ECLI:NL:RBROT:2018:1424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
10/996544-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en niet-ambtelijke omkoping door een rector van een gymnasium

Op 22 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], die als rector werkzaam was bij [naam gymnasium]. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift en niet-ambtelijke omkoping. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond na een melding van onregelmatigheden. De verdachte had in de periode van 29 juli 2008 tot en met 31 juli 2012, in samenwerking met medeverdachten, aanzienlijke bedragen overgemaakt aan de voorzitter van het College van Bestuur van een stichting voor voortgezet onderwijs, [naam scholengemeenschap 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opmaken van valse facturen en het doen van betalingen die in strijd waren met de goede trouw. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten niet aannemelijk, en concludeerde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valse geschriften. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien het misbruik van de positie van de verdachte binnen het onderwijs en de aanzienlijke bedragen die hij zich had toegeëigend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996544-14
Uitspraakdatum: 22 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
bijgestaan door mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5, 6 en 8 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Th.M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, en 4, eerste en tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de feiten 1 en 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Zij heeft aangevoerd dat de door de verdachte aan zijn medeverdachte
[naam medeverdachte 1] gedane betalingen betrekking hadden op door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte sinds de aanvang van zijn, verdachtes, rectoraat bij het Gemeentelijk Gymnasium [naam gymnasium] geboden managementondersteuning. De verdachte werd in 2000 rector van het [naam gymnasium] en werd sindsdien bij de vervulling van die functie langdurig ondersteund door [naam medeverdachte 1] .
Toen de verdachte over ruime(re) inkomsten begon te beschikken in verband met nevenwerkzaamheden buiten het [naam gymnasium] , is hij bij wijze van vergoeding voor de jarenlange ondersteuning, die op dat moment nog doorliep, 25% van zijn extra inkomsten gaan doorbetalen aan [naam medeverdachte 1] .
De verdachte heeft [naam medeverdachte 1] nimmer betaald voor het verkrijgen van opdrachten binnen het [naam scholengemeenschap 1] . Van omkoping als bedoeld in artikel 328ter Sr is dan ook geenszins sprake. Dit te minder omdat [naam] , lid van het College van Bestuur van het [naam scholengemeenschap 1] , op de hoogte was van de betalingsafspraak tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Vast staat dat de verdachte in de periode van 29 juli 2008 tot en met 31 juli 2012 via zijn V.O.F., “ [naam bedrijf 1] ” geldbedragen van in totaal
€ 170.544,85 heeft overgemaakt op de privérekening van [naam medeverdachte 1] . De betalingen werden telkens verricht op basis van door [naam medeverdachte 1] via zijn onderneming, [naam bedrijf 2] verstuurde facturen. Omdat [naam medeverdachte 1] dyslectisch is, waren deze facturen niet door hemzelf maar door de verdachte en diens echtgenote opgemaakt.
Vast staat ook dat de verdachte vanaf medio 2007 tot en met eind 2012 diverse werkzaamheden heeft verricht voor het [naam scholengemeenschap 1] te Rotterdam. [naam medeverdachte 1] vervulde in het grootste deel van die periode (tot juni 2012) de functie van voorzitter van het College van Bestuur (hierna: CvB) bij het [naam scholengemeenschap 1] .
Zowel de verdachte als [naam medeverdachte 1] hebben verklaard dat de betalingen van de verdachte aan [naam medeverdachte 1] hun grondslag vinden in een betalingsafspraak tussen hen met betrekking tot in het verleden verrichte en in het heden te verrichten advieswerkzaamheden door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte sinds diens benoeming tot rector bij het [naam gymnasium] in 2000, en niet in het gunnen door [naam medeverdachte 1] van opdrachten van het [naam scholengemeenschap 1] aan de verdachte.
De rechtbank acht deze verklaringen niet aannemelijk. Allereerst is van belang dat elke onderbouwing van de juistheid van deze verklaringen ontbreekt. De beweerde betalingsafspraak tussen [naam medeverdachte 1] en de verdachte is niet vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Er zijn geen afspraken gemaakt met betrekking tot de (maximale) hoogte van de totale vergoeding die [naam medeverdachte 1] van de verdachte zou ontvangen. Uit de omschrijvingen van de betalingen zoals vermeld op de facturen van [naam bedrijf 2] / [naam medeverdachte 1] aan [naam bedrijf 1] /de verdachte (te weten ‘werkzaamheden in de periode
[naam maand]’) [1] leidt de rechtbank daarnaast af dat deze betalingen in elk geval niet zagen op werkzaamheden uit het verleden.
Daar komt bij dat de stelling dat [naam medeverdachte 1] al sinds 2000 betrokken was bij het [naam gymnasium] om de verdachte van managementondersteuning te voorzien, geen steun vindt in het dossier.
Daarenboven was de Raad van Toezicht (hierna: RvT) van het [naam scholengemeenschap 1] niet op de hoogte van de betalingsafspraak tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] . Dat [naam] zou hebben geweten van deze afspraak doet daaraan niet af, nu de RvT de met toezicht op het CvB van het [naam scholengemeenschap 1] belaste instantie is en niet (de leden van) het CvB.
