie van de gelekte bedrijfsinformatie door [H.]. Los van het feit dat een medewerker in het algemeen niet bedacht hoeft te zijn op de ontvangst van bedrijfsinformatie op zijn privé email, is niet gebleken dat [verweerder] eerder op de hoogte was van de inhoud van de e-mail of dat hij op enigerlei wijze zelf betrokken is bij het datalek. Goudprijs heeft daartoe onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. Anders dan door Goudprijs wordt betoogd is [verweerder] ook niet
“steeds maar blijven ontkennen”. Nadat [verweerder] met de onderzoeksresultaten van Hoffman Bedrijfsrecherche is geconfronteerd, heeft hij immers dezelfde dag bij thuiskomst direct contact opgenomen met Goudprijs en medegedeeld dat hij de e-mail toch ontvangen had, waarna hij in overleg met Goudprijs de e-mail heeft verwijderd. [verweerder] heeft de gegevens niet gedeeld of openbaar gemaakt of anderszins gebruikt voor persoonlijk gewin. Daarmee is geen sprake van een integriteitsschending die een officiële waarschuwing rechtvaardigt en had en een ander voor Goudprijs ook als afgedaan moeten worden beschouwd.
4.4
Goudprijs heeft uitvoerig beschreven wat haar instructies zijn, die strikt moeten worden opgevolgd, ten aanzien van het gebruik van het Mikropakket. Het protocol komt
er volgens Goudprijs - kort gezegd - op neer dat het Mikropakket buiten aanwezigheid van klanten eerst in de kluisruimte onder het oog van camera’s gecontroleerd moet worden en dat bij een kastekort direct een melding aan het hoofdkantoor dient te worden gemaakt.
Goudprijs verwijt [verweerder] dat hij onzorgvuldig en in strijd met het protocol zonder voorafgaande controle direct in bijzijn van de klant het geld uit de box heeft gehaald en heeft uitbetaald. [verweerder] heeft in zoverre niet weersproken dat hij in strijd met de instructies het binnengekomen Mikropakket in het bijzijn van de klant heeft geopend, hoewel hij daar zelf geen verklaring voor heeft, anders dan dat hij zich ‘s ochtends al niet lekker voelde en dat hij zich achteraf van de dag zelf ook weinig kan herinneren. Voor zover [verweerder] heeft gehandeld in strijd met de regels acht de kantonrechter het in de gegeven omstandigheden zeer waarschijnlijk dat het handelen van [verweerder] op 4 augustus 2017 is beïnvloed door zijn medische toestand. De transactie hield in dat [verweerder] 676 briefjes van 50 euro moest uitbetalen aan een klant. Binnen een half uur nadat [verweerder] zelf een kasverschil van € 800,00 had ontdekt en daarvan ook zelf melding had gemaakt, is hij in een diabetische coma geraakt en is hij afgevoerd naar het ziekenhuis. Ten aanzien van het kasverschil van € 800,00 heeft [verweerder] ter zitting als onweersproken gesteld dat hij meteen heeft aangeboden om het kasverschil uit eigen zak te betalen en in zoverre is hij niet weggelopen van zijn verantwoordelijkheden.
