ECLI:NL:RBROT:2018:10792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
6537966 CV EXPL 17-43731
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in arbeidszaak met handschriftdeskundige en bewijslevering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een eindvonnis na een tussenvonnis in een arbeidsrechtelijke kwestie. De eiser, wonende te Amsterdam en vertegenwoordigd door mr. R.P.L.H. Burger, heeft een vordering ingesteld tegen de stichting, gevestigd te Rotterdam, die werd vertegenwoordigd door mr. I.D.C.J. van Driel. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 4 mei 2018, waarin een handschriftdeskundige is benoemd om de authenticiteit van handtekeningen op bierviltjes te onderzoeken. De deskundige, drs. M.Th. de Monchy, heeft op 28 augustus 2018 haar rapport uitgebracht, waarin zij concludeert dat de handtekeningen op de bierviltjes met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig zijn van de heer [naam 1]. De kantonrechter heeft deze conclusie gevolgd en vastgesteld dat de eiser recht heeft op betaling van achterstallig loon, dat in de arbeidsovereenkomsten is vastgelegd. De kantonrechter heeft de stichting veroordeeld tot betaling van € 11.000,- aan achterstallig salaris, vermeerderd met wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 15%. Daarnaast zijn buitengerechtelijke kosten en de kosten van de deskundige toegewezen. Het eerder gewezen verstekvonnis is vernietigd, en de stichting is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. C.H. Kemp-Randewijk op 28 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 6537966 CV EXPL 17-43731
Uitspraak: 14 december 2018
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser, gedaagde in verzet] ,
wonende te Amsterdam,
eiser, gedaagde in het verzet,
gemachtigde: mr. R.P.L.H. Burger te Rotterdam,
tegen
de stichting
[gedaagde, eiseres in verzet] ,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde, eiseres in het verzet,
gemachtigde: mr. I.D.C.J. van Driel te Vlaardingen.
Partijen worden hierna “ [eiser, gedaagde in verzet] ” respectievelijk “ [gedaagde, eiseres in verzet] ” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2018 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het deskundigenbericht, ter griffie ontvangen op 3 september 2018;
- de akte uitlaten na deskundigenbericht zijdens [eiser, gedaagde in verzet] ;
- de akte uitlaten na deskundigenbericht zijdens [gedaagde, eiseres in verzet] .
1.2
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voormeld vonnis heeft de kantonrechter overwogen dat - op de voet van art. 150 Rv- het aan [eiser, gedaagde in verzet] is om de juistheid van de door hem aan deze vordering ten grondslag gelegde stelling te bewijzen. Dat komt derhalve neer op een beoordeling van de handtekening op de bierviltjes. Omdat partijen ter zitting het erover eens geworden dat dit geschilpunt dient te worden voorgelegd aan een handschriftdeskundige, heeft de kantonrechter in voormeld vonnis mevrouw drs. M.Th. de Monchy, forensisch schriftexpert, tot deskundige benoemd. Aan haar zijn de volgende vragen voorgelegd:
Kunt u vaststellen of en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening op bierviltje 1 afkomstig is van de heer [naam 1] dan wel afkomstig is van de heer [naam 2] ?
Kunt u vaststellen of en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening links op bierviltje 2 afkomstig is van de heer [naam 1] ?
Kunt u uiteenzetten hoe u tot uw antwoord op de vragen 1 en 2 bent gekomen?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.2.
De deskundige heeft op 28 augustus 2018 een schriftelijk, door haar ondertekend deskundigenbericht uitgebracht. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op het door de deskundige uitgebrachte rapport. Zij hebben ieder van die gelegenheid gebruik gemaakt.
2.3.
Blijkens bijlage 1 bij het deskundigenrapport zijn aan de deskundige de originele bierviltjes met daarop de betreffende handtekeningen toegezonden (door haar aangeduid met bierviltje 1 en bierviltje 2). Verder heeft de deskundige gebruik gemaakt van zogeheten vergelijkingsmateriaal dat haar door de gemachtigde van [gedaagde, eiseres in verzet] is toegezonden (en dat als bijlagen bij het rapport is gevoegd).
Voorts wordt vastgesteld dat de deskundige in haar rapport gebruik maakt van de zogeheten waarschijnlijkheidstrap, die er in gradatie (aflopend) als volgt uitziet:
  • met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid
  • hoogstwaarschijnlijk
  • waarschijnlijk
  • zeer wel mogelijk
  • mogelijk
2.4.