Voorts is van belang dat de betalingen van de verdachte telkens naar de privérekening van [naam medeverdachte 1] werden overgemaakt, en niet naar diens zakelijke rekening, met het kennelijke doel om op die wijze deze betalingen buiten de boekhouding van [naam bedrijf 2] te houden. Immers, ook de boekhouder van [naam medeverdachte 1] , [naam boekhouder] , was niet op de hoogte van de betalingen aan [naam medeverdachte 1] door de verdachte. [2]
De rechtbank neemt ten slotte in aanmerking dat het door de verdachte en [naam medeverdachte 1] gesuggereerde alternatieve scenario, te weten dat de betalingen moeten worden aangemerkt als vergoeding voor de jarenlange en op het moment van de betalingen nog voortdurende door [naam medeverdachte 1] verzorgde ondersteuning aan de verdachte, niet op zichzelf staat, maar naar het oordeel van de rechtbank ook moet worden bezien in het licht van uit het dossier blijkende betalingen die door medeverdachte [naam medeverdachte 2] aan [naam medeverdachte 1] zijn gedaan. Ook ten aanzien van die betalingen had [naam medeverdachte 1] aanvankelijk gesteld dat deze betrekking hadden op door hem verrichte werkzaamheden. In tweede instantie [3] heeft [naam medeverdachte 1] echter ten aanzien van die betalingen openheid van zaken gegeven en bekend dat hij geen werkzaamheden had verricht voor de door hem van of via [naam medeverdachte 2] ontvangen geldbedragen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat zijn betalingen aan [naam medeverdachte 1] betrekking hadden op door [naam medeverdachte 1]
ten behoeve van hem, verdachte, verrichte werkzaamheden c.q. verleende managementondersteuning onaannemelijk.
De conclusie is hiermee gerechtvaardigd dat voormelde betalingen waren bedoeld als vergoeding voor het door de verdachte via tussenkomst van [naam medeverdachte 1] verkrijgen van opdrachten van het [naam scholengemeenschap 1] en dat de onder feit 2 vermelde, op dergelijke betalingen betrekking hebbende facturen valselijk, want in strijd met de waarheid, zijn opgemaakt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot feit 4
Onder 4 wordt de verdachte verweten het plegen, medeplegen of doen plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot vier facturen van [naam bedrijf 3] met bijbehorende uren- en kilometeroverzichten [4] met betrekking tot werkzaamheden die de verdachte in 2007 via [naam bedrijf 3] bij het [naam scholengemeenschap 2] zou hebben verricht.
Standpunt officier van justitie
De door of namens de verdachte ondertekende facturen van [naam bedrijf 3] en de bijbehorende uren- en kilometeroverzichten die door de medeverdachte [naam medeverdachte 3] aan [naam scholengemeenschap 2] zijn gezonden, zijn vals. De hierop vermelde aantallen uren die de verdachte in de betreffende maanden voor [naam scholengemeenschap 2] zou hebben gewerkt, zijn namelijk hoger dan de aantallen uren die de verdachte zelf, voorafgaand aan de facturen van [naam bedrijf 3] , via de onderneming van de verdachte “ [naam bedrijf 1] ” voor dezelfde werkzaamheden aan [naam bedrijf 3] heeft gefactureerd. De verdachte heeft dan ook in werkelijkheid een lager aantal uren voor [naam scholengemeenschap 2] gewerkt dan op de facturen van [naam bedrijf 3] is vermeld. De verdachte heeft voorts wetenschap gehad van de valsheid van deze facturen. Het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde medeplegen van valsheid in geschrift kan bewezen worden verklaard.
Standpunt verdediging
De facturen van [naam bedrijf 3] aan [naam scholengemeenschap 2] zijn niet vals, maar bevatten de correcte aantallen gewerkte uren. De geconstateerde afwijkingen tussen de facturen van [naam bedrijf 3] aan [naam scholengemeenschap 2] en de daarmee corresponderende facturen van de verdachte aan [naam bedrijf 3] kunnen worden verklaard vanuit een administratieve fout van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] .
[naam medeverdachte 3] heeft op de facturen van de verdachte aan [naam bedrijf 3] ten onrechte een kortingspercentage toegepast op zowel de aantallen gewerkte uren als op het uurtarief van de verdachte, terwijl bedoeld was dit kortingspercentage enkel op het uurtarief toe te passen. Voorts blijkt nergens uit dat de verdachte niet daadwerkelijk heeft gewerkt voor de bij [naam scholengemeenschap 2] gedeclareerde uren.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte heeft in de periode juni tot en met oktober 2007 via [naam bedrijf 3] werkzaamheden verricht voor [naam scholengemeenschap 2] , onderdeel van [naam scholengemeenschap 1] .
De verdachte was in die periode tevens rector van het [naam gymnasium] .
In verband met de vergoeding aan de verdachte van zijn werkzaamheden bij [naam scholengemeenschap 2] stuurde hij facturen aan [naam bedrijf 3] [5] en stuurde [naam bedrijf 3] facturen aan [naam scholengemeenschap 2] .
Bij de facturen van [naam bedrijf 3] aan [naam scholengemeenschap 2] werd steeds een overzicht gevoegd met daarop onder meer vermeld de door de verdachte gewerkte uren, de dagen van de maand waarop de verdachte voor [naam scholengemeenschap 2] had gewerkt en de in dat verband gemaakte reiskosten.
De medeverdachte [naam medeverdachte 3] maakte zowel de facturen van de verdachte aan [naam bedrijf 3] als de facturen van [naam bedrijf 3] aan [naam scholengemeenschap 2] op, op basis van de door de verdachte aan hem doorgegeven gewerkte uren.
De facturen van de verdachte aan [naam bedrijf 3] en die van [naam bedrijf 3] aan [naam scholengemeenschap 2] over de maanden juli, augustus, september en oktober 2007 verschillen van elkaar, in die zin dat op de facturen van de verdachte aan [naam bedrijf 3] over deze maanden zowel het aantal gewerkte uren als het uurtarief steeds 25% lager is dan op de hiermee corresponderende facturen van [naam bedrijf 3] aan [naam scholengemeenschap 2] was vermeld.
Vormen de verschillen tussen de facturen voldoende grond voor valsheid?
