In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting, eiseres, en een huurder, gedaagde, over de ontbinding van een huurovereenkomst. Eiseres, een stichting gevestigd te Spijkenisse, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door gedaagde, die in Hellevoetsluis woont. Eiseres stelde dat gedaagde zich niet als goed huurder gedroeg en overlast veroorzaakte in de buurt. Gedaagde voerde verweer en vroeg om afwijzing van de vordering, met een verzoek om een ontruimingstermijn van 12 weken en een verhuiskostenvergoeding van € 5.000,00.
De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende producties en getuigenverklaringen zijn ingediend. De rechter oordeelde dat gedaagde zich niet als goed huurder heeft gedragen, onder andere door het verspreiden van ongefundeerde beschuldigingen en het veroorzaken van overlast aan buren. De kantonrechter concludeerde dat het gedrag van gedaagde onacceptabel was en dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden. De rechter wees de verzoeken van gedaagde om een langere ontruimingstermijn en een verhuiskostenvergoeding af, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan in het kader van civiel recht, specifiek huurrecht, en de kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk aan de veroordelingen moest voldoen, ook als er hoger beroep zou worden ingesteld.