ECLI:NL:RBROT:2018:10473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
6613326
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting, eiseres, en een huurder, gedaagde, over de ontbinding van een huurovereenkomst. Eiseres, een stichting gevestigd te Spijkenisse, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door gedaagde, die in Hellevoetsluis woont. Eiseres stelde dat gedaagde zich niet als goed huurder gedroeg en overlast veroorzaakte in de buurt. Gedaagde voerde verweer en vroeg om afwijzing van de vordering, met een verzoek om een ontruimingstermijn van 12 weken en een verhuiskostenvergoeding van € 5.000,00.

De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende producties en getuigenverklaringen zijn ingediend. De rechter oordeelde dat gedaagde zich niet als goed huurder heeft gedragen, onder andere door het verspreiden van ongefundeerde beschuldigingen en het veroorzaken van overlast aan buren. De kantonrechter concludeerde dat het gedrag van gedaagde onacceptabel was en dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden. De rechter wees de verzoeken van gedaagde om een langere ontruimingstermijn en een verhuiskostenvergoeding af, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan in het kader van civiel recht, specifiek huurrecht, en de kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk aan de veroordelingen moest voldoen, ook als er hoger beroep zou worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6613326 CV EXPL 18-2989
uitspraak: 21 december 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te Spijkenisse (gemeente Nissewaard),
eiseres,
gemachtigde: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse (gemeente Nissewaard),
tegen
[gedaagde],
wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde,
gemachtigde: (thans) mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 11 januari 2018;
  • de conclusie van antwoord met producties van 6 maart 2018;
  • het tussenvonnis van 6 maart 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief met producties (waaronder een USB-stick) van [eiseres] van 30 april 2018;
  • de brief met producties (processen-verbaal van getuigenverhoor) van [eiseres] van 2 mei 2018;
  • de processen-verbaal van de comparities van partijen van 9 mei 2018 en 2 oktober 2018;
  • de conclusie van repliek (tevens conclusie na enquête) met producties van 13 november 2018;
  • de conclusie van dupliek (tevens conclusie na enquête) met producties van 13 november 2018

2.Het geschil

2.1
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis. [eiseres] stelt dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt en vordert daarom ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning.
2.2
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Zij vraagt de vordering af te wijzen en in het geval de vordering toch toegewezen wordt, vraagt zij om een ontruimingstermijn van 12 weken en om een verhuiskostenvergoeding van € 5.000,00.
2.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op waarmee [eiseres] en [gedaagde] de vordering en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

