ECLI:NL:RBROT:2018:2109

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
C/10/544359 / KG ZA 18-141
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over zorgovereenkomst en stalking via telefoon

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, die een zorgindicatie heeft, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een zorgaanbieder. Eiser vordert dat gedaagde wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgovereenkomst, die op 6 augustus 2017 is gesloten. Gedaagde heeft echter op 11 januari 2018 telefonisch medegedeeld dat zij de zorgverlening aan eiser zou staken. Eiser heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om de zorgverlening te hervatten, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven.

In reconventie vordert gedaagde een verbod aan eiser om telefonisch contact op te nemen met haar en haar partner, omdat zij zich bedreigd voelt door de herhaalde telefoontjes van eiser. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij zelf geen vervangende zorg kan regelen. Bovendien wordt de opzegging van de zorgovereenkomst door gedaagde als rechtsgeldig beschouwd, aangezien deze vormvrij is. De rechter concludeert dat het gedrag van eiser, dat als stalking kan worden gekwalificeerd, een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert.

De vordering van eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. In reconventie wordt het verbod aan eiser toegewezen, met een dwangsom voor het geval hij zich niet aan het verbod houdt. De rechter oordeelt dat eiser onrechtmatig heeft gehandeld door gedaagde stelselmatig te bellen op een bedreigende manier, wat leidt tot de conclusie dat gedaagde niet meer gehouden is om zorg te verlenen aan eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel en Haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/544359 / KG ZA 18-141
Vonnis in kort geding van 21 februari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. K. Kuster,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
CARE FOR HEALING
gevestigd te [woonplaats], gemeente Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.P.C. Bilderbeek.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de eis in reconventie
  • de overgelegde producties
  • de door [gedaagde] overgelegde CD-ROM, met opnamen van berichten die [eiser] heeft ingesproken op het antwoordapparaat van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling op 14 februari 2018
  • de pleitnota van [gedaagde], met daarin opgenomen de transcripties van voormelde telefonische berichten van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een zorgindicatie. [eiser] heeft een overeenkomst gesloten met [gedaagde] waarbij [gedaagde] zich heeft verplicht om vanaf 6 augustus 2017 aan [eiser] zorg te verlenen. Deze overeenkomst bevat onder meer een opzegtermijn van een maand.
2.2.
[gedaagde] heeft [eiser] op 11 januari 2018 telefonisch medegedeeld dat zij de zorgverlening aan [eiser] zou staken.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] meermaals, schriftelijk en telefonisch, verzocht en gesommeerd om de zorgverlening te hervatten. [gedaagde] heeft de zorgverlening niet hervat.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
[eiser] vordert in conventie samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst dan wel te zorgen voor deugdelijke vervanging, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding. [eiser] stelt daartoe dat de zorgovereenkomst voortduurt zolang deze niet is opgezegd en dat van opzegging tot op heden geen sprake is. [eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft omdat hij nu niet de benodigde zorg verkrijgt en [eiser] nu maar één verzorger heeft die hem nog verzorging biedt.
3.2.
[gedaagde] voert verweer in conventie.
3.3.
In reconventie vordert [gedaagde] samengevat - een verbod aan [eiser] om telefonisch contact op te nemen met haar en haar partner, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] stelt daartoe dat [eiser] onrechtmatig handelt door steeds opnieuw op te bellen met steeds dezelfde boodschap, die wordt uitgedragen op een dreigende, kleinerende en drammerige toon. Deze boodschap is dat [eiser] een procedure aanspant tegen [gedaagde] en dat dat [gedaagde] véél geld gaat kosten. Ook zegt [eiser] in deze telefoongesprekken herhaaldelijk dat hij heus wel weet waar [gedaagde] woont, waarbij hij haar adres noemt. [eiser] ervaart dit als bedreigend voor haar en haar gezin, bestaande uit [eiser], haar partner en twee kleine kinderen. De partner van [gedaagde] is 25 keer op één avond gebeld op een anoniem nummer. [gedaagde] neemt aan dat [eiser] dat was.
3.4.
[eiser] voert verweer in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Nergens blijkt uit dat [eiser] een serieuze poging heeft ondernomen om zelf een vervangster voor [gedaagde] te zoeken. Ook stelt [eiser] niet waarom een derde dat zoekwerk niet voor hem zou kunnen verrichten, aangenomen dat [eiser] dit niet zelf zou kunnen doen (hetgeen niet blijkt). Het valt dus geenszins uit te sluiten dat [eiser] op weinig bezwaarlijke wijze zelf een vervangster kan regelen. [eiser] heeft daarom thans geen spoedeisend belang bij zijn vordering. Reeds daarom zal het gevorderde worden afgewezen.
