4.4Ter zitting hebben partijen (in aanvulling op hun standpunten in de processtukken) ieder hun eigen argumenten toegelicht waar het gaat om de af te wegen belangen.
De kantonrechter is van oordeel dat alle omstandigheden in aanmerking genomen de belangenafweging, die in hoge mate van feitelijke aard is, in dit geval in het voordeel van [eiseres 1] uitpakt.
[eiseres 1] kampt de laatste jaren met een teruglopende omzet. De volumes van het tankstation zijn in de afgelopen jaren van 11 mio liter brandstof teruggegaan naar 5 mio liter brandstof. Op deze brandstof zit een lage marge, 1,5 cent. De drukte op de stations is gereduceerd met 50%. De oorzaak daarvan is gelegen in veranderend tankgedrag van bezoekers, de concurrentie van andere stations die een lagere literprijs in rekening kunnen brengen en de steeds zuiniger rijdende auto’s en vervoermiddelen. De wasmachine zal naar schatting per dag 11 klanten extra trekken (350 extra klanten per maand).
De aanschafprijs van de textielwasmachine is € 36.000,-. De afschrijvingstermijn is 5 jaar.
Een gemiddelde wasbeurt kost € 8,50. Uitgaande van 700 wassingen per maand, houdt [eiseres 1] na aftrek van alle kosten een bedrag van ca. € 25.000,- (ex BTW). Dit nog daargelaten dat niet uit te sluiten is dat de gebruiker van de wasmachine ook andere uitgaven zal doen op het station. Voor een ondernemer als [eiseres 1] is dat een substantieel bedrag.
Exploitanten van tankstations zijn door de gewijzigde marktomstandigheden genoodzaakt om aanvullende en/of vervangende bronnen van inkomsten te zoeken en vinden in aanvullende diensten, zoals verhuur van aanhangwagens en/of auto’s/kleine vrachtwagens, wasstraat-exploitatie en niet op de laatste plaats inkomsten uit de shop.
[eiseres 1] exploiteert een tweede tankstation, waar zij reeds een soortgelijke wasmachine heeft staan. Naar eigen zeggen is dat een groot succes. Er is veel vraag naar vanuit de wijk.
Er is al een voetpad/looppad aangelegd en er zullen geen parkeerplaatsen verdwijnen na plaatsing van de wasmachine.
De wasmachine komt op een afstand van 13 meter van de pompen te staan.
[eiseres 1] heeft hiermee voldoende aangetoond dat zij met de plaatsing van de textielwasmachine een duidelijk economisch nut nastreeft. De belangen van [gedaagde] die daartegenover staan, te weten (i) uniformiteit en (ii) veiligheid, zijn belangen die niet zodanig zwaarwegend zijn dat het belang van [eiseres 1] , ondernemer/exploitant, daarvoor moet wijken. Daarbij is relevant dat hoewel [gedaagde] terecht heeft aangevoerd dat zij een groot merk is dat veel waarde hecht aan een uniforme uitstraling (én een uniform beleid) van alle tankstations, niet aannemelijk is geworden dat door de enkele plaatsing van een textielwasmachine afbreuk zal worden gedaan aan een sterk, gevestigd merk als dat van [gedaagde] . Anders gezegd, het merk [gedaagde] als zodanig wordt niet aangetast door de plaatsing van een enkele textielwasmachine op het tankstation. Waar het gaat om het uniforme beleid dat [gedaagde] hanteert en nastreeft wordt overwogen dat weliswaar juist is dat de plaatsing van een textielwasmachine een branchevreemde activiteit is op een tankstation (dat primair dient als verkooppunt voor brandstoffen en daaraan gelieerde producten), maar dat het onmiskenbaar is dat ook branchevreemde producten zoals complete koffieshops (bijv. Starbucks) ook direct aanpalend aan tankstations zijn gesitueerd en voorts onweersproken vast staat dat in ieder geval op 19 tankstations van [gedaagde] inmiddels een textielwasmachine staat.
Het gaat hier dus niet om een voor de branche geheel nieuwe activiteit/uitbreiding. Dat het hier volgens [gedaagde] gaat om andersoortige tankstations omdat zij over die tankstations geen zeggenschap heeft en de dealer daarover beslist (de categorie van zogeheten
“dealer-owned/dealer-operated”-stations) maakt de voorgaande conclusie niet anders, omdat het hier immers nog wel dezelfde branche (tankstations) betreft, waar die uitbreiding van activiteiten plaatsvindt. Daar komt nog bij dat [gedaagde] in haar processtukken ook melding maakt van andere branchevreemde activiteiten, waarvoor zij kennelijk wél toestemming heeft gegeven, zoals het plaatsen van laadpalen en wasstraten.
[gedaagde] heeft in haar betoog voornamelijk gewezen op de veiligheid en de risico’s die inherent zijn aan de uitbreiding van activiteiten op/rondom een tankstation.
Volgens [gedaagde] worden hoge eisen gesteld aan
de inrichtingvan een tankstation om zo ongelukken en andere gevaren zoveel als mogelijk te voorkomen.
Op zichzelf genomen is dat belang van [gedaagde] een zwaarwichtig belang. Zij is een grote multinational en speler op het terrein van brandstoffenverkoop. Daarmee heeft zij ook een voorbeeldrol waar het gaat om veiligheid van de miljoenen consumenten die dagelijks haar tankstations bezoeken.
Evenwel dat belang, de veiligheid, is veeleer gelegen in de voorwaarden die aan de te verlenen machtiging gesteld kunnen worden. Het is geen belang dat op voorhand en gelet op de belangen van [eiseres 1] aan de machtiging in de weg kan staan.
[gedaagde] heeft in dat verband zelf ter zitting aangegeven dat een dealer de vrijheid heeft om zijn tankstation naar eigen inzicht in te richten, mits de extra activiteiten/veranderingen voldoen aan de eisen van de TRA en de GDS. Zij verwijst daarbij naar de GDS voor laadpalen, wasstraten en andere branchevreemde activiteiten waarvan reeds vaststaat dat die zijn doorgevoerd op tankstations, ook de tankstations die in eigendom toebehoren aan [gedaagde] en waarover zij dus wél zeggenschap heeft.