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die de medeverdachte [naam medeverdachte 3] voor de hiervoor bedoelde verschillen tussen de facturen heeft gegeven, namelijk dat hij, [naam medeverdachte 3] , per ongeluk in zijn spreadsheet een korting heeft toegepast op zowel het uurtarief van de verdachte als het aantal door de verdachte gewerkte uren, onvoldoende weerlegging vindt in het dossier. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat deze verschillen op zichzelf onvoldoende grond vormen om te kunnen vaststellen dat de facturen van [naam bedrijf 3] vals zijn.
Het hiervoor overwogene laat echter onverlet dat deze facturen om een andere, hierna te noemen reden wel degelijk vals kunnen zijn.
Kan de verdachte daadwerkelijk alle gedeclareerde uren voor [naam scholengemeenschap 2] hebben gewerkt?
De vraag die zich op grond van het dossier opdringt is of de verdachte daadwerkelijk alle door [naam bedrijf 3] gedeclareerde uren voor [naam scholengemeenschap 2] kan hebben gewerkt.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
1.
De verdachte was tot december 2007
fulltimerector bij [naam gymnasium] en werkte in die periode naar eigen zeggen 60 tot 70 uur per week voor [naam gymnasium] . Vanaf 1 december 2007 ging hij een dag per week minder werken in verband met de zogeheten BAPO-regeling. [6]
2.
Dat de verdachte, in ieder geval totdat hij gebruik ging maken van de BAPO-regeling, (veel) meer uren voor [naam gymnasium] werkte dan het aantal waartoe hij op grond van zijn aanstelling was gehouden, volgt ook uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] (destijds directiesecretaresse van de verdachte bij [naam gymnasium] ) en [naam getuige 2] (destijds bestuursvoorzitter van [naam gymnasium] ), die beiden hebben verklaard dat de verdachte (veel) meer dan 40 uur in de week bij [naam gymnasium] werkte. [7]
3.
Op de bij de facturen van [naam bedrijf 3] gevoegde uren- en kilometeroverzichten staan de volgende dagen/uren vermeld waarop de verdachte in de periode juni tot en met oktober 2007 voor [naam scholengemeenschap 2] zou hebben gewerkt (dagen van 8 uren tenzij anders vermeld):
  • Juni: 32 uren, verdeeld over 20, 22, 26 en 29 juni 2007.
  • Juli: 48 uren, verdeeld over 4, 5, 6, 11, 12 en 13 juli 2007.
  • Augustus: 72 uren, verdeeld over 7, 8, 9, 10, 15, 16, 27, 29 en 30 augustus 2007.
  • September: 116 uren, verdeeld over 3, 5, 7, 9 (dagdeel), 11, 13, 14, 15, 16, 19, 22, 23, 25, 26 en 29 september 2007.
  • Oktober: 88 uren, verdeeld over 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 15, 16, 30 en 31 oktober 2007.
Volgens deze overzichten zou de verdachte in deze periode dan ook op 45 verschillende dagen voor in totaal 356 uren werkzaamheden voor [naam scholengemeenschap 2] hebben verricht.
Volgens de overzichten zou de verdachte voorts op 23 van de gewerkte dagen reiskosten hebben gemaakt met betrekking tot steeds 200 dan wel 210 afgelegde kilometers.
4.
De grote aantallen uren die de verdachte reeds voor [naam gymnasium] werkte laten zich niet goed rijmen met de op de facturen opgegeven gewerkte uren voor [naam scholengemeenschap 2] zoals hierboven vermeld. Bijvoorbeeld in de maanden september en oktober 2007 zou de verdachte gedurende twee weken 16 uren, twee weken 24 uren, één week 28 uren, één week 32 uren en één week zelfs 40 uren voor [naam scholengemeenschap 2] hebben gewerkt, waarbij hij bovendien in de maand september op acht dagen en in de maand oktober op drie dagen waarop hij voor [naam scholengemeenschap 2] werkte, gelet op de gedeclareerde reiskosten, reisuren moet hebben gemaakt.
5.
Uit de verklaringen van voornoemde getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] kan bovendien worden opgemaakt dat zij in het geheel niet op de hoogte waren van deze werkzaamheden van de verdachte bij [naam scholengemeenschap 2] terwijl zij dit wel hadden moeten hebben gemerkt dan wel hadden moeten weten, en dat de gestelde omvang van deze externe werkzaamheden onwaarschijnlijk hoog voorkomt. Zo heeft [naam getuige 1] onder meer verklaard dat zij destijds vier dagen per week bij [naam gymnasium] werkte (van maandag tot en met donderdag), dat zij in de (digitale) agenda van de verdachte kon om afspraken te maken, dat zij op het [naam gymnasium] pal naast de verdachte zat, en dat de verdachte nooit hele dagen en zelden een middag weg was totdat hij op woensdagen gebruik ging maken van de BAPO-regeling (de rechtbank begrijpt: tot december 2007). [8] [naam getuige 2] heeft onder meer verklaard dat hij niet bekend was met de activiteiten van de verdachte voor onder andere [naam scholengemeenschap 2] en dat hij dit als bestuursvoorzitter van [naam gymnasium] wel had moeten weten. [9]
6.
Gelet op het voorgaande moet het naar het oordeel van de rechtbank (in ieder geval voor de maanden september en oktober 2007) in beginsel volstrekt onaannemelijk worden geacht dat de verdachte de op de facturen van [naam bedrijf 3] opgegeven aantallen uren daadwerkelijk voor [naam scholengemeenschap 2] heeft gewerkt. Bij deze stand van zaken is het aan de verdachte om aannemelijk te maken dat hij deze uren wel degelijk voor [naam scholengemeenschap 2] heeft gewerkt.
7.
De verdachte heeft hierover (onder meer op de terechtzitting) verklaard dat hij zoveel extra externe werkuren kon maken omdat hij altijd heel vroeg opstond en een enorme werklust had. Hij maakte destijds bij [naam gymnasium] werkdagen van 07:00 tot 22:00, hetgeen hem gelegenheid bood om gemiddeld 2 werkdagen per week te werken voor en op [naam scholengemeenschap 2] . Ten aanzien van de verklaringen van de getuige [naam getuige 1] heeft de verdachte verklaard dat [naam getuige 1] wat betreft de externe werkzaamheden van de verdachte in die periode niet alles kan hebben gezien omdat zij niet op vrijdagen werkte en de verdachte deze werkzaamheden vaak op vrijdagen en in het weekend verrichtte.
8.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, in weerwil van zijn laatstgenoemde verklaring over de waarnemingen van de getuige [naam getuige 1] , volgens de urenoverzichten van [naam bedrijf 3] veelvuldig ook op dagen dat [naam getuige 1] wél op [naam gymnasium] werkzaam was voor [naam scholengemeenschap 2] zou hebben gewerkt. Zo vielen in de maanden september en oktober 2007 de voor [naam scholengemeenschap 2] opgegeven werkuren van de verdachte op 16 van de 26 dagen
nietop een vrijdag, zaterdag of zondag. De rechtbank stelt voorts vast dat van de zijde van de verdachte verder niets naar voren is gebracht wat zijn verklaring over de omvang van zijn werkzaamheden voor [naam scholengemeenschap 2] ondersteunt en dat deze verklaring ook overigens geen steun vindt in het dossier.
9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte er, in ieder geval ten aanzien van de maanden september en oktober 2007, niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij daadwerkelijk de op de facturen van [naam bedrijf 3] opgegeven aantallen uren voor [naam scholengemeenschap 2] heeft gewerkt.
Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte in ieder geval deze maanden een lager aantal uren voor [naam scholengemeenschap 2] heeft gewerkt dan het door [naam bedrijf 3] opgegeven aantal uren,
en dat de facturen en bijbehorende urenstaten die de medeverdachte [naam medeverdachte 3] op basis van de aan hem door de verdachte opgegeven gewerkte uren heeft opgemaakt met betrekking tot de werkzaamheden van de verdachte bij [naam scholengemeenschap 2] ten aanzien van deze maanden dus vals zijn.
De rechtbank acht niet uitgesloten dat dit laatste eveneens het geval is ten aanzien van de overige in de tenlastelegging vermelde facturen, maar ten aanzien van die facturen valt dat niet met zekerheid vast te stellen, gelet op de voor de betreffende maanden opgegeven lagere aantallen uren en op het feit dat deze maanden deels in de zomervakantie vielen. [10]
4.2.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 primair, 2 primair, 3 primair en 4tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode vanaf 29 juli 2008 tot en met 31 juli 2012 telkens te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Almere meermalen,
telkens aan iemand, te weten [naam medeverdachte 1] , anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ) (als voorzitter van het College van Bestuur), naar aanleiding van hetgeen deze [naam medeverdachte 1] in zijn betrekking heeft gedaan dan wel zou doen,
telkens een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur bij [naam scholengemeenschap 1] aan [naam medeverdachte 1] te betalen,
en giften te weten geldbedragen tot een totaalbedrag van
170.544,85euro (AH-033), heeft gedaan van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die [naam medeverdachte 1] deze belofte in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever .
2.
hij in de periode 1 maart 2008 tot en met 31 juli 2012, telkens te Apeldoorn en/of Almere tezamen en in vereniging met een ander meermalen,
facturen telkens op naam van [naam bedrijf 2] gericht aan [naam bedrijf 1] , waaronder:
1. een factuur d.d. 27 september 2008 (D-379) en
2. een factuur d.d. 22 januari 2009 (D-383) en
3. een factuur d.d. 29 januari 2010 (D-395) en
4. een factuur d.d. 31 januari 2011 (D-406) en
5. een factuur d.d. 9 april 2012 (D-419),
zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededader telkens valselijk en in strijd met de waarheid op/in die facturen onder meer –zakelijk weergegeven- :
- vermeld dat door [naam bedrijf 2] en/of [naam medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advieswerkzaamheden") zijn verricht ten behoeve van/voor [naam bedrijf 1] en/of hem, verdachte, (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door [naam bedrijf 2] en [naam medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [naam bedrijf 1] en/of verdachte, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals omschreven op deze facturen, en
- factuurbedragen vermeld die in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking
haddenop de in die facturen vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks met het oogmerk om deze geschriften telkens als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
3.
hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 30 juni 2012, te Rotterdam en/of Almeremeermalen,
facturen telkens op naam van [naam bedrijf 1] gericht aan [naam scholengemeenschap 1] Rotterdam (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ), waaronder:
2. een factuur met factuurnummer [nummer 2] d.d. 31 maart 2009 (D-206) en
3. een factuur met factuurnummer [nummer 3] d.d. 18 januari 2011 (D-222) en
4. een factuur met factuurnummer [nummer 4] d.d. 22 september 2011 (D-232)
zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt immers heeft hij, verdachte, telkens valselijk en in strijd met de waarheid op/in die facturen onder meer –zakelijk weergegeven- vermeld dat hij, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] ten behoeve van/voor [naam scholengemeenschap 1] gedurende op die facturen vermelde uren en/of dagen werkzaamheden en/of diensten heeft verricht en/of reisbewegingen/reiskosten heeft gemaakt,
zulks terwijl in werkelijkheid deze werkzaamheden/diensten niet door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn verricht en/of deze reisbewegingen/reiskosten niet, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn gemaakt
zulks met het oogmerk om deze geschriften telkens als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en
hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 30 juni 2012, telkens te Rotterdam en Almere meermalen,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse facturen, waaronder:
2. een factuur met factuurnummer [nummer 2] d.d. 31 maart 2009 (D-206) en
3. een factuur met factuurnummer [nummer 3] d.d. 18 januari 2011 (D-222) en
4. een factuur met factuurnummer [nummer 4] d.d. 22 september 2011 (D-232),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer) -zakelijk weergegeven- is vermeld dat hij, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] ten behoeve van/voor [naam scholengemeenschap 1] gedurende op die facturen vermelde uren en/of dagen werkzaamheden en/of diensten hebben verricht en/of reisbewegingen/reiskosten hebben gemaakt,
zulks terwijl in werkelijkheid deze werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn verricht en deze reisbewegingen/reiskosten niet, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn gemaakt,
bestaande dat gebruikmaken hierin onder meer dat hij, verdachte, de genoemde facturen heeft verstrekt of doen toekomen aan [naam scholengemeenschap 1] , teneinde het op de facturen vermelde bedrag (op een rekening van [naam bedrijf 1] ) te ontvangen, terwijl hij, verdachte telkens wist dat die facturen bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften telkens echt en onvervalst.
