ECLI:NL:RBROT:2018:1743

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
6491062 VZ VERZ 17-28434
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor wijziging ploegensysteem bij Nederlands Loodswezen B.V. na weigering instemming door de Ondernemingsraad

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van Nederlands Loodswezen B.V. om vervangende toestemming te verlenen voor de invoering van roulerende ploegen in plaats van vaste ploegen. De Ondernemingsraad (OR) van het Loodswezen had geweigerd in te stemmen met dit besluit, waarop het Loodswezen de rechter om toestemming vroeg. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 november 2017 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de OR op 8 januari 2018. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 januari 2018, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter heeft de belangen van het Loodswezen, dat streeft naar professionalisering en veiligheid, afgewogen tegen de belangen van de OR, die zich zorgen maakte over de werkstructuur en de veiligheid. De kantonrechter oordeelde dat de argumenten van het Loodswezen zwaarder wogen dan die van de OR, en verleende daarom vervangende toestemming voor de wijziging van het ploegensysteem. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 6491062 VZ VERZ 17-28434
Uitspraak: 2 maart 2018
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nederlands Loodswezen B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.H. de Joode, advocaat te Rotterdam,
tegen
de Ondernemingsraad van Nederlands Loodswezen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.D.A. Domela Nieuwenhuis, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘het Loodswezen’ en ‘OR’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties, ter griffie ontvangen op 24 november 2017;
  • het verweerschrift met producties, ter griffie ontvangen op 8 januari 2018;
  • de brief van het Loodswezen d.d. 9 januari 2018, waarbij verdere producties in het geding zijn gebracht.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Ter zitting is het Loodswezen verschenen bij haar directeur [B.] en haar manager van de varende dienst [D.], bijgestaan door de advocaat
mr. E.J. de Joode. Namens de OR is verschenen de voorzitter [E.] en de secretaris mw. [H.], bijgestaan door de advocaat mr. J.D.A. Domela Nieuwenhuis. Ter zitting hebben de advocaten van beide partijen de wederzijdse standpunten nader toegelicht, waarbij zij zich bediend hebben van pleitnotities die door hen zijn overgelegd en die deel uitmaken van het procesdossier.
1.3.
Aan het slot van de zitting hebben partijen de kantonrechter verzocht de beslissing aan te houden, opdat zij onderling overleg konden plegen over een eventuele minnelijke regeling. Nadat bij brief van 24 januari 2018 om verdere aanhouding van de procedure was verzocht, hebben partijen uiteindelijk bij brieven 15 februari 2018 laten weten dat zij geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een regeling en hebben beide partijen de kantonrechter verzocht uitspraak te doen in de zaak.
De kantonrechter heeft daarop de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1.
Sinds 1988 is het loodswezen, dat verantwoordelijk is voor het veilig afhandelen van het scheepvaartverkeer met als belangrijkste taak het loodsen van zeeschepen van en naar de Nederlandse en Vlaamse havens, een zelfstandige organisatie die werkt vanuit twee disciplines, te weten het Nederlands Loodswezen B.V. (NLBV) en de Nederlandse Loodscorporatie (NLC), waar alle registerloodsen deel van uitmaken. Het Loodswezen houdt zich bezig met het ondersteunen van de registerloodsen in de uitvoering van hun beroep. De diensten van het Loodswezen bestaan uit het uitvoeren van administratieve taken en het vervoer van loodsen van en naar de zeeschepen. Het Loodswezen heeft haar hoofdvestiging in Hoek van Holland en is werkzaam vanuit vier regio’s, te weten Noord, Amsterdam-IJmond, Rotterdam-Rijnmond en Scheldemonden.
2.2.
De regio Rotterdam-Rijnmond kent 15 ploegen, die gedurende een cyclus van 30 weken op basis van een vaste systematiek worden ingedeeld. De regio Amsterdam-IJmond kent 7 ploegen, die gedurende een cyclus van 7 weken volgens een vaste systematiek worden ingeroosterd. De regio Noord kent in verband met het geringe aantal scheepsbewegingen enkel bereikbaarheidsdiensten.
2.3.
In de regio Scheldemonden wordt sinds 2006 niet meer met een vaste ploeg gevaren, maar wordt de samenstelling van de ploegen telkens gewisseld. Voor die wijziging heeft het Loodswezen destijds instemming aan de OR gevraagd, welke instemming op
16 februari 2006 is verleend.