4.5
Gelet op de inhoud van de gedingstukken en hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat binnen Goudprijs sprake is van een zeer directieve bedrijfsvoering waarbij weinig tegenspraak wordt geaccepteerd en waarbij sterk wordt gehecht aan loyaliteit en volgzaamheid van haar ondergeschikte medewerkers. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het gegeven dat “nederige excuses” worden verwacht. Dit blijkt ook uit het feit dat Goudprijs jegens [verweerder] diverse malen is overgegaan tot het geven van officiële waarschuwingen en door de inschakeling van Hoffman Bedrijfsrecherche op het moment dat zij er achter kwam dat een medewerker een overzicht van de cijfers van alle filialen heeft ingezien. Dat medewerkers zich in een dergelijke bedrijfscultuur tot elkaar wenden en onderling (stevige) kritiek uiten is daarom een te verwachten gevolg. Wel acht de kantonrechter de uitlatingen die tijdens de Skype gesprekken zijn gedaan, zoals “Pichem [R.]”, “ze pleuren nu maar een roteind op”, “stelletje bokkelullen”, “Senior komt nog € 25,00 brengen en nog een beetje gordelroos erbij”, “stelletje witwassers”, “heb jij met eitje gesproken over regiomanager worden” en dergelijke bewoordingen onfatsoenlijk en ongepast en niet een juiste manier om feedback naar een werkgever te uiten. Door [verweerder] is aangevoerd dat hij deze bewoordingen zelf niet heeft gebruikt, maar dat het wel zou kunnen dat de gesprekken via Skype op die manier en in die bewoordingen zijn gevoerd. Goudprijs heeft in het licht van de betwisting van [verweerder] geen gesprekgeschiedenis van de verzonden chatberichten alsmede de details van de gesprekken overgelegd en daarmee heeft Goudprijs onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [verweerder] degene is geweest die die uitlatingen heeft gedaan, zodat in die zin ook geen (ernstig) verwijt aan [verweerder] kan worden gemaakt. Wel staat vast dat [verweerder] aan de gesprekken heeft deelgenomen en voor zover hij de uitlatingen zelf niet zou hebben gedaan, had hij zich daarvan tenminste moeten distantiëren. Dat sprake was van een privé Skype account, zoals door [verweerder] is gesteld, maakt dit niet anders, nu dit account door hem eveneens werd gebruikt voor bedrijfsmatig contact met andere managers en buddykantoren.
4.6
Ook ten aanzien van de overige aan [verweerder] gemaakte verwijten, waaronder zijn gedragingen tijdens de nieuwjaarsreceptie waarbij hij een stotterende medewerker van de bediening zou hebben uitgelachen en zijn gedragingen tijdens een bijeenkomst van managers van de Buntgroep, waarbij hij zich onvolwassen zou hebben gedragen, alsmede zijn bezwaren tegen de uitgifte van een zilveren penning ter ere van tentoonstelling over een dinosaurus T. Rex, die er door Goudprijs bijgehaald zijn, heeft [verweerder] een andere lezing van de feiten gegeven. Nu overigens niet is gebleken dat [verweerder], zo een en ander al is gepasseerd op de wijze als door Goudprijs is aangegeven, daarvoor (terecht) een officiële waarschuwing heeft gekregen, wordt aan deze beschuldigingen voorbij gegaan.
4.7
De kantonrechter is alles overwegende van oordeel dat de door Goudprijs aan [verweerder] gemaakte verwijten zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien niet zodanig ernstig zijn dat daarmee sprake is van is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder] als grond voor ontbinding, in die zin dat als gevolg daarvan de arbeidsovereenkomst (onmiddellijk) beëindigd dient te worden.
4.8
Goudprijs heeft subsidiair aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegd dat de arbeidsverhouding tussen partijen is verstoord. Indien een beroep wordt gedaan op het bestaan van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3, onder g BW, dient te worden beoordeeld of er sprake is van een
ernstig en duurzaamverstoorde arbeidsverhouding, die van dien aard is dat van de werkgever in redelijkheid niet langer gevergd kan worden het dienstverband te continueren.
4.9
Gelet op de door zowel Goudprijs als [verweerder] gegeven voorbeelden is een voldoende consistent beeld ontstaan dat de verhouding tussen partijen op enig moment is vertroebeld. Goudprijs heeft keer op keer aangevoerd dat zij het vertrouwen in een verdere samenwerking met [verweerder] volledig is verloren. [verweerder] heeft op zijn beurt gesteld dat hij zeer ontdaan is door de beschuldigingen van Goudprijs en dat ook zijn vertrouwen in Goudprijs is beschadigd. Wel stelt hij zich uitdrukkelijk op het standpunt dat het wederzijds vertrouwen herstelbaar is wanneer partijen met elkaar in gesprek gaan en elkaar recht in de ogen kijken, eventueel onder leiding van een mediator. [verweerder] zou dan, voor zover hij weer arbeidsgeschikt is, zijn dienstverband kunnen continueren, eventueel zelfs in een andere functie dan de functie van vestigingsmanager, gelet op zijn medische beperkingen.