4.
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 december 2007, te Rotterdam en/of Almere en/of Bilthoven en/of Gemeente De Bilt,
en/of eldersin Nederland, meermalen,
facturen telkens op naam van [naam bedrijf 3] gericht aan [naam scholengemeenschap 2] , te weten:
3. een factuur met factuurnummer [nummer 7] d.d. 5 oktober 2007 (D-287) en
4. een factuur met factuurnummer [nummer 8] d.d. 13 november 2007 (D-288)
en bijbehorende urenstaten,
zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft doen opmaken ,
immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde facturen en urenstaten onder meer -zakelijk weergegeven-:
telkens doen vermelden, dat hij, verdachte, (namens [naam bedrijf 3] ) werkzaamheden en/of diensten heeft verricht voor/ten behoeve van [naam scholengemeenschap 2] , gedurende op die facturen en urenstaten vermelde uren zulks terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, minder declarabele uren heeft gewerkt dan op die facturen en urenstaten is vermeld, althans geen werkzaamheden en/of diensten zijn verricht voor het aantal uren zoals omschreven op deze facturen en urenstaten,
zulks met het oogmerk om deze geschriften telkens als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken,
en
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 december 2007, telkens te Rotterdam meermalen
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en opzettelijk heeft afgeleverd valse facturen, te weten:
3. een factuur met factuurnummer [nummer 7] d.d. 5 oktober 2007 (D-287) en
4. een factuur met factuurnummer [nummer 8] d.d. 13 november 2007 (D-288)
en bijbehorende urenstaten,
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid onder meer
-zakelijk weergegeven- is vermeld dat hij, verdachte, (namens [naam bedrijf 3] ) werkzaamheden en/of diensten heeft verricht voor/ten behoeve van [naam scholengemeenschap 2] , gedurende op die facturen en urenstaten vermelde uren zulks terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, minder declarabele uren heeft gewerkt dan op die facturen en urenstaten is vermeld, althans geen werkzaamheden en/of diensten zijn verricht voor het aantal uren zoals omschreven op deze facturen en urenstaten,
bestaande dat gebruikmaken hierin onder meer dat hij, verdachte, de genoemde facturen en urenstaten heeft doen toekomen aan [naam scholengemeenschap 2] , teneinde het op de facturen vermelde bedrag (op een rekening van [naam bedrijf 3] ) te ontvangen, terwijl hij, verdachte telkens wist dat die facturen bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften telkens echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1, primair:
aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift en belofte doen van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, primair:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4, eerste en tweede cumulatief/alternatief:
doen plegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
doen plegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van vier jaar aan de voorzitter van het college van bestuur van een stichting voor voortgezet onderwijs giften gedaan voor een totaalbedrag van ruim € 170.000,--. Hij en die voorzitter als mededader hebben het daartoe door middel van het gezamenlijk opmaken van valse facturen doen voorkomen alsof laatstgenoemde advieswerkzaamheden verrichtte ten behoeve van de vennootschap onder firma van verdachte. De verdachte ontving in dezelfde periode ten minste € 600.000 van voornoemde stichting.
Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij op naam van zijn vennootschap een aantal valse facturen heeft opgemaakt, gericht aan de eerdergenoemde stichting. Verdachte heeft zich ook, daarbij gebruikmakend van andere entiteiten, schuldig gemaakt aan het vervalsen van facturen en het gebruikmaken daarvan. Het resultaat van dit alles is geweest dat de verdachte zich aldus aanzienlijke geldbedragen heeft toegeëigend waarop hij en zijn mededader geen recht hadden. Het gaat hier in alle gevallen om gemeenschapsgeld dat bestemd was voor het voortgezet onderwijs. Vooral dit laatste aspect maakt de handelwijze van de verdachte bijzonder kwalijk. Hij heeft bij de hem verweten fraude immers slechts aan eigen gewin gedacht. Dit alles is nog kwalijker wanneer bedacht wordt dat de verdachte gedurende een groot deel van de bewezenverklaarde periode zelf als schoolleider in het voortgezet onderwijs werkzaam was.
De verdachte heeft tijdens het voorbereidend onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting geweigerd openheid van zaken te geven. Na aanvankelijk tijdens de verhoren van de FIOD te hebben gezwegen, heeft hij een aantal verklaringen afgelegd waarin de rechtbank niets anders vermag te zien dan pogingen om zijn straatje schoon te vegen. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting heeft hij slechts in die gevallen waarin de valsheid van de door hem opgemaakte geschriften reeds op de eerste blik evident is mondjesmaat toegegeven ‘dat er iets verkeerd was gegaan’, zonder nochtans het structurele karakter van de jarenlang door hem begane fraude te willen erkennen.