2.4.
Om een van haar belangrijkste taken, te weten de registerloodsen aan boord van zeeschepen te zetten en ze daar weer op te halen, te kunnen uitvoeren beschikt het Loodswezen grofweg over drie verschillende type vaartuigen. Een type, te weten de loodsvaartuigen, ligt permanent op zee. De twee andere typen vaartuigen, te weten de snelle tenders en de SWATH, varen van de wal heen en weer naar de te beloodsen zeeschepen of de eigen loodsvaartuigen. De snelle tenders worden ingezet in alle vier de regio’s, terwijl de SWATH alleen wordt ingezet in de regio Scheldemonden.
2.5.
Bij het Loodswezen zijn circa 250 medewerkers werkzaam in de varende dienst. Van hen zijn er circa 160 werkzaam op de snelle tenders en SWATH, de overige 90 werken op de loodsvaartuigen. De bezetting op een snelle tender bestaat uit drie personen: een kapitein, een stuurman en een gezel. Sinds eind jaren ’90 bestaat de bezetting op de snelle tender uit een min of meer vaste ploeg. Voor die tijd was sprake van een wisselende bezetting.
2.6.
Bij brief van 18 september 2017 heeft het Loodswezen de OR verzocht in te stemmen met de invoering van roulerende ploegen op de snelle tenders in Rijnmond en IJmond door het wisselen van de stuurman. Dat voorstel houdt in dat de stuurlieden een keer per cyclus wijzigen van ploeg, hetgeen voor Rijnmond betekent een keer per 30 weken en voor IJmond een keer per 56 weken
2.7.
Bij brief van 5 oktober 2017 heeft de OR aan het Loodswezen laten weten dat hij niet instemt met de wijziging van de ploegensamenstelling. Daarbij is als reden vermeld dat er voor een dergelijke wijziging
“geen draagvlak bestaat onder het personeel van de genoemde regio’s”. In bedoelde brief zijn geen inhoudelijke argumenten gegeven.
2.8.
Bij brief van 18 oktober 2017 heeft de OR alsnog meer inhoudelijk gereageerd, waarbij onder meer - kort samengevat - de volgende punten zijn genoemd:
 er wordt al op regelmatige basis gewerkt met andere collega’s;
 behoud van een goede sfeer aan boord is belangrijk, zeker omdat je langere tijd aan boord zit met elkaar in een relatief kleine ruimte;
 veiligheid is in het eigen belang van de loodsen en wanneer zich problemen voordoen, worden die toch al uitgesproken;
 de ploegenroulatie voegt niets toe, omdat toch al op regelmatige basis met andere collega’s wordt samengewerkt.
Daarbij heeft de OR tevens te kennen gegeven dat de nadelen van roulatie niet opwegen tegen de voordelen en dat het bij de door het Loodswezen geschetste positieve effecten gaat om niet nader onderbouwde aannames. Bovendien heeft de OR erop gewezen dat het overgrote deel van de betrokken medewerkers tegen het voornemen is.
2.9.
Op 2 november 2017 heeft het Loodswezen overleg gevoerd met (een delegatie van) de OR, doch ook dat overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het verzoek

3.1.
Het Loodswezen heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om het besluit te nemen tot wijziging van het huidige beleid conform haar instemmingsaanvraag van 18 september 2017 primair omdat de beslissing van de OR om niet in te stemmen onredelijk is en subsidiair omdat het voorgenomen besluit gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsbelangen.
3.2.
Aan dat verzoek heeft het Loodswezen, naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten - voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Met de voorgenomen wijziging van de ploegenindeling beoogt het Loodswezen het functioneren van de medewerkers op de loodstenders verder te professionaliseren en de veiligheid van alle betrokkenen nog beter te waarborgen. Voor zowel de veiligheid aan boord als het individuele functioneren van de varende organisatie acht het Loodswezen het essentieel dat de gaandeweg ontstane ‘ons kent ons-cultuur” wordt doorbroken. Het Loodswezen wil haar medewerkers scherper houden door hen in wisselende samenstellingen te laten werken en daardoor het “blind varen” op elkaar te doorbreken teneinde de veiligheid, de vaardigheden en de kennis aan boord te optimaliseren. Ter zitting heeft het Loodswezen gewezen op de positieve ervaringen met de wisselende ploegen in de regio Scheldemonden en zij heeft in dat verband verwezen naar de door haar overgelegde verklaring van het Hoofd Varende Dienst in die regio. In die verklaring wordt aan het slot gezegd dat de medewerkers zelf absoluut niet meer terug willen naar vaste ploegen.

