ECLI:NL:RBROT:2018:1767

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
6527901 \ CV FORM 17-43020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om uitleg werkingssfeer Metalelektro cao en de activiteiten van Mulder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een gezamenlijk verzoek van partijen, waarbij de werkingssfeer van de Metalelektro cao ter discussie stond. De verzoekers, Stichting Pensioenfonds van de Metalektro en Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, stelden dat de activiteiten van Mulder, een onderneming die zich richt op de verkoop en afbouw van plezierjachten, onder de werkingssfeer van de cao vallen. Mulder, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, betwistte dit en stelde dat haar werkzaamheden voornamelijk gericht zijn op het verwerken van hout, en niet op het bewerken van metaal, wat volgens de cao vereist is voor de toepasselijkheid ervan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de meerderheid van de werknemers bij Mulder zich bezighoudt met het afbouwen van metalen jachten, waarbij primair met hout wordt gewerkt. De rechter heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de werkzaamheden van Mulder niet onder de werkingssfeer van de cao vallen. De rechter oordeelde dat het niet gaat om het eindproduct, maar om de aard van het werk dat binnen de onderneming wordt verricht. De conclusie was dat Mulder geen activiteiten verricht die onder de cao vallen, en de Stichting werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke werkzaamheden binnen een onderneming bij de beoordeling van de toepasselijkheid van cao-bepalingen. De kantonrechter heeft de Stichting als in het ongelijk gestelde partij gekwalificeerd en de kosten van de procedure aan haar opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6527901 \ CV FORM 17-43020
uitspraak: 1 maart 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
de stichting
1. Stichting Pensioenfonds van de Metalektro,
gevestigd te Amsterdam,
de stichting
2. Stichting Raad van Overleg in de Metalektro,
gevestigd te Den Haag,
die procedeert namens zichzelf en als gevolmachtigde voor:
de stichting
2.a. Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingen in de Metalektro,
gevestigd te Den Haag,
de stichting
2.b. Stichting Sociaal Fonds in de Metalektro,
gevestigd te Den Haag
verzoekers aan de ene kant,
gemachtigde: mr. R.A.A. Duk, advocaat te Den Haag,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Jachtwerf [D.] B.V.,
gevestigd te Zoeterwoude,
verzoekster aan de andere kant,
gemachtigde: mr. J.A.J. Werner, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna “Mulder” respectievelijk “de Stichting” (ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis in vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het door partijen gezamenlijk ingediende verzoekschrift op basis van artikel 96 Rv. Onderdeel van het verzoekschrift zijn de door partijen ingediende (en gelijktijdig met elkaar uitgewisselde) memories, met producties.
1.2
Door de Stichting is ter voorbereiding op de zitting bij brief van 2 februari 2018 (met bijlagen) een inhoudelijke reactie gegeven op de feitelijke kant van de memorie van Mulder. Mulder heeft bij brief van 7 februari 2018 nog een aanvullende productie 12 toegezonden.
1.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2018.
Ter zitting zijn verschenen:
- de heer [D.], namens Mulder, bijgestaan door mr. J.A.J. Werner en mr. F.J.J. Snijers.
- de heren [H.], [F.] en [G.] namens de Stichting, bijgestaan door mr. R.A.A. Duk.
- de heer H[O.] namens Hiswa Vereniging, die door de kantonrechter als derde belanghebbende is gekwalificeerd, bijgestaan door mr. P.J. de Waal.
De gemachtigden van beide partijen hebben ter zitting de wederzijdse standpunten toegelicht aan de hand van een door ieder van hen overgelegde pleitnota.
Van het verder ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
1.4
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.1
Mulder richt zich op de verkoop van plezierjachten. De plezierjachten zijn van metaal. Mulder ontwerpt samen met de klant een jacht, waarna Mulder een externe opdracht geeft tot het vervaardigen van het metalen casco. Dat casco wordt vervolgens bij Mulder afgeleverd, waarna Mulder start met het afbouwen van de jacht. Dat afbouwen gebeurt (veelal) met hout.
