ECLI:NL:RBROT:2018:10863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
7107767 CV EXPL 18-31709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever wegens schenden informatieplicht tav arbeidsvoorwaarden zieke werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, het Havenziekenhuis, en de rechtsopvolger, het IJssellandziekenhuis. De werknemer, die sinds 1982 in dienst was, had verzocht om vermindering van zijn arbeidsuren van 32 naar 24 uur per week, wat werd bevestigd per 1 september 2016. Hij was op dat moment al gedeeltelijk arbeidsongeschikt en had een sociale angststoornis. De werknemer vorderde schadevergoeding van € 111.403,59, omdat hij meende dat het Havenziekenhuis hem onvoldoende had geïnformeerd over de financiële gevolgen van zijn verzoek om urenvermindering, vooral in het licht van zijn ziekte.

De kantonrechter oordeelde dat het Havenziekenhuis zich niet als goed werkgever had gedragen door niet te verifiëren of de werknemer zich bewust was van de financiële nadelen van zijn verzoek. De rechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende had gedaan om de werknemer te informeren over de gevolgen van zijn verzoek, vooral gezien de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat zowel het Havenziekenhuis als het IJssellandziekenhuis aansprakelijk waren voor de geleden schade, maar dat de schadevergoeding werd vastgesteld op € 50.000,- bruto, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

De vordering van de werknemer om de transitievergoeding te berekenen op basis van een 32-urige werkweek werd afgewezen, evenals de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de werknemer, die in het gelijk werd gesteld voor een deel van zijn vordering. De uitspraak benadrukt de verplichting van werkgevers om werknemers goed te informeren over de gevolgen van hun verzoeken, vooral in situaties van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7107767
uitspraak: 21 december 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser]
wonende te Zuid-Beijerland, gemeente Korendijk,
eiser bij exploot van dagvaarding van 25 juli 2018,
gemachtigde: mr. D. Schuurman,
tegen
de stichting Stichting IJsselland Ziekenhuis
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. J.W. Klinckhamers,
en
de besloten vennootschap Haven Service B.V.
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. M. Ceelen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ enerzijds en ‘het IJssellandziekenhuis’ en ‘het Havenziekenhuis’ anderzijds.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 25 juli 2018;
  • de conclusie van antwoord van het IJssellandziekenhuis;
  • de conclusie van antwoord van het Havenziekenhuis;
  • het tussenvonnis van 20 september 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief aan de zijde van het IJssellandziekenhuis van 8 november 2018, met aanvullende productie;
  • de brief aan de zijde van [eiser] van 8 november 2018, met aanvullende productie;
  • het proces-verbaal van de op 9 november 2018 gehouden comparitie van partijen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis, na aanhouding, bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 juli 1982 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) het Havenziekenhuis in de functie van radiologisch laborant op de afdeling radiologie .
2.2
De afdeling radiologie van het Havenziekenhuis is met ingang van 1 januari 2018 overgegaan naar het IJssellandziekenhuis. Sindsdien is [eiser] , met behoud van al zijn rechten en plichten, in dienst van het IJssellandziekenhuis.
2.3
[eiser] kampt sinds zijn 25e jaar met sociale angststoornis, als gevolg waarvan hij zich beperkt kan concentreren, beperkt kan omgaan met drukte en sociale contacten. Deze angststoornis heeft gedurende het werkzame leven van [eiser] meermalen geleid tot (langdurig) verzuim.
2.4
Op vrijdag 15 juli 2016 heeft [eiser] aan zijn direct leidinggevende, mevr. [naam] , verzocht om een vermindering van de arbeidsduur, van 32 uur per week naar 24 uur per week. Voorafgaande aan 15 juli 2016 werkte [eiser] de facto geen 32 uur per week, maar steeds naar zijn mogelijkheden. Op 20 juli 2016 is de wijziging van de arbeidsuur, met ingang van 1 september 2016, schriftelijk aan [eiser] bevestigd.
2.5
[eiser] heeft voor de uren die hij minder is gaan werken flexpensioen aangevraagd en toegekend gekregen.
2.6
Sinds maandag 18 juli 2016 staat [eiser] als ziek geregistreerd. Sinds 26 april 2017 is [eiser] volledig arbeidsongeschikt. In de tussenliggende periode heeft [eiser] nog gedeeltelijk zijn eigen werkzaamheden uitgevoerd.