4.Het verweer4.1. De OR heeft het verzoek gemotiveerd weersproken waarbij hij - kort samengevat en voor zover thans van belang - het volgende heeft aangevoerd.

4.2.
De door het Loodswezen genoemde beweegredenen voor het onderhavige besluit, te weten verdere professionalisering en vergroting van de veiligheid, zijn door het Loodswezen enkel in zeer algemene termen gesteld en niet met concrete gegevens onderbouwd. Het overgrote deel van de medewerkers is tegen het besluit en de OR heeft in dat verband verwezen naar de door hem overgelegde handtekeninglijsten. De OR heeft er voorts op gewezen dat ook in de regio’s Rijnmond, IJmond en Noord binnen de vaste ploegen sprake is van roulatie, zodat ook in die regio’s al op regelmatige basis wordt samengewerkt met andere collega’s. Concreet heeft de OR gesteld dat in de regio IJmond 28,4% van de tijd in een andere dan de vaste ploegensamenstelling wordt gewerkt.
4.3.
Het bestaan van een cyclus in combinatie met een systeem van vaste ploegen maakt het volgens de OR mogelijk dat het rooster kan worden doorgetrokken, waardoor een medewerker in theorie kan berekenen wanneer hij bijvoorbeeld in 2020 moet werken. Volgens de OR hechten de medewerkers die door de ploegendienst toch al een onregelmatig leven leiden, zeer aan deze duidelijkheid.
Voor het overige heeft de OR voor zijn beweegredenen om de instemming aan de het voorgenomen besluit te onthouden verwezen naar zijn brieven van 5 en 18 oktober 2017.
4.4.
De overige stellingen van de OR, die als hier herhaald en ingelast worden beschouwd, worden voor zover nodig besproken in het kader van de beoordeling van het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek heeft het Loodswezen gesteld dat het nog maar de vraag is of het in casu gaat om een instemmingsplichtig besluit. Naar het oordeel van de kantonrechter kan die vraag verder in het midden blijven. Immers, nu het Loodswezen het voorgenomen besluit om in de regio’s IJmond en Rijnmond roulerende ploegen in te voeren, ter instemming heeft voorgelegd aan de OR, moet ervan worden uitgegaan dat er ook sprake is van een instemmingplichtig besluit. Een en ander betekent ook dat in dit geding de toets van artikel 27 WOR volledig en integraal dient plaats te vinden.
5.2.
Bij de beoordeling van het verzoek geldt als uitgangspunt dat artikel 27 lid 4 WOR de rechter slechts op twee gronden de bevoegdheid geeft om de ondernemer toestemming te verlenen tot het nemen van een besluit waarvoor geen instemming van de ondernemingsraad is verkregen, te weten (i) indien de beslissing van de ondernemingsraad om geen toestemming te geven onredelijk is (ii) dan wel het voorgenomen besluit gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Uit de wetsgeschiedenis
(MvT, Kamerstukken II 1987/88, nr. 3, p. 27-28) en rechtspraak
(vide onder meer HR 24 januari 2914, JAR 2914, 54)blijkt dat van een onredelijk besluit sprake is indien de argumenten van de ondernemer voor het voorgenomen besluit zwaarder wegen dan die van de ondernemingsraad voor het onthouden van zijn instemming. Wegen de argumenten van de ondernemingsraad zwaarder of wegen de argumenten over en weer even zwaar, dan wordt de toestemming geweigerd, tenzij de tweede grond zich voordoet en de ondernemer kan aantonen dat genoemde zwaarwegende bedrijfsbelangen noodzaken tot die toestemming.
5.3.
De kantonrechter zal eerst stilstaan bij de belangen van het Loodswezen. In dat verband is het volgende van belang.