In het deskundigenrapport zijn, voor zover thans relevant, de navolgende bevindingen opgenomen:
“(…)
Conclusie
Op basis van het mij ter beschikking gesteld materiaal bestaat zeer veel steun voor de hypothese, dat de betwiste handtekeningen echte handtekeningen zijn van de heer [naam 1] .
(…)
Beantwoording van de gestelde vragen
8.1
Vraag: is vast te of en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening op bierviltje 1 afkomstig is van de heer [naam 1] dan wel afkomstig is van de heer [naam 2] ?
Antwoord: Op grond van ons onderzoek kan geconcludeerd worden dat de handtekening op bierviltje 1, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet is geproduceerd door de heer [naam 2] , maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de heer
[naam 1] .
8.2
Vraag: is vast te stellen of en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid, de handtekening op bierviltje 2 afkomstig is van de heer [naam 1] ?
Antwoord: op grond van ons onderzoek kan geconcludeerd worden dat de handtekening op bierviltje 2, hoogstwaarschijnlijk is geproduceerd door de heer [naam 1] .
(…)
8.3
Vraag: is uiteen te zetten hoe het antwoord op de vragen 1 en 2 tot stand is gekomen?
Antwoord: hierbij wordt verwezen naar de inhoud van het rapport en de verantwoording van de gevonden overeenkomsten en verschillen op Bijlage V en Va.
8.4
Vraag: zij er nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
Opmerking: de handtekening van de heer [naam 2] is slechts meegenomen in het onderzoek, om vraag 1 kunnen beantwoorden.
(…)”
2.4
In haar akte heeft [gedaagde, eiseres in verzet] de conclusie van de deskundige niet weersproken. Zij stelt in haar akte wel “
verrast” te zijn door de uitkomst van het handschriftonderzoek, maar meent dat die uitkomst verder niet van doorslaggevende betekenis is, omdat [naam 1] niet bevoegd was/is een handtekening te zetten namens [gedaagde, eiseres in verzet] .
2.5.
Het volgende wordt overwogen. De kantonrechter volgt de deskundige in haar zienswijze en haar bevindingen die er -samengevat- op neerkomen dat de handtekening op bierviltje 1 en bierviltje 2 afkomstig zijn van [naam 1] .
Die conclusie leidt ertoe dat [eiser, gedaagde in verzet] is geslaagd in de op hem rustende bewijslast van zijn stellingen. Daarmee staat vast dat [naam 1] de bierviltjes (weergegeven in het tussenvonnis) met daarop de betreffende bedragen heeft ondertekend.
In het tussenvonnis is, -vooruitlopend op de beslissing in het onderhavige eindvonnis- onder r.o. 4.4 overwogen dat als komt vast te staan dat de handtekeningen op de bierviltjes van [naam 1] en/of [naam 2] zijn gezet, de betreffende bedragen zien op loon (deels zwart, deels wit) van [eiser, gedaagde in verzet] , zoals door [eiser, gedaagde in verzet] ook is betoogd.
Bij dat oordeel wordt de omstandigheid betrokken dat (ook als vaststaand feit in het tussenvonnis is opgenomen), door [naam 1] een tweetal arbeidsovereenkomsten met [eiser, gedaagde in verzet] is overeengekomen en getekend, waarop het netto loon van € 625,- resp. € 750,- per maand is overeengekomen. Dat de bedragen op de bierviltjes op iets anders zien dan het (andere) zwarte deel van het loon dat met [eiser, gedaagde in verzet] is overeengekomen, kan niet worden herleid uit de stukken en is door [gedaagde, eiseres in verzet] ook onvoldoende onderbouwd.
Ook de bij verzetdagvaarding (en vervolgens nog bij akte) ingenomen stelling van [gedaagde, eiseres in verzet] dat [naam 1] , ook als wordt aangenomen dat hij de handtekeningen op de bierviltjes heeft gezet, daartoe niet bevoegd was, kan de kantonrechter niet volgen. Immers, dat staat haaks op de vaststelling in het tussenvonnis dat [naam 1] de twee arbeidsovereenkomsten met [eiser, gedaagde in verzet] heeft ondertekend, op basis waarvan [eiser, gedaagde in verzet] ook daadwerkelijk heeft gespeeld in de eerste zondagsselectie van [naam voetbalclub] én bovendien ook het salaris, zoals is opgenomen in die arbeidsovereenkomsten aan hem is uitbetaald door [gedaagde, eiseres in verzet] . In het licht van al die omstandigheden kan niet langer worden volgehouden dat enkel [naam 2] en niet ook [naam 1] bevoegd was een handtekening namens [gedaagde, eiseres in verzet] te zetten, zoals [naam 1] in deze kwestie heeft gedaan.
