ECLI:NL:RBROT:2018:10483
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.F. Smulders
- M.G.L. de Vette
- B. van Velzen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na ontslagbesluit in bestuursrechtelijke context
In de uitspraak van 20 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam het verzoek om schadevergoeding van verzoekster afgewezen. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de Raad van 11 oktober 2018, waarin werd geoordeeld dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn ontslagbevoegdheid. De rechtbank oordeelde dat het besluit van verweerder niet onrechtmatig was en dat er geen sprake was van een onrechtmatige handeling in de zin van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was er geen grond om verzoekster schadevergoeding toe te kennen.
Het procesverloop begon met een uitspraak van de rechtbank op 4 januari 2018, waarin werd vastgesteld dat verweerder niet in redelijkheid gebruik kon maken van zijn ontslagbevoegdheid. Verzoekster had toen verzocht om schadevergoeding, wat door de rechtbank werd aangemerkt als een verzoek op basis van artikel 8:88 van de Awb. De rechtbank heropende het onderzoek en gaf verzoekster de gelegenheid om haar schade nader te concretiseren. Na de uitspraak van de Raad op 11 oktober 2018, die de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigde, werd verzoekster gevraagd of zij haar verzoek om schadevergoeding wenste te handhaven. Verweerder gaf aan geen zitting nodig te hebben, en verzoekster reageerde niet op de brief van de rechtbank.
De rechtbank besloot dat een nader onderzoek ter zitting achterwege bleef en sloot het onderzoek op 28 november 2018. In de overwegingen van de rechtbank werd uiteengezet dat de bestuursrechter bevoegd is om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 december 2018.