Aannemelijk is dat vaste teams die routinematig en volgens vaste patronen langdurig hun werk uitvoeren, sneller onachtzaam zullen handelen, dan teams die rouleren en waarin op gezette tijden andere collega’s worden ingezet. In die roulerende teams zullen de teamgenoten elkaar meer uitdagen om zo efficiënt en zo veilig mogelijk te werken. Ten aanzien van gebruikelijke werkmethodes in vaste teams zal in de roulerende teams sneller de vraag worden gesteld waarom er op een bepaalde manier gewerkt wordt. Die vraag zal in vaste teams minder snel gesteld worden, omdat er nu eenmaal altijd zo gewerkt wordt. Een en ander geldt in het geval van het Loodswezen eens temeer nu het varend personeel relatief lang bij haar in dienst is en sprake is van een gemiddelde duur van het dienstverband van ruim 20 jaar. Zeker bij werknemers die al lang hetzelfde werk doen en veelal in dezelfde ploeg werkzaam zijn, is het verfrissend om ingedeeld te worden in een andere ploeg met andere collega’s. In zoverre acht de kantonrechter het belang van het Loodswezen voldoende aannemelijk, hoewel de OR terecht gesteld heeft dat het Loodswezen haar conclusies in dit verband niet met concrete gegevens heeft onderbouwd. Die concrete onderbouwing kan echter in redelijkheid niet van het Loodswezen verlangd worden. Het positieve effect is nu eenmaal niet concreet in cijfers te meten, terwijl dat positieve effect ook niet af te leiden valt uit het rapport van een deskundige. Dat positieve effect valt wel af te leiden uit praktijkervaringen en in dat verband is van belang dat het Loodswezen onbetwist heeft gesteld dat in de afgelopen tien jaar goede ervaringen zijn opgedaan met de roulerende teams in Scheldemonden, getuige de bevindingen van het Hoofd Varende Dienst in die regio, waarvan hij melding heeft gemaakt in de door het Loodswezen overgelegde schriftelijke verklaring, waaruit blijkt dat de medewerkers zelf absoluut niet meer terug willen naar de vaste ploegen.
Voorts is van belang dat uit het door het Loodswezen overgelegde Beleidsplan 2016-2020 blijkt dat de organisatie streeft naar voortdurende verbetering en professionalisering van de dienstverlening aan de loodsen. Te billijken valt dat het Loodswezen die verbetering en professionalisering mede tracht te verwezenlijken door de invoering van de roulerende teams, waarin de teamgenoten elkaar meer prikkelen en uitdagen om zo efficiënt en veilig mogelijk te werken. Ook in zoverre is het belang van het Loodswezen duidelijk.
5.4.
Tegenover de hiervoor genoemde belangen van het Loodswezen dienen de belangen van de OR afgewogen te worden. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Het belangrijkste belang van de OR lijkt te zijn dat een cyclus in combinatie met een systeem van vaste ploegen het mogelijk maakt voor een individuele werknemer om ook op langere termijn uit te rekenen wanneer hij moet werken en wanneer hij vrij is. De kantonrechter wil wel aannemen dat dat zeker voor een werknemer die in ploegendienst werkzaam is uitermate plezierig is, ook voor de inrichting en de planning van zijn sociale leven. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek heeft het Loodswezen echter voldoende aannemelijk gemaakt dat ook in het door haar voorgestelde systeem van roulerende teams het mogelijk is om uit te rekenen welke dienst de betreffende werknemer dient te vervullen, ook wanneer het gaat om diensten die op langere termijn vervuld moeten worden.
Voorts heeft de OR gesteld dat invoering van het door het Loodswezen beoogde systeem juist leidt tot minder veiligheid, omdat de leden van een ploeg die voortdurend wisselt van samenstelling, minder op elkaar ingespeeld zijn. Dat argument zou mogelijk opgeld doen in het geval veelvuldig gekozen zou worden voor een andere samenstelling van de ploeg, doch daarvan is in casu geen sprake nu - zoals hiervoor onder de vaststaande feiten ook al gememoreerd - vaststaat dat het nieuwe systeem ertoe leidt dat de stuurman in de regio Rijnmond één keer per 30 weken van ploeg wisselt en in de regio IJmond zelfs maar één keer in de 56 weken van ploeg verandert. Met een dergelijk lage frequentie van wisseling van ploeg kan niet worden gezegd dat de veiligheid in het gedrang komt omdat de ploeg onvoldoende op elkaar ingespeeld is. Ook kan niet worden gezegd dat door de wisseling van de ploegen met een dergelijk lage frequentie de sfeer aan boord ernstig verslechtert. De argumenten, die de OR in dit verband naar voren heeft gebracht, verliezen overigens sterk aan kracht, nu de OR ook stelt dat er bijvoorbeeld in IJmond al in bijna 30% van de gevallen wordt gerouleerd, zonder dat dat kennelijk bezwaren oplevert. Terecht heeft het Loodswezen de vraag opgeworpen waarom er dan wel bezwaar bestaat tegen een wat verdergaande en meer gestructureerde roulatie. Die vraag heeft de OR echter onbeantwoord gelaten.