Dat [verweerder] definitief de weg naar vertrouwensherstel zou hebben geblokkeerd, een en ander zoals door Goudprijs is betoogd, omdat hij tijdens de gesprekken op 14 maart 2016 en
26 oktober 2017 maar “blijft ontkennen” en “weer in de ontkenning schiet” terwijl andere medewerkers excuses hebben gemaakt en zelfs een plan van aanpak hebben gemaakt om hun eigen gedrag te verbeteren is onvoldoende gebleken. Het staat [verweerder] als werknemer bovendien volledig vrij om zich te verweren tegen de aantijgingen van Goudprijs en daarbij zijn eigen visie op de gang van zaken te geven. Om voor een eventueel herstel van vertrouwen een uitdrukkelijk gebaar van [verweerder] zoals “nederige excuses´ als voorwaarde te stellen acht de kantonrechter geen redelijk standpunt van Goudprijs.
4.1
Het hiervoor genoemde duurzaamheidscriterium brengt met zich dat wanneer sprake is van een verstoorde relatie partijen tenminste constructieve en reële pogingen moeten hebben gedaan om te onderzoeken of de verstoorde relatie nog herstelbaar is, bijvoorbeeld door middel van gesprekken of mediation en dat die pogingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Van een werkgever mag verwacht worden dat zij daartoe zelf het initiatief neemt en dat zij op zijn minst ingaat op een handreiking van een werknemer. Het laatste gesprek van partijen op 26 oktober 2017 is geen dergelijke constructieve poging, omdat Goudprijs tijdens dit gesprek, dat volgens [verweerder] ook maar tien minuten heeft geduurd, aan hem twee officiële waarschuwingen en een beëindigingsvoorstel heeft overhandigd, nota bene terwijl [verweerder] nog volledig arbeidsongeschikt was. De bedrijfsarts heeft ook bij periodieke evaluatie van 17 november 2017 geadviseerd dat partijen in gesprek dienen te gaan om tot een oplossing van hun probleem te komen, aangezien er geen medische beperkingen waren voor [verweerder] om dit gesprek niet te laten plaatsvinden, een en ander met inschakeling van een erkende mediator. Niet gebleken is dat Goudprijs daartoe vervolgens een initiatief heeft genomen. Wel heeft Goudprijs begin januari 2018 het ontbindingsverzoek ingediend.
4.11
Ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Goudprijs haar standpunt gehandhaafd dat het ernstig verwijtbare gedrag van [verweerder], waarvan reeds hiervoor is geoordeeld dat daarvan geen sprake is, heeft geleid tot een vertrouwensbreuk. Dat die vertrouwensbreuk op die wijze door Goudprijs wordt ervaren mag zo zijn, maar het op diverse manieren en evenzovele bewoordingen herhaaldelijk blijven benadrukken dat Goudprijs het vertrouwen in [verweerder] heeft verloren en dat zij toch afscheid van een medewerker moet kunnen nemen, terwijl zij simpelweg heeft geweigerd om in te gaan op het (ter zitting gedane) aanbod van [verweerder] om met elkaar in gesprek te gaan en om mediation te beproeven, acht de kantonrechter voor een werkgever geen correcte wijze van reageren. Dit klemt temeer omdat Goudprijs uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht dat [verweerder] behoorde tot haar inner-circle en zij stelt zwaar te tillen aan herstel van vertrouwen, doch daar van haar kant geen reële gelegenheid toe biedt. Als gevolg van de handelwijze van Goudprijs kan thans niet beoordeeld worden of de verhouding tussen partijen nog hersteld kan worden en onvoldoende gebleken is dat sprake is van een
duurzameverstoring, in die zin dat van Goudprijs niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat geen sprake is van een voldragen g-grond.