Gelet op dit alles, in het bijzonder de lange periode waarin de malversaties zich hebben voorgedaan, het structurele karakter daarvan, het misbruik door de verdachte van zijn positie binnen het onderwijs en de aanzienlijke bedragen waarmee de verdachte heeft gefraudeerd, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit en –maat (een voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met de maximale taakstraf) geenszins rechtdoen aan de ernst van de feiten. Integendeel kan, mede gelet op wat naar de gepubliceerde oriëntatiepunten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd, naar het oordeel van de rechtbank op de bewezenverklaarde feiten slechts gereageerd worden met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld – iets wat bij iemand in zijn positie niet minder dan vanzelfsprekend is –, kan daar niet aan afdoen.
De redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. Op 20 augustus 2014 is verdachtes woning doorzocht; daarmee heeft de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang genomen (zie het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8744). Uitgangspunt is dat de berechting in eerste aanleg binnen twee jaar na de aanvang van die termijn behoort te zijn afgesloten met een eindvonnis. Weliswaar gaat het in deze zaak om een omvangrijk voorbereidend onderzoek, waarin bovendien op verzoek van de verdediging een aanzienlijk aantal getuigen is gehoord, maar die omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig bijzonder dat het tijdsverloop daarmee te billijken zou zijn. De rechtbank constateert daarom dat in de onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met tweeëneenhalf jaar. Dit moet leiden tot strafvermindering, in die zin dat de rechtbank in plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder
1 primair, 2 primair, 3 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 4, eerste en tweede cumulatief/alternatieftenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, overtreedt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. J.J. van den Berg en mr. R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 29 juli 2008 tot en met 31 juli 2012 (telkens) te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) aan iemand, te weten [naam medeverdachte 1] , anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij en/of optredend als lasthebber van Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ) (als voorzitter van het College van Bestuur), naar aanleiding van hetgeen deze [naam medeverdachte 1] in zijn betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last(en) heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zou doen en/of nalaten,
(telkens) een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur bij [naam scholengemeenschap 1] aan [naam medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) te betalen,
en/of een of meer gift(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van circa 170.961,35 euro (AH-033), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), redelijkerwijs moest(en) aannemen dat die [naam medeverdachte 1] deze belofte en/of gift(en) in strijd met de goede trouw zou/zal verzwijgen tegenover zijn werkgever en/of lastgever.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 29 juli 2008 tot en met 31 juli 2012 (telkens) te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) aan iemand, te weten [naam medeverdachte 1] , anders dan als ambtenaar werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij en/of optredend als lasthebber van Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ) (als voorzitter van het College van Bestuur), naar aanleiding van hetgeen deze [naam medeverdachte 1] in zijn betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last(en) heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zou doen en/of nalaten,
(telkens) een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur bij [naam scholengemeenschap 1] aan [naam medeverdachte 1] en/of zijn bedrijf te betalen
en/of een of meer gift(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van in totaal 170.961,35 euro (AH-033), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat [naam bedrijf 1] en/of haar mededader(s), redelijkerwijs moest(en) aannemen dat die [naam medeverdachte 1] deze belofte en/of gift(en) in strijd met de goede trouw zou/zal verzwijgen tegenover zijn werkgever en/of lastgever,
aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2012 (telkens) te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
[naam medeverdachte 1] , als ambtenaar werkzaam zijnde bij Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ) (als voorzitter van het College van Bestuur), in elk geval in enig ambtelijke functie,
(telkens) een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur bij [naam scholengemeenschap 1] aan [naam medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) te betalen,
en/of een of meer gift(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van in totaal 170.961,35 euro (AH-033), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft gedaan zulks (telkens) met het oogmerk om die [naam medeverdachte 1] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten en/of
(telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [naam medeverdachte 1] , in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten, te weten (onder meer):
(telkens) het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] en/of het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] en/of het laten ontstaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen die [naam medeverdachte 1] en hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] dat die [naam medeverdachte 1] , tegenover hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] niet meer zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] als in het geval dat die [naam medeverdachte 1] die giften niet had aangenomen.
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2012 (telkens) te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
[naam medeverdachte 1] , als ambtenaar werkzaam zijnde bij Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ) (als voorzitter van het College van Bestuur), in elk geval in enig ambtelijke functie,
(telkens) een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur bij [naam scholengemeenschap 1] aan [naam medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) te betalen,
en/of een of meer gift(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van in totaal 170.961,35 euro (AH-033), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft gedaan zulks (telkens) met het oogmerk om die [naam medeverdachte 1] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten en/of
(telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [naam medeverdachte 1] , in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten, te weten (onder meer):
