Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het smokkelen van ongeveer 4 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte], was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. Tijdens de zitting op 4 januari 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder de vondst van de cocaïne in zijn kajuit op 27 augustus 2017. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de pakketten cocaïne had verstopt, wat werd ondersteund door informatie uit Brazilië en de omstandigheden van de vondst.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 30 maanden op. De rechtbank overwoog de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich niet had bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen en dat hij had gehandeld uit financieel gewin. De verdachte werd schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en de rechtbank sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen.