Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, en 4, eerste en tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
4.Waardering van het bewijs
De verdachte heeft [naam medeverdachte 1] nimmer betaald voor het verkrijgen van opdrachten binnen het [naam scholengemeenschap 1] . Van omkoping als bedoeld in artikel 328ter Sr is dan ook geenszins sprake. Dit te minder omdat [naam] , lid van het College van Bestuur van het [naam scholengemeenschap 1] , op de hoogte was van de betalingsafspraak tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
[naam maand]’) [1] leidt de rechtbank daarnaast af dat deze betalingen in elk geval niet zagen op werkzaamheden uit het verleden.
Daarenboven was de Raad van Toezicht (hierna: RvT) van het [naam scholengemeenschap 1] niet op de hoogte van de betalingsafspraak tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] . Dat [naam] zou hebben geweten van deze afspraak doet daaraan niet af, nu de RvT de met toezicht op het CvB van het [naam scholengemeenschap 1] belaste instantie is en niet (de leden van) het CvB.
Voorts is van belang dat de betalingen van de verdachte telkens naar de privérekening van [naam medeverdachte 1] werden overgemaakt, en niet naar diens zakelijke rekening, met het kennelijke doel om op die wijze deze betalingen buiten de boekhouding van [naam bedrijf 2] te houden. Immers, ook de boekhouder van [naam medeverdachte 1] , [naam boekhouder] , was niet op de hoogte van de betalingen aan [naam medeverdachte 1] door de verdachte. [2]
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
fulltimerector bij [naam gymnasium] en werkte in die periode naar eigen zeggen 60 tot 70 uur per week voor [naam gymnasium] . Vanaf 1 december 2007 ging hij een dag per week minder werken in verband met de zogeheten BAPO-regeling. [6]
- Juni: 32 uren, verdeeld over 20, 22, 26 en 29 juni 2007.
- Juli: 48 uren, verdeeld over 4, 5, 6, 11, 12 en 13 juli 2007.
- Augustus: 72 uren, verdeeld over 7, 8, 9, 10, 15, 16, 27, 29 en 30 augustus 2007.
- September: 116 uren, verdeeld over 3, 5, 7, 9 (dagdeel), 11, 13, 14, 15, 16, 19, 22, 23, 25, 26 en 29 september 2007.
- Oktober: 88 uren, verdeeld over 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 15, 16, 30 en 31 oktober 2007.
nietop een vrijdag, zaterdag of zondag. De rechtbank stelt voorts vast dat van de zijde van de verdachte verder niets naar voren is gebracht wat zijn verklaring over de omvang van zijn werkzaamheden voor [naam scholengemeenschap 2] ondersteunt en dat deze verklaring ook overigens geen steun vindt in het dossier.
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 primair, 2 primair, 3 primair en 4tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
170.544,85euro (AH-033), heeft gedaan van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die [naam medeverdachte 1] deze belofte in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever .
haddenop de in die facturen vermelde werkzaamheden en/of diensten,
en/of eldersin Nederland, meermalen,
5.Strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
1 primair, 2 primair, 3 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4, eerste en tweede cumulatief/alternatieftenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, overtreedt.