(telkens) het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] en/of het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] en/of het laten ontstaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen die [naam medeverdachte 1] en hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] dat die [naam medeverdachte 1] , tegenover hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] niet meer zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot hem, verdachte, en/of
[naam bedrijf 1] als in het geval dat die [naam medeverdachte 1] die giften niet had aangenomen,
aan welke vorenomschreven verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2008 tot en met 31 juli 2012, (telkens) te Apeldoorn en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(een) factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam bedrijf 2] gericht aan [naam bedrijf 1] , waaronder:
1. een factuur d.d. 27 september 2008 (D-379) en/of
2. een factuur d.d. 22 januari 2009 (D-383) en/of
3. een factuur d.d. 29 januari 2010 (D-395) en/of
4. een factuur d.d. 31 januari 2011 (D-406) en/of
5. een factuur d.d. 9 april 2012 (D-419),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op/in die factu(u)r(en) (onder meer) –zakelijk weergegeven- :
- vermeld en/of doen en/of laten vermelden en/of doen voorkomen dat door [naam bedrijf 2] en/of [naam medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advieswerkzaamheden") zijn verricht ten behoeve van/voor [naam bedrijf 1] en/of hem, verdachte, (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door [naam bedrijf 2] en/of [naam medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [naam bedrijf 1] en/of verdachte, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals omschreven op deze factu(u)r(en)), en/of
- ( een) factuurbedrag(en) vermeld en/of doen en/of laten vermelden dat/die in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in de periode 1 maart 2008 tot en met 31 juli 2012, (telkens) te Apeldoorn en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(een) factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam bedrijf 2] gericht aan [naam bedrijf 1] , waaronder:
1. een factuur d.d. 27 september 2008 (D-379) en/of
2. een factuur d.d. 22 januari 2009 (D-383) en/of
3. een factuur d.d. 29 januari 2010 (D-395) en/of
4. een factuur d.d. 31 januari 2011 (D-406) en/of
5. een factuur d.d. 9 april 2012 (D-419),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben [naam bedrijf 1] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op/in die factu(u)r(en) (onder meer) –zakelijk weergegeven- :
- vermeld en/of doen en/of laten vermelden en/of doen voorkomen dat door [naam bedrijf 2] en/of [naam medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advieswerkzaamheden") zijn verricht ten behoeve van/voor [naam bedrijf 1] en/of hem, verdachte, (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door [naam bedrijf 2] en/of [naam medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [naam bedrijf 1] en/of verdachte, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht zoals omschreven op deze
factu(u)r(en)), en/of
- ( een) factuurbedrag(en) vermeld en/of doen en/of laten vermelden dat/die in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk bovenomschreven gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 30 juni 2012, (telkens) te Rotterdam en/of Almere, althans in Nederland en/of China en/of Engeland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam bedrijf 1] gericht aan [naam scholengemeenschap 1] Rotterdam (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ), waaronder:
1. een factuur met factuurnummer [nummer 1] d.d. 30 september 2008 (D-202) en/of
2. een factuur met factuurnummer [nummer 2] d.d. 31 maart 2009 (D-206) en/of
3. een factuur met factuurnummer [nummer 3] d.d. 18 januari 2011 (D-222) en/of
4. een factuur met factuurnummer [nummer 4] d.d. 22 september 2011 (D-232)
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op/in die factu(u)r(en) (onder meer) –zakelijk weergegeven- vermeld en/of doen en/of laten vermelden dat hij, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] ten behoeve van/voor [naam scholengemeenschap 1] gedurende op die factu(u)r(en) vermelde uren en/of dagen werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht en/of reisbewegingen/reiskosten heeft/hebben gemaakt,
(zulks terwijl in werkelijkheid deze werkzaamheden/diensten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn verricht en/of deze reisbewegingen/reiskosten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn gemaakt, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht en/of niet de reisbewegingen/reiskosten zijn gemaakt zoals omschreven op deze factu(u)r(en)),
zulks met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 30 juni 2012, (telkens) te Rotterdam en/of Almere, althans in Nederland en/of China en/of Engeland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd een of meerdere vals(e) factu(u)r(en), waaronder:
1. een factuur met factuurnummer [nummer 1] d.d. 30 september 2008 (D-202) en/of
2. een factuur met factuurnummer [nummer 2] d.d. 31 maart 2009 (D-206) en/of
3. een factuur met factuurnummer [nummer 3] d.d. 18 januari 2011 (D-222) en/of
4. een factuur met factuurnummer [nummer 4] d.d. 22 september 2011 (D-232),
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer) -zakelijk weergegeven- is vermeld dat hij, verdachte, en/of en/of [naam bedrijf 1] ten behoeve van/voor [naam scholengemeenschap 1] gedurende op die factu(u)r(en) vermelde uren en/of dagen werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht en/of reisbewegingen/reiskosten heeft/hebben gemaakt,
(zulks terwijl in werkelijkheid deze werkzaamheden/ en/of diensten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn verricht en/of deze reisbewegingen/reiskosten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn gemaakt, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht en/of niet de reisbewegingen/reiskosten zijn gemaakt zoals omschreven op deze factu(u)r(en)),
bestaande dat gebruikmaken hierin (onder meer) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan [naam scholengemeenschap 1] , teneinde het op de factu(u)r(en) vermelde bedrag (op een rekening van [naam bedrijf 1] ) te ontvangen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die factu(u)r(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 30 juni 2012, (telkens) te Rotterdam en/of Almere, althans in Nederland en/of China en/of Engeland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(een) factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam bedrijf 1] gericht aan [naam scholengemeenschap 1] Rotterdam (hierna: [naam scholengemeenschap 1] ), waaronder:
1. een factuur met factuurnummer [nummer 1] d.d. 30 september 2008 (D-202) en/of
2. een factuur met factuurnummer [nummer 2] d.d. 31 maart 2009 (D-206) en/of
3. een factuur met factuurnummer [nummer 3] d.d. 18 januari 2011 (D-222) en/of
