In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een eindvonnis na een tussenvonnis in een arbeidsrechtelijke kwestie. De eiser, wonende te Amsterdam en vertegenwoordigd door mr. R.P.L.H. Burger, heeft een vordering ingesteld tegen de stichting, gevestigd te Rotterdam, die werd vertegenwoordigd door mr. I.D.C.J. van Driel. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 4 mei 2018, waarin een handschriftdeskundige is benoemd om de authenticiteit van handtekeningen op bierviltjes te onderzoeken. De deskundige, drs. M.Th. de Monchy, heeft op 28 augustus 2018 haar rapport uitgebracht, waarin zij concludeert dat de handtekeningen op de bierviltjes met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afkomstig zijn van de heer [naam 1]. De kantonrechter heeft deze conclusie gevolgd en vastgesteld dat de eiser recht heeft op betaling van achterstallig loon, dat in de arbeidsovereenkomsten is vastgelegd. De kantonrechter heeft de stichting veroordeeld tot betaling van € 11.000,- aan achterstallig salaris, vermeerderd met wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 15%. Daarnaast zijn buitengerechtelijke kosten en de kosten van de deskundige toegewezen. Het eerder gewezen verstekvonnis is vernietigd, en de stichting is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. C.H. Kemp-Randewijk op 28 december 2018.