3.De vordering

3.1
[eiser] heeft gevorderd om het IJssellandziekenhuis en het Havenziekenhuis hoofdelijk te veroordelen om aan hem een schadevergoeding te betalen van € 111.403,59 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente. [eiser] heeft daarnaast gevorderd dat zal worden bepaald dat indien het IJssellandziekenhuis de arbeidsovereenkomst opzegt of door kantonrechter laat ontbinden, de te betalen transitievergoeding wordt berekend op basis van een 32-urige werkweek met het daarbij horende salaris. [eiser] heeft tot slot gevorderd gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.285,73 en proceskosten.
3.2
[eiser] heeft kort gezegd aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het Havenziekenhuis hem had moeten wijzen op de ernstig nadelige financiële consequenties van zijn verzoek om per week 8 uur minder te gaan werken, met name in het geval dat [eiser] volledig arbeidsongeschikt zou raken. Het Havenziekenhuis was ervan op de hoogte dat [eiser] in toenemende mate klachten ervaarde en dat dat ook reden was van de urenvermindering. Door [eiser] onvoldoende voor te lichten, is het Havenziekenhuis ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst en dient zij de daaruit voortvloeiende schade aan [eiser] te vergoeden. Het IJssellandziekenhuis is als rechtsopvolger van het Havenziekenhuis eveneens aansprakelijk, aldus [eiser] . De schade bestaat uit het verlies van salaris van één dag per week, een lagere opbouw van ouderdomspensioen, een lagere WIA-uitkering en, indien de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd, een lagere transitievergoeding.

4.Het verweer

4.1
Het Havenziekenhuis heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat er sprake is van een langdurig dienstverband tussen partijen waarin de afgelopen 25 jaar een continu proces van aftasten heeft plaatsgevonden ten aanzien van de arbeidsbelasting van [eiser] . Op alle mogelijke manieren heeft het Havenziekenhuis [eiser] ondersteund en gefaciliteerd. Gelet op het arbeidsverloop was het verzoek om minder uren te gaan werken geen verrassend verzoek, te meer omdat een dergelijk verzoek al een aantal malen eerder door [eiser] was gedaan en ook door het Havenziekenhuis gehonoreerd. Het verzoek is door [naam] uitvoerig met [eiser] besproken. Uit dat gesprek bleek dat [eiser] zich volledig bewust was van de reikwijdte en implicaties van zijn verzoek. Het Havenziekenhuis wijst in dit verband naar de bijlagen 5 en 6 bij de dagvaarding waarin door het pensioenfonds uitlegt wordt gegeven over het flexpensioen.
Ook van de ziekmelding was [eiser] op de hoogte. Dat was overeenkomstig de tussen partijen gemaakte afspraak, waarbij [eiser] in de praktijk zoveel als binnen zijn mogelijkheden lag, aan het werk was. In feite sloot de vermindering van de arbeidsomvang aan bij de al bestaande feitelijke situatie. Dat [eiser] in april 2017 vanwege toegenomen beperkingen volledig is uitgevallen, is een omstandigheid die niet aan het Havenziekenhuis kan worden tegengeworpen.
4.2
Het IJsselland ziekenhuis verwijst ten aanzien van het arbeidsverleden naar hetgeen het Havenziekenhuis hierover heeft geschreven. Verder voert het IJsselland aan dat er geen sprake is van onvoldoende informeren door het Havenziekenhuis en dat [eiser] zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Het feit dat [eiser] reeds vijf maal eerder om een wijziging van de arbeidsduur heeft verzocht, alsmede het feit dat [eiser] het verzoek heeft besproken met zijn teamleider, maakt dat kan worden geconcludeerd dat [eiser] op de hoogte was van de consequenties van zijn verzoek. [eiser] heeft bovendien bewust ervoor gekozen om per 1 september 2016 voor de 8 uur die hij minder zou gaan werken, flexpensioen aan te vragen. Er is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming door het Havenziekenhuis en voor zover dat al wel zou worden aangenomen, is de schade onvoldoende onderbouwd, aldus het IJssellandziekenhuis.