4.12
Goudprijs heeft (meer) subsidiair verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub h BW. Op grond van dit artikel kan de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever worden ontbonden indien sprake is van andere omstandigheden dan die genoemd onder a tot en met g van dat artikel, die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter begrijpt het standpunt van Goudprijs aldus dat de redenen die zij heeft aangevoerd ter onderbouwing van de h-grond ook gelegen zijn in de verstoorde arbeidsverhouding. Deze feiten en omstandigheden heeft Goudprijs ook aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond ten grondslag gelegd en hiervoor is reeds geoordeeld dat deze een ontbinding niet kunnen dragen. Door Goudprijs zijn verder geen andere afzonderlijke feiten en omstandigheden aangevoerd die los van een verstoorde arbeidsverhouding de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake is van een situatie waarin van haar in redelijkheid niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De h-grond is bedoeld voor situaties die niet vallen onder de in artikel 7:669 lid 3 BW onder a tot en met g genoemde omstandigheden en is blijkens de wetsgeschiedenis niet bedoeld ter reparatie van een van deze gronden. Dit betekent dat het verzoek op de h-grond eveneens niet toewijsbaar is.
4.13
De slotsom luidt dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen.
de tegenverzoeken
4.14
[verweerder] maakt ook bij afwijzing van het ontbindingsverzoek aanspraak op een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding, een ander op grond van artikel 7:611 BW. Aangenomen mag worden dat Goudprijs [verweerder] op stevige wijze heeft geconfronteerd met haar aantijgingen en dat de hele gang van zaken stress bij [verweerder] heeft veroorzaakt.
Dat Goudprijs in strijd heeft gehandeld met het goed werkgeverschap en daarmee zodanig tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen die als werkgever op haar rusten, dat zij schadeplichtig is geworden, is echter onvoldoende gebleken. Het verzoek tot toekenning van een immateriële schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
4.15
[verweerder] maakt aanspraak op betaling van 100% van het loon bij ziekte. Goudprijs heeft ter zitting erkend dat zij gewoonlijk het volledige loon tijdens ziekte aan al haar werknemers doorbetaalt, maar dat zij het loon van [verweerder] vanaf de maand november 2017 eenzijdig heeft teruggebracht naar 70%, omdat [verweerder] volgens haar langer ziek was dan gebruikelijk.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] gedurende eerdere ziekteperiodes wel 100% van het loon doorbetaald heeft gekregen, terwijl daar kennelijk geen verplichting voor Goudprijs uit hoofde van de wet, cao of arbeidsovereenkomst aan ten grondslag lag. Op grond hiervan mocht [verweerder] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij bij arbeidsongeschiktheid recht had op volledige loondoorbetaling. Een werkgever dient zijn werknemers in gelijke gevallen op gelijke wijze te behandelen en mag zich niet de vrijheid voorbehouden om naar eigen inzicht te besluiten om de ene keer niet en de andere keer wel het volledige loon bij ziekte te betalen. Het gevorderde achterstallige loon over de maanden november 2017, december 2017 en januari 2018 is dan ook toewijsbaar, een en ander als op de wijze zoals in het dictum vermeld.
wettelijke rente/wettelijke verhoging
4.16
Goudprijs heeft niet (tijdig) aan haar loonbetalingsverplichtingen voldaan en is de wettelijke rente verschuldigd geworden. De wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:625 BW is eveneens toewijsbaar op de wijze zoals in het dictum vermeld. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding deze verhoging te matigen, zoals door Goudprijs is verzocht. Dat Goudprijs gedurende ziekte van [verweerder] vanaf november 2017 eenzijdige is overgegaan tot uitbetaling van 70% van het loon komt voor haar rekening en risico. Van Goudprijs mag als werkgeefster verwacht worden dat zij van die keuze vooraf de implicaties heeft overzien.
de (voorwaardelijke) tegenverzoeken
4.17
Nu het verzoek van Goudprijs tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen is de voorwaarde waaronder de tegenverzoeken zijn ingesteld niet vervuld en behoeven deze geen verdere bespreking en beoordeling meer.
in het verzoek en in het tegenverzoek
4.18
Als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij wordt Goudprijs in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
4.19
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit, in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

5.De beslissing

de kantonrechter:
in het verzoek
wijst af het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
in het tegenverzoek
veroordeelt Goudprijs binnen zeven dagen na datum van deze beschikking tot betaling aan [verweerder] van het achterstallige over de maanden januari 2017, december 2017 en januari 2018, (zijnde het verschil tussen 70% en 100% van het loon) te vermeerderen met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening, een en ander onder verstrekking aan [verweerder] van een deugdelijke specificatie;
in beide verzoeken
veroordeelt Goudprijs in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
829