4. een factuur met factuurnummer [nummer 4] d.d. 22 september 2011 (D-232),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben [naam bedrijf 1] en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op/in die factu(u)r(en) (onder meer) –zakelijk weergegeven- vermeld en/of doen en/of laten vermelden dat hij, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] ten behoeve van/voor [naam scholengemeenschap 1] gedurende op die factu(u)r(en) vermelde uren en/of dagen werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht en/of reisbewegingen/reiskosten heeft/hebben gemaakt,
(terwijl in werkelijkheid deze werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn verricht en/of deze reisbewegingen/reiskosten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn gemaakt, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht en/of niet de reisbewegingen/reiskosten zijn gemaakt zoals omschreven op deze factu(u)r(en)),
zulks met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk bovenomschreven gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven,
en/of
[naam bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 30 juni 2012, (telkens) te Rotterdam en/of Almere, althans in Nederland en/of China en/of Engeland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd een of meerdere vals(e) factu(u)r(en), waaronder:
1. een factuur met factuurnummer [nummer 1] d.d. 30 september 2008 (D-202) en/of
2. een factuur met factuurnummer [nummer 2] d.d. 31 maart 2009 (D-206) en/of
3. een factuur met factuurnummer [nummer 3] d.d. 18 januari 2011 (D-222) en/of
4. een factuur met factuurnummer [nummer 4] d.d. 22 september 2011 (D-232),
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer) -zakelijk weergegeven- is vermeld dat hij, verdachte, en/of
[naam bedrijf 1] ten behoeve van/voor [naam scholengemeenschap 1] gedurende op die factu(u)r(en) vermelde
uren en/of dagen werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht en/of reisbewegingen/reiskosten heeft/hebben gemaakt, (zulks terwijl in werkelijkheid deze werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn verricht en/of deze reisbewegingen/reiskosten niet, althans niet geheel, door hem, verdachte, en/of [naam bedrijf 1] zijn gemaakt, althans niet de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht en/of niet de reisbewegingen/reiskosten zijn gemaakt zoals
omschreven op deze factu(u)r(en)),
bestaande dat gebruikmaken hierin (onder meer) dat [naam bedrijf 1] en/of haar mededader(s) de genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan [naam scholengemeenschap 1] , teneinde het op de factu(u)r(en) vermelde bedrag (op een rekening van [naam bedrijf 1] ) te ontvangen, terwijl [naam bedrijf 1] en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die factu(u)r(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk bovenomschreven gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 december 2007, (telkens) te Rotterdam en/of Almere en/of Bilthoven en/of Gemeente De Bilt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) factu(u)r(en) (telkens) op naam van [naam bedrijf 3] gericht aan [naam scholengemeenschap 2] , te weten:
1. een factuur met factuurnummer [nummer 5] d.d. 13 juli 2007 (D-285) en/of
2. een factuur met factuurnummer [nummer 6] d.d. 3 september 2007 (D-286) en/of
3. een factuur met factuurnummer [nummer 7] d.d. 5 oktober 2007 (D-287) en/of
4. een factuur met factuurnummer [nummer 8] d.d. 13 november 2007 (D-288)
en/of (een) bijbehorende urensta(a)t(en),
zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)(telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en) (onder meer) -zakelijk weergegeven-:
(telkens) vermeld en/of doen en/of laten vermelden, dat hij, verdachte, (namens [naam bedrijf 3] ) werkzaamheden en/of diensten heeft verricht voor/ten behoeve van [naam scholengemeenschap 2] , gedurende op die factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en) vermelde uren en/of tegen de/het op die factu(u)r(en) vermelde uurtarie(f)(ven),
(zulks terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, minder (declarabele) uren heeft gewerkt en/of deze werkzaamheden en/of diensten tegen (een) lager(e) uurtarie(f)(ven) heeft verricht dan op die factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en) is/zijn vermeld, althans geen werkzaamheden en/of diensten zijn verricht voor het aantal uren en/of tegen de bedrag(en) zoals omschreven op deze factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en)),
zulks met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 december 2007, (telkens) te Rotterdam en/of Almere en/of Bilthoven en/of Gemeente De Bilt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd een of meerdere vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en), te weten:
1. een factuur met factuurnummer [nummer 5] d.d. 13 juli 2007 (D-285) en/of
2. een factuur met factuurnummer [nummer 6] d.d. 3 september 2007 (D-286) en/of
3. een factuur met factuurnummer [nummer 7] d.d. 5 oktober 2007 (D-287) en/of
4. een factuur met factuurnummer [nummer 8] d.d. 13 november 2007 (D-288)
en/of (een) bijbehorende urensta(a)t(en),
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer) -zakelijk weergegeven- is vermeld dat hij, verdachte, (namens [naam bedrijf 3] ) werkzaamheden en/of diensten heeft verricht voor/ten behoeve van [naam scholengemeenschap 2] , gedurende op die factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en) vermelde uren en/of tegen de/het op die factu(u)r(en) vermelde uurtarie(f)(ven),
(zulks terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, minder (declarabele) uren heeft gewerkt en/of deze werkzaamheden en/of diensten tegen (een) lager(e) uurtarie(f)(ven) heeft verricht dan op die factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en) is/zijn vermeld, althans geen werkzaamheden en/of diensten zijn verricht voor het aantal uren en/of tegen de bedrag(en) zoals omschreven op deze factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en)),
bestaande dat gebruikmaken hierin (onder meer) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de genoemde factu(u)r(en) en/of urensta(a)t(en) heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan [naam scholengemeenschap 2] , teneinde het op de factu(u)r(en) vermelde bedrag (op een rekening van [naam bedrijf 3] ) te ontvangen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die factu(u)r(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst.

Voetnoten

1.Zie pagina’s 212 en 213 van het procesdossier.
2.Zie pagina 882 e.v. van het procesdossier.
3.Tijdens zijn tweede verhoor op 4 december 2014, p. 758 e.v.
4.Dossierstukken D-285, D-286, D-287 en D-288.
5.Dossierstukken D-292, D-294, D-295 en D-296.
6.Verklaring verdachte bij FIOD d.d. 2 maart 2016, pp. 3 en 4.
7.Verklaring getuige [naam getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 25 oktober 2017, p. 5. Verklaring getuige [naam getuige 2] bij de FIOD d.d. 29 januari 2015, dossier p. 928.
8.Dossier p. 939 e.v.
9.Dossier p. 927 e.v.
10.Blijkens de Regeling spreiding zomervakanties 2006 – 2008 van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap viel de zomervakantie in 2007 voor [naam gymnasium] in de periode van 7 juli tot en met 26 augustus 2007.