2.6
Al het voorgaande tezamen betekent dat in rechte is vast komen te staan dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt over het loon van [eiser, gedaagde in verzet] . Die afspraken luiden dat
voor seizoen 2012/2013 een netto jaarsalaris van € 14.500,- is afgesproken en voor het seizoen 2013/2014 een netto jaarsalaris van € 13.000,- is afgesproken.
Over het seizoen 2012/2013 heeft [gedaagde, eiseres in verzet] aan [eiser, gedaagde in verzet] het bedrag van € 7.500,- (dat wil zeggen 12 x € 625,- netto) betaald, zodat hij voor dat seizoen vordert het restant van
€ 7.000,- netto.
Over het seizoen 2013/2014 heeft [gedaagde, eiseres in verzet] aan [eiser, gedaagde in verzet] het bedrag van € 9.000,- (dat wil zeggen 12 x € 750,- netto) betaald, zodat hij voor dat seizoen vordert het restant van
€ 4.000,- netto.
Tezamen betekent dit dat [eiser, gedaagde in verzet] terecht aanspraak heeft gemaakt op betaling van het nog openstaande bedrag van € 11.000,- netto aan salaris over de beide seizoenen.
Dat bedrag ligt voor toewijzing gereed.
2.7
De daarover gevorderde wettelijke rente wordt, als op de wet gegrond, toegewezen, een en ander op de wijze als in het dictum is vermeld.
2.8
Omdat [gedaagde, eiseres in verzet] ten onrechte niet -of niet volledig- is overgegaan tot de betaling van loon maakt [eiser, gedaagde in verzet] terecht aanspraak op de wettelijke verhoging over het toegewezen achterstallig loon. De kantonrechter acht in de gegeven omstandigheden matiging van de wettelijke verhoging tot 15% over het toegewezen bedrag billijk.
Buitengerechtelijke kosten
2.9
Ten aanzien van de door [eiser, gedaagde in verzet] gevorderde buitengerechtelijke kosten wordt overwogen dat voldoende is vast komen te staan dat door/namens [eiser, gedaagde in verzet] buitenrechtelijke werkzaamheden zijn verricht, die ook voor vergoeding in aanmerking komen.
Toegewezen zal worden het bedrag aan buitengerechtelijke kosten overeenkomstig het Besluit, zijnde het bedrag van € 901,50 (berekend op basis van de hiervoor toegewezen hoofdsom aan achterstallig loon en wettelijke verhoging daarover).
2.1
Gezien dit alles kan het eerder gewezen verstekvonnis niet in stand blijven.
Dat vonnis zal hierna dan ook worden vernietigd en, opnieuw rechtdoende, zal [gedaagde, eiseres in verzet] veroordeeld worden tot betaling aan [eiser, gedaagde in verzet] van alle hiervoor genoemde bedragen.
Proceskosten
2.11
[gedaagde, eiseres in verzet] wordt, als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld.
Kosten deskundige
2.12.
Tot slot dient [gedaagde, eiseres in verzet] als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in het loon/de kosten van de deskundige, door de kantonrechter vastgesteld op het bedrag van de factuur van de deskundige groot € 2.420,- (incl. BTW).
Die kosten zijn door [eiser, gedaagde in verzet] bij wijze van voorschot betaald, zodat de factuur van de deskundige uit het depot zal worden voldaan. Dat betekent dat [gedaagde, eiseres in verzet] die kosten van
€ 2.420,- rechtstreeks aan [eiser, gedaagde in verzet] dan wel zijn gemachtigde dient te voldoen.

3.De beslissing

De kantonrechter
 vernietigt het op 3 november 2017 onder zaaknummer 6393436 CV EXPL 17-36159 tussen partijen gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
 veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] tot betaling aan [eiser, gedaagde in verzet] van een bedrag van € 11.000,- (netto) aan achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf 25 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] tot betaling aan [eiser, gedaagde in verzet] van de wettelijke verhoging van 15% over een bedrag van € 11.000,- netto;
 veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] tot betaling aan [eiser, gedaagde in verzet] van de buitengerechtelijke kosten groot
€ 901,50;
 veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser, gedaagde in verzet] vastgesteld op € 573,94 aan verschotten en € 900,- aan salaris voor zijn gemachtigde;
 veroordeelt [gedaagde, eiseres in verzet] in de kosten van de deskundige, door de kantonrechter bepaald op het bedrag van de factuur van de deskundige groot € 2.420,- (incl. BTW), door [gedaagde, eiseres in verzet] rechtstreeks te voldoen aan [eiser, gedaagde in verzet] ;
 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
741