2.2
Mulder is thans aangesloten bij Hiswa, de branchevereniging voor de watersportindustrie. Zij betaalt conform de in die branche geldende cao premies voor bijvoorbeeld pensioen. Zij heeft ook de functies binnen haar bedrijf ingericht conform het binnen Hiswa geldende functieboek.
2.3
De Stichting vertegenwoordigt (kort gezegd) de Metalektro branche (ook wel bekend als de grootmetaal branche).
2.4
De Metalektro cao (die algemeen verbindend is verklaard) luidt, voor zover van belang:
“Artikel 1.2
1. (...) Een onderneming die activiteiten verricht als beschreven in bijlage A valt volgens die bijlage onder de werkingssfeer als in hoofdzaak Metalektro-activiteiten worden verricht.
2. Of in hoofdzaak activiteiten binnen de Metalektro worden verricht, wordt bepaald aan de hand van het aantal arbeidsuren dat door werknemers van de onderneming aan die activiteiten wordt besteed. Van “in hoofdzaak” is sprake als dat gewoonlijk meer dan 50% is van de in de onderneming met de werknemers overeengekomen
arbeidsuren. (...)“
De leden 3 en 4 van artikel 1.2 zien op de toerekening van (arbeidsuren van) werknemers in de ‘overhead’ en werknemers die zowel Metalektro-activiteiten als niet Metalektro-activiteiten verrichten.
Bijlage A luidt, voor zover van belang:
“Bijlage A
1. (...)
2. Tot de ‘Metalektro’ behoren - voor zover niet genoemd in lid 3 en 4 - ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers (...) werkzaamheden worden verricht en waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder wordt verstaan:
1e het ontwerpen, ontwikkelen, aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (...) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en (...), alles in de ruimste zin des woords, zoals (...) schepen (...);
(...)”
De overige door de Stichting uitgevoerde regelingen kennen vergelijkbare werkingssfeerbepalingen. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt hierna enkel over “de cao” gesproken.

3.Het gezamenlijke verzoek

3.1
Beide partijen hebben de kantonrechter op de voet van het bepaalde in artikel 96 Rv verzocht (met behoud van het recht op hoger beroep) te beslissen of Mulder al dan niet valt onder de werkingssfeerbepalingen van de door de Stichting uitgevoerde regelingen, kosten rechtens.
3.1.1
Het standpunt van de Stichting
Het standpunt van de Stichting is – kort gezegd – dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord, omdat het hout wordt ingebouwd in een metalen frame en uiteindelijk onderdeel wordt van een metalen jacht, zodat sprake is van assembleren van metalen in de zin van de werkingssfeerbepalingen van de cao.
3.1.2
Het standpunt van Mulder
Mulder stelt zich op het standpunt dat zij niet onder de werkingssfeer van de cao valt. Hetgeen zij ter onderbouwing van dat standpunt heeft aangevoerd komt er kort gezegd op neer dat haar activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verwerken van hout, waarmee (metalen) jachten worden ‘afgebouwd’.
3.2
Hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1
Voor de uitleg van de werkingssfeerbepalingen geldt als uitgangspunt dat de CAO-norm is aangewezen voor de uitleg van die bepalingen in de verhouding tussen partijen, aangezien voor Mulder de bedoeling van de oorspronkelijk contracterende partijen niet kenbaar is. Een en ander brengt mee dat aan de werkingssfeerbepalingen een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden
(vgl. onder meer HR 8 oktober 2010, LJN BM9621, NJ 2010/546).