5.De beoordeling

5.1
Tussen partijen is in geschil of het Havenziekenhuis ten aanzien van het verzoek tot urenvermindering in juli 2016 een onderzoeks- en/of informatieplicht had en of de eventuele schending daarvan een toerekenbare tekortkoming oplevert als gevolg waarvan het Havenziekenhuis en het IJsellandziekenhuis de door [eiser] als gevolg van die tekortkoming geleden schade, dienen te vergoeden.
5.2
Vooropgesteld wordt dat er geen algemene verplichting is voor een werkgever om, indien een werknemer verzoekt om een voor hem financieel nadelige wijziging van een arbeidsvoorwaarde, aanvullende informatie te verstrekken aan een werknemer dan wel om te onderzoeken of een werknemer op de hoogte is van de consequenties van zijn keuze. Wel dienen werkgever en werknemer zich jegens elkaar als goed werknemer/werkgever te gedragen. De onderhavige situatie is niet één op één vergelijkbaar met de situatie waarin een werknemer om de vrijwillige beëindiging van de zijn dienstverband verzoekt, dan wel instemt met een door de werkgever voorgestelde beëindiging. In dat geval is in de rechtspraak de strenge maatstaf ontwikkeld dat een werkgever moet nagaan of de wil van de werknemer wel overeenstemt met zijn verklaring. Deze strenge maatstaf dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben, zoals het mogelijk verlies van ontslagbescherming en aanspraken ingevolge sociale zekerheidswetgeving.
5.3
Een verzoek tot urenvermindering heeft het logische gevolg dat er maandelijks minder salaris wordt betaald, een consequentie die de gemiddelde werknemer, en ook [eiser] , kan overzien. Dat er tevens minder pensioen wordt opgebouwd, zal [eiser] ook hebben voorzien, althans hebben kunnen voorzien, gelet op zijn aanvraag van het flexpensioen. Daarover werd hij ook voorgelicht door het pensioenfonds. Waar de schoen in casu voor het Havenziekenhuis wringt, is dat [eiser] op het moment dat hij de urenvermindering verzocht, in feite reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. In ieder geval was hij dat op 18 juli 2016, twee dagen vóór de bevestiging van de urenvermindering en ruim voor het ingaan van de urenvermindering op 1 september 2016. Het Havenziekenhuis heeft ook erkend dat in het gesprek tussen [eiser] en [naam] aan de orde is gekomen dat [eiser] verzocht om een urenvermindering zodat hij minder druk zou ervaren, terwijl het niet kunnen omgaan met druk nu juist een terugkerende medische beperking heeft opgeleverd gedurende het dienstverband.
5.4
Zowel het Havenziekenhuis als het IJssellandziekenhuis hebben uitvoerig betoogd dat de eerdere verzoeken tot een urenwijziging van [eiser] , erop wijzen dat [eiser] voldoende op de hoogte was van de consequenties van zijn verzoek in 2016. Dit verweer slaagt niet. Ten eerste betrof de urenwijziging slechts tweemaal eerder een vermindering van uren. Ten tweede heeft [eiser] ter zitting onweersproken toegelicht dat die eerdere urenverminderingen een oorzaak hadden die los stonden van zijn ziekte, te weten de wens om gedeeltelijk als zelfstandige te gaan werken (in 1997) en de onmogelijkheid om 34 uur in vier dagen te werken. Tot slot betrof het laatste verzoek tot urenvermindering een vermindering van 2 uur, waar het in 2016 vermindering van 8 uur betrof en zat er aldus bijna 20 jaar tussen de eerdere aanzienlijke uren vermindering en de onderhavige. De conclusie van het Havenziekenhuis dat het verzoek in 2016 een ‘logische volgens stap was in het proces van het aftasten van de arbeidsmogelijkheden van [eiser] ’, kan dat ook niet worden gevolgd.
5.5
Waar het Havenziekenhuis zich als goed werkgever van had moeten vergewissen, gelet op de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van [eiser] in juli 2016, in combinatie met het ziekteverloop van [eiser] in de daaraan voorafgaande 25 jaar, is of [eiser] zich bewust was van de alternatieve, financieel aanzienlijk voordeligere optie, namelijk zich (gedeeltelijk) ziekmelden. In dat geval zou [eiser] salaris hebben ontvangen over een dienstverband van 32 uur, zou hij over 32 uur per week pensioen hebben opgebouwd, zou het flexpensioen zijn omgezet in ouderdomspensioen en zou een eventuele WIA-uitkering worden gebaseerd op een arbeidsomvang van 32 uur per week. Dat deze mogelijkheid is besproken met [eiser] , is gesteld noch gebleken. De enkele stelling dat [naam] uitvoerig met [eiser] heeft gesproken – hetgeen overigens door [eiser] wordt bestreden – is daartoe onvoldoende.