4.2.
Ook om inhoudelijke redenen komen de vorderingen van [eiser] niet voor toewijzing in aanmerking. [eiser] stelt zelf al in zijn dagvaarding dat [gedaagde] op 11 januari 2018 telefonisch heeft medegedeeld de zorg te zullen staken. Deze mededeling kan niet anders worden opgevat dan als een opzegging. Een opzegging is in beginsel vormvrij, zodat deze opzegging door [gedaagde] rechtsgeldig is. Niet in geding is dat de opzegtermijn een maand bedraagt. Deze termijn was al verstreken ten tijde van de zitting. Het is dus inmiddels al te laat om nog een voorziening te kunnen treffen.
4.3.
Bovendien mag van [gedaagde] redelijkerwijze niet gevergd worden dat zij haar werkzaamheden voor [eiser] hervat. Ter zitting, waar zowel [eiser] als [gedaagde] in persoon aanwezig waren, is wel duidelijk geworden dat de verhouding tussen partijen ernstig is verstoord en dat [gedaagde] zeer bang is geworden voor [eiser]. Deze angst komt de voorzieningenrechter alleszins begrijpelijk voor, gelet op de wijze waarop [eiser] zich heeft laten gelden in de meerdere berichten die hij heeft achtergelaten op het antwoordapparaat van [gedaagde]. De tekst daarvan (zoals geciteerd in de pleitnota van [gedaagde]) geeft blijk van een stelselmatig gedrag jegens [gedaagde] dat niet voldoet aan de minimale eisen van hetgeen betaamt jegens een medemens. [eiser] stelt meermaals dat hij wel weet waar [gedaagde] woont, hetgeen bedreigend is. Ook verklaart [eiser], steeds opnieuw, en dat op een uitgebreide, badinerende en ook overigens onaangename wijze, dat hij [gedaagde] op veel kosten wil jagen door een kort gedingprocedure aan te spannen. Hierbij stelt [eiser] dat procederen hem niet veel geld kost omdat hij met een toevoeging procedeert terwijl [gedaagde], als ondernemer, niet in aanmerking komt voor een toevoeging. Een dergelijke boodschap zou een (enigszins) zakelijke karakter kunnen hebben, maar dat ontbreekt hier. Voor het overbrengen van een zakelijke boodschap zou bovendien één telefoontje wel hebben volstaan. De grens van geoorloofde druk wordt door [eiser] duidelijk overschreden en het gedrag van [eiser] kwalificeert mede als stalking. Dit gedrag kwalificeert mede als een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Een tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] heeft ter zitting, voor zover nodig, de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen. Naar voorlopig oordeel is dit terecht. Ook om deze reden is [gedaagde] niet (meer) gehouden om zorg te verlenen aan [eiser].
4.4.
Het gevorderde zal derhalve worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. [gedaagde] heeft om een volledige proceskostenvergoeding, ad € 2.460,-, verzocht. Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, r.o. 5.1).
4.5.
De hoge drempel voor het toewijzen van een volledige proceskostenvergoeding wordt in dit geval gehaald. De vordering was om meerdere redenen evident kansloos. Bovendien was de procedure vooral bedoeld om [gedaagde] te pesten/ op kosten te jagen. Dit blijkt genoegzaam uit de voormelde transcripties. Het door [gedaagde] genoemde bedrag van € 2.640,- komt redelijk voor en de hoogte van dit bedrag is ook niet betwist. Dit bedrag wordt nog vermeerderd met het door [gedaagde] betaalde griffierecht, zijnde € 291,- (en dus niet € 680,-, zoals [eiser] opmerkt in zijn telefonische berichten).
in reconventie
4.6.
De voorzieningenrechter neemt het oordeel in conventie hier over. Dit oordeel houdt mede in dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door [gedaagde] stelselmatig op te bellen op de in conventie genoemde wijze. Het telefonische contactverbod zal dan ook worden toegewezen. [eiser] heeft ter zitting verklaard [gedaagde] niet meer telefonisch te zullen benaderen, maar de voorzieningenrechter heeft er onvoldoende vertrouwen in dat [eiser] zich hier aan zal houden.
Het gevorderde verbod om niet langer telefonisch contact op te nemen strekt zich mede uit tot de partner van [gedaagde].
De dwangsom zal worden beperkt en gematigd, op na te melden wijze. In de beslissing zal worden meegenomen dat een dwangsom niet kan worden verbeurd voordat het vonnis is betekend. Aan het op te leggen verbod zal een termijn worden verbonden, nu een voorziening in kort geding een voorlopig karakter heeft.
4.7.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Deze kosten worden begroot op € 816,- aan salaris advocaat (standaard tarief kort geding volgens de Liquidatietarieven).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.931,-,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
verbiedt [eiser] om in een periode van drie jaar na de datum van dit vonnis zelf rechtstreeks telefonisch contact op te nemen met [gedaagde] of de partner van [gedaagde], [persoon 1], op straffe - na betekening van dit vonnis - van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per keer, met een maximum van € 50.000,- in totaal (dus niet per persoon die niet gebeld mag worden),
5.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde], tot op heden begroot op
€ 816,-,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.2517/1729