4.2
Van belang is vast te stellen dat partijen het eens zijn over het werk dat binnen Mulder gedaan wordt en in welke mate. Duidelijk is dat de grote meerderheid van de werknemers bij Mulder zich bezighoudt met het afbouwen van metalen jachten, waarbij primair met hout wordt gewerkt. Het gaat bijvoorbeeld om het bouwen van de cabines en het dek. Vast is komen te staan dat weliswaar ook met bijvoorbeeld elektra gewerkt wordt, maar dat dit duidelijk ondergeschikt is aan het werk dat de medewerkers van Mulder met hout verrichten. Ook wordt bijvoorbeeld de motor van de jacht (en de daarbij behorende ‘dashboards’) bij Mulder op de werkplaats ingebouwd, maar dat wordt veelal gedaan door specialisten die door Mulder extern worden ingehuurd. Tussen partijen is dus niet in geschil dat de vraag of Mulder onder de werkingssfeer van de cao valt, beoordeeld moet worden aan de hand van het werk dat binnen Mulder gedaan wordt met (met name) hout, welke werkzaamheden uiteindelijk leiden tot een afgebouwd metalen jacht.
4.3
Het slot van de vorige rechtsoverweging bevat de kern van het tussen partijen gerezen geschil. Voordat immers bekeken kan worden of die werkzaamheden vallen onder de werkingssfeer van de cao zoals onder 2.4 geciteerd, moet eerst worden beoordeeld welk aspect van die werkzaamheden doorslaggevend is. De Stichting betoogt (kort gezegd) dat het per saldo gaat om het eindresultaat: de activiteiten binnen Mulder leiden uiteindelijk tot de verkoop van afbouwde
metalenjachten. Mulder daarentegen betoogt dat het gaat om de essentie van het werk dat gedaan wordt: de werknemers van Mulder
werken met hout, niet met metaal.
4.4
De Stichting heeft in dit verband gewezen op het arrest van de Hoge Raad in de zaak Vector (NJ 2012, 142). De Hoge Raad heeft in die zaak, die ook betrekking had op de werkingssfeer van de cao, het volgende overwogen:
“3.5.4. De tekst van lid 2 onder a van de werkingssfeerbepalingen pleit eerder voor een bevestigend antwoord op de zojuist genoemde vraag:
“2. Tot de ‘Metalektro’ behoren (...) ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers (...)werkzaamheden worden verricht en
waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan: [volgt de beschrijving van de verschillende wijzen van be- en verwerken van metalen]”.
De door de Hoge Raad gecursiveerde woorden “en waarin” duiden erop dat voor de werkingssfeer van de CAO’s niet de eis wordt gesteld dat alle of meer dan 50% van de bij de onderneming in dienst zijnde werknemers zelf daadwerkelijk (“fysiek”) de onder a bedoelde werkzaamheden verrichten. Voldoende maar ook vereist is immers dat uitsluitend of in hoofdzaak in de onderneming het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend. Daarom ligt het voor de hand om bij de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium tot uitgangspunt te nemen dat de genoemde bedrijfsuitoefening heeft te gelden als werkzaamheid van de onderneming en niet uitsluitend van de werknemers van de onderneming die zelf “fysiek” de in lid 2 onder a gespecificeerde werkzaamheden verrichten, en dat alle door andere werknemers in de onderneming verrichte werkzaamheden die aan die bedrijfsuitoefening bijdragen, relevant zijn voor de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium.
3.5.5.
Een redelijke uitleg van het gestelde in lid 2 onder a brengt dan ook mee dat bij de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium alle in de onderneming gewerkte arbeidsuren dienen te worden betrokken die redelijkerwijze vallen toe te rekenen aan de uitoefening van het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen.
Dit betreft dus naast de arbeidsuren die door werknemers zijn gemaakt bij het verrichten van de onder a gespecificeerde werkzaamheden, onder meer de arbeidsuren van andere werknemers in de onderneming die eerstgenoemden tot het verrichten van hun werkzaamheden in staat stellen, hun daarbij ondersteuning verlenen, anderszins faciliteren, of ervoor zorgen dat de producten van de bedrijfsuitoefening afzet vinden.”