5.6
Dat het verzoek aansloot bij de feitelijk situatie, waarin [eiser] kennelijk al geen 32 uur per week werkte, maar werkte naar zijn mogelijkheden, doet niet af aan het feit dat het Havenziekenhuis zich op het moment van het verzoek had moeten realiseren dat [eiser] op dat moment gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het Havenziekenhuis onvoldoende heeft gedaan om zich ervan te vergewissen dat [eiser] op de hoogte was van de financiële nadelen van zijn verzoek, in het bijzonder in het geval dat hij volledig arbeidsongeschikt zou raken. In de voorlichting van het pensioenfonds waar het Havenziekenhuis naar verwijst, is niets vermeld over de financiële consequenties van het laten ingaan van het flexpensioen in het geval van arbeidsongeschiktheid.
5.7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Havenziekenhuis zich niet als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW heeft gedragen. Het Havenziekenhuis is dan ook in beginsel aansprakelijk voor de als gevolg daarvan geleden schade. Ook het IJssellandziekenhuis is, als opvolgend werkgever, aansprakelijk voor die schade. Volledige aansprakelijkheid voor de mogelijke financiële consequenties is echter niet aan de orde. Allereerst speelt in dat verband een rol dat de nog te lijden schade, met name de pensioenschade, onzeker is en niet nauwkeurig valt vast te stellen. Ook is van belang dat het initiatief tot het verzoek om urenvermindering van [eiser] is uitgegaan en [eiser] ook zijn eigen beperkingen kende. [eiser] had dan ook rekening kunnen houden met de reële mogelijkheid van arbeidsongeschiktheid en informatie kunnen inwinnen als die situatie zich zou voordoen. Bovendien wordt rekening gehouden met het feit dat het Havenziekenhuis zich gedurende het lange dienstverband zich ook als goed werkgever heeft gedragen door steeds rekening te houden met de beperkingen van [eiser] . Eén en ander leidt ertoe dat het Havenziekenhuis en het IJssellandziekenhuis zullen worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 50.000,- bruto.
5.9
De vordering om te bepalen dat een eventuele transitievergoeding moet worden berekend op basis van arbeidsomvang van vier dagen per week, zal worden afgewezen. De berekening van de transitievergoeding is een op de wet gebaseerde vergoeding waarvan ten aanzien van de bepalende elementen (arbeidsduur, arbeidsomvang, salaris) niet op grond van de redelijkheid en billijkheid kan worden afgeweken. Daarnaast is van een transitievergoeding eerst sprake als het IJssellandziekenhuis de arbeidsovereenkomst opzegt of laat ontbinden en daarvan is thans geen sprake.
5.1
[eiser] heeft vergoeding van de door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Deze vordering is door gedaagden betwist. Gelet op de betwisting had het op de weg van [eiser] gelegen te stellen en te onderbouwen dat de kosten hebben betrekking op andere (buitengerechtelijke) verrichtingen dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. Nu [eiser] dat niet heeft gedaan en bovendien slechts een gedeelte van zijn hoofdvordering wordt toegewezen, zal de vordering op dit punt worden afgewezen.
5.11
Het Havenziekenhuis en het IJssellandziekenhuis zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] .

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt het Havenziekenhuis en het IJssellandziekenhuis hoofdelijk, in die zin dat de indien de één betaalt, de ander voor dat deel van haar betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 50.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt het Havenziekenhuis en het IJssellandziekenhuis hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 585,60 aan verschotten en € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31945