De OR heeft tevens nog gesteld dat er onder het personeel geen draagvlak is voor het systeem van roulerende ploegen en in dat verband heeft de OR verwezen naar de door hem overgelegde handtekeningenlijsten. Tevens is verwezen naar het groot aantal werknemers dat de mondelinge behandeling heeft bijgewoond. Dat argument legt maar een beperkt gewicht in de weegschaal, aangezien vaststaat dat de ondertekenaars en de belangstellenden op de zitting allemaal varende tendermedewerker zijn uit Rijnmond en IJmond en in zoverre dus directe belanghebbenden zijn. Zij hebben kennelijk bezwaar tegen het voorgestelde systeem, omdat zij liever in vaste ploegen hun werk doen. De OR heeft kennelijk geen enquête gehouden onder alle personeelsleden van het Loodswezen.
De OR heeft voorts nog gewezen op de door hem overgelegde resultaten van de loodstevredenheidsonderzoeken over de jaren 2011, 2013 en 2015, waaruit blijkt dat de loodsen in 2015 de veiligheid en de professionaliteit van de medewerkers van het Loodswezen het beste beoordelen. Kennelijk wil de OR met die verwijzing betogen dat er voor het Loodswezen geen enkele noodzaak bestaat om in plaats van vaste ploegen met roulerende ploegen te gaan werken in Rijnmond en IJmond. De kantonrechter deelt die visie niet. Het staat de ondernemer vrij om maatregelen te treffen die ten doel hebben de dienstverlening aan de loodsen te verbeteren, zeker in het licht van het door het Loodswezen opgestelde Beleidsplan 2016-2020. Die bevoegdheid geldt temeer nu het Loodswezen onweersproken heeft gesteld dat de tevredenheid van de loodsen gedaald is van 7.9 in 2015 naar 7,5 in 2016, terwijl zij streeft naar een rapportcijfer van 8+.
5.5.
Wanneer de hiervoor bedoelde belangen van het Loodswezen en de OR tegen elkaar worden afgewogen, concludeert de kantonrechter dat de belangen van het Loodswezen zwaarder wegen. In dat verband acht de kantonrechter met name van belang dat volgens de eigen stellingen van de OR nu al regelmatig gerouleerd wordt, zonder dat gebleken is dat dat tot problemen leidt. Terecht heeft het Loodswezen gesteld dat dan niet valt in te zien welke bezwaren bestaan tegen een verdergaande en meer gestructureerde roulatie. Voorts leggen de bezwaren en de belangen van de OR minder gewicht in de schaal, wanneer bedacht wordt dat in het voorgestelde nieuwe systeem met een lage frequentie gerouleerd wordt. Bovendien heeft het Loodswezen ter zitting verzekerd dat ook in het voorgestelde nieuwe systeem de werknemers kunnen uitrekenen wanneer zij - ook op langere termijn - moeten werken en wanneer zij vrij zijn.
5.6.
Nu op vorenstaande gronden geoordeeld moet worden dat de belangen van het Loodswezen zwaarder wegen dan de belangen van de OR moet tevens worden geconcludeerd dat de beslissing van de OR om geen toestemming te geven onredelijk is, zodat de kantonrechter het Loodswezen vervangende toestemming zal verlenen, zoals hierna vermeld.
5.7.
Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zoals hierna vermeld.

6.De beslissing:

De kantonrechter:
verleent aan het Loodswezen vervangende toestemming om het besluit te nemen tot wijziging van het huidige ploegensysteem conform haar instemmingsaanvraag van
18 september 2017;
compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
710