Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 maart 2017, met producties 1 t/m 13,
- de conclusie van eis houdende incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring tevens houdende incidentele vordering tot onbevoegdheidverklaring, met productie 1,
- de conclusie van antwoord in de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid tevens houdende incidentele vordering tot onbevoegdverklaring tevens akte houdende vermeerdering van eis,
- de oproepbrief van deze rechtbank van 15 juni 2017, waarin een datum voor een pleidooi is bepaald,
- het proces-verbaal van het pleidooi, gehouden op 24 oktober 2017, met aangehechte pleitnota van de curator,
- de brief van mr. Van Aalst van 16 november 2017, waarin opmerkingen zijn gemaakt over het proces-verbaal, en
- de brief van mr. Van Aalst van 24 november 2017, waarin is aangegeven dat zijdens [eiseres] niet op het proces-verbaal is gereageerd.
2.De feiten
boedelbijdrage [eiseres]”, waarvoor ik u bij voorbaat dank.
binnen zes maanden na hedeneen procedure over het verpandingsverbod te hebben gestart (d.w.z. een dagvaarding te hebben uitgebracht) dan wel een minnelijke regeling met de curator hebben bereikt. Bij ongebruikt laten verstrijken van deze termijn komen deze opbrengsten de boedel toe.”
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.De vordering in het incident
- primair: [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen in de hoofdzaak,
- subsidiair: [eiseres] (partieel) niet-ontvankelijk te verklaren in de hoofdzaak ter zake van de vorderingen zoals weergegeven in 3.1 van dit vonnis onder 3 t/m 10,
- met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de nakosten, zijnde een bedrag van € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 68,00 in geval van betekening van het vonnis.
5.De beoordeling in het incident
6.De beslissing
woensdag 14 maart 2018voor conclusie van antwoord.