4.5
Deze overweging van de Hoge Raad is gegeven in de context van de in die zaak voorliggende vraag. Het ging, zoals de laatst geciteerde alinea weergeeft, in die zaak (kort gezegd) om de vraag of ook arbeidsuren van werknemers die niet
fysiekmet het be- en verwerken van metaal bezig zijn meetellen bij de invulling van het hoofdzakelijkheidscriterium, als die arbeidsuren wel ter ondersteuning van die werkzaamheden worden gedaan (zoals bijvoorbeeld de boekhouding). Omdat gekeken moet worden naar
het bedrijfdat in de onderneming wordt uitgeoefend, is het feitelijke werk van individuele werknemers in dat verband niet doorslaggevend.
4.6
In deze zaak ligt het evenwel anders. Hier bestaat nu juist discussie over de vraag of het binnen de onderneming van Mulder uitgeoefende bedrijf onder de werkingssfeer valt. Om dat te kunnen beoordelen, moet wél worden gekeken naar het feitelijke werk van individuele werknemers.
4.7
De kantonrechter volgt dus Mulder in dit deel van de discussie. Daarbij acht de kantonrechter bepalend dat cao’s, naar hun aard, worden afgestemd op het werk dat door de werknemers gedaan wordt. Een cao is een instrument voor werkgevers en werknemers om de branche specifieke of zelfs onderneming specifieke kanten van het werk te regelen. Daarmee laat zich slecht verenigen het standpunt dat bij toepassing van de werkingssfeer (enkel of met name) moet worden gekeken naar het eindproduct. Meer voor de hand ligt te kijken naar de mate waarin de aard van het binnen een onderneming in hoofdzaak verrichte werk aansluit bij hetgeen in de cao is geregeld.
4.8
De werkingssfeerbepaling op zich suggereert ook een dergelijke invulling: gesproken wordt over
activiteitendie worden verricht en (in bijlage A) worden ruim twintig
werkwoorden genoemd (ontwerpen, demonteren, gieten, etc.). Ook die formuleringen in de werkingssfeerbepalingen sterken de kantonrechter in zijn oordeel op dit punt.
4.9
Nu is vastgesteld dat moet worden uitgegaan van de feitelijke werkzaamheden die binnen de onderneming plaatsvinden, moet worden bekeken in hoeverre die werkzaamheden passen binnen de werkingssfeerbepalingen.
4.1
De kantonrechter is van oordeel dat die werkzaamheden niet onder de werkingssfeer van de cao vallen. Mulder bewerkt of verwerkt geen metaal. Zij verwerkt hout in een metalen schip. Dat het hout daarbij veelal in het metaal geïntegreerd wordt en, naar de kantonrechter veronderstelt, ook aan het metaal moet worden bevestigd, maakt dat niet anders. Omdat het zoals gezegd niet om het eindproduct gaat, kunnen de werkzaamheden ook niet worden gekwalificeerd als het assembleren van (uiteindelijk) een metalen jacht. Ter zitting is bovendien gebleken dat in het functiewaarderingssysteem van de cao weliswaar functies als ‘scheepstimmerlieden’ staan vermeld, maar specifieke functies als ‘jachtschilder’, ‘havenmeester’ en ‘interieurbouwer’ ontbreken. Deze functies vormen een belangrijk onderdeel van de onderneming van Mulder. Andere aspecten van de cao – passend binnen het onder 4.1 genoemde kader – die de conclusie kunnen dragen dat de werkingssfeerbepaling zo moet worden uitgelegd als door de Stichting beoogd, zijn gesteld noch gebleken.
4.11
De conclusie is dat de door partijen aan de kantonrechter voorgelegde vraag ontkennend moet worden beantwoord.
4.12
Hoewel een gezamenlijk verzoek is gedaan, is de Stichting in deze zaak te kwalificeren als de in het ongelijk gestelde partij. Omdat partijen het verzoek hebben ingediend ‘kosten rechtens’, zal de Stichting worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
beslist dat Mulder niet valt onder de werkingssfeerbepalingen van de door de Stichting uitgevoerde regelingen;
veroordeelt de Stichting in de kosten van de procedure, aan de zijde van Mulder vastgesteld op € 117,- aan griffierecht (voor zover dat bedrag ook daadwerkelijk door Mulder en niet door de Stichting is voldaan) en € 800,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
833