3.De beoordeling

3.1
[gedaagde] moet zich als goed huurder gedragen. Dit betekent onder andere dat zij niet voor overlast mag zorgen in de buurt waar zij woont. Als zij dit niettemin structureel wél doet en zich dus niet als goed huurder gedraagt, kan de huurovereenkomst ontbonden worden en kan [gedaagde] ertoe veroordeeld worden de woning die zij van [eiseres] huurt te verlaten.
3.2
[eiseres] stelt dat [gedaagde] structureel overlast veroorzaakt, maar [gedaagde] betwist dit. Het is gelet op deze betwisting van [gedaagde] aan [eiseres] om haar stelling te bewijzen. [eiseres] is daarin naar het oordeel van de kantonrechter geslaagd. Dat de stelling van [eiseres] juist is volgt uit de door verschillende betrokkenen afgelegde verklaringen.
3.3
[gedaagde] verklaart zelf het volgende:
Ik erken dat ik de heer [naam 1] inderdaad heb uitgemaakt voor pedofiel. Dat was meerdere keren. Het klopt dat ik een keer een briefje heb verspreid waarop staat dat [naam 1] een pedofiel is. Ik heb die kennis niet uit eigen ervaring, maar van horen zeggen.
3.4
[gedaagde] heeft erkend dat zij het briefje heeft verspreid. Op het briefje staat:
WAARSCHUWING!! [woonwijk] !! PEDO ALERT!!
Beste bewoners,
Helaas huist er een pedofiel in deze woonwijk met vele gezinnen. Meneer is hier jaren geleden via een urgentie terechtgekomen omdat hij mede hierdoor niet meer welkom is in zijn geboortestad.
Meneer geciteerd: ‘Ik kijk nu nog alleen maar, daar is toch niks mis mee’? Meneer begluurt zwemmende jonge meiden in de tuin die net rijp aan het worden zijn. Meneer gaat naar eigen zeggen met dit lekkere weer naar het centrum om naar die meiden te kijken terwijl hij met een stijve in zijn broek zit. Wel zo fijn om als ouder op de hoogte te zijn van deze vunzigheid!!!!!!
De woningcorporatie, [eiseres] , weet hier zogenaamd niks van af. Politie doet er niks mee, want ‘de arme meneer is ziek en heeft hulp nodig?!’ Bah!
Let a.u.b. extra goed op uw kinderen en kleinkinderen als zij spelen aan of langslopen/langsfietsen op [adres 2] !!!
3.5
Door de vermelding van het huisnummer is het voor iedereen in de buurt duidelijk om wie het gaat in het briefje, namelijk om [naam 1] van nummer 8 . Ook al zou het waar zijn wat in het briefje staat, dan is het nog niet aan [gedaagde] om op deze manier het recht in eigen hand te nemen, maar dát het waar is wat in het briefje staat, blijkt ook nog eens uit niets. ‘Ik heb het van horen zeggen’, aldus [gedaagde] . Zij gooit met andere woorden een beschuldiging de wereld in die nergens op gebaseerd is, terwijl zij, zoals ieder ander, moet begrijpen dat het etiket ‘pedofiel’ in combinatie met de overige tekst in het briefje, iemand pijnlijk kan raken en ernstig kan beschadigen in zijn goede naam. Daar komt bij dat het uitschelden niet bij één keer is gebleven, het is vaker gebeurd. Een en ander alleen al getuigt van ‘slecht huurderschap’ en is al voldoende reden om de huurovereenkomst te ontbinden; dit is hooguit te voorkomen als blijkt dat het om een incident gaat en [gedaagde] zich verder voorbeeldig gedraagt.
3.6
[naam 2] , de buurvrouw van [adres 3] , verklaart onder andere:
Op een gegeven moment zag ik dat [ [gedaagde] ] een hoge schutting in de tuin plaatste. Ik heb [gedaagde] hierover bevraagd en toen riep zij kankerwijf tegen mij. [gedaagde] riep dat ik lelijk was, dat de schutting net zo dik was als ik, ik maak je dood, ik maak je hond dood, ik steek je huis in de fik en ze bleef maar schelden tegen mij. (…) Tegen mijn vriend zei [gedaagde] : kankermongool ik maak jou ook dood. (…). In die week daarna was het iedere keer als ik langsliep dat [gedaagde] zei daar heb je dat wijf weer, hoer, misschien moeten we haar gewoon eens pakken.
3.7
[naam 3] , een kleinzoon van de bewoner van [adres 4] , verklaart onder andere:
Mijn oma kent mevrouw [gedaagde] wel. Ik kan vooral verklaren over overlast die mijn opa en oma hebben ervaren, dat betreft dan vaak tegen de deur schoppen. Dat gebeurde vooral in het weekend en dan ’s nachts. Dat is hun verhaal. Ik heb het zelf een keer meegemaakt. Ik heb toen op verzoek van mijn oma een keer ’s nachts gepost. Dat was van 12 op 13 augustus 2017. Ik heb toen buiten gepost voor de woning, op een afstand van ongeveer 50 meter. Ik was op straat samen met een vriend. Ik heb toen gepost van ongeveer 01:00 – 03:30 uur ’s nachts. Ik heb toen gezien dat mevrouw [gedaagde] kwam aanlopen en twee maal tegen de voordeur van mijn oma aanschopte. Eerst keek ze nog met een klein lampje in het keukenraam naar binnen.
3.8 ‘
Kankerwijf’, ‘kankermongool ik maak je dood’, het midden in de nacht zonder reden aanbellen bij een bejaard echtpaar en bij hen met een zaklamp naar binnen schijnen: het is niet bepaald het voorbeeldige gedrag dat de kantonrechter hiervoor aan het einde van 3.5 bedoelt. [gedaagde] verklaart dat ook zij in schuttingtaal uitgescholden wordt ( [naam 1] verklaart bijvoorbeeld haar voor ‘klerewijf’ uitgescholden te hebben), maar iedere actie lokt nu eenmaal ook een reactie uit. Nu zouden de geciteerde getuigen [naam 3] en [naam 2] als (kleinzoon van een) buurtbewoner er om welke reden dan ook belang bij kunnen hebben dat [gedaagde] vertrekt uit de buurt en daarom overdrijven in hun verklaringen, maar die indruk heeft de kantonrechter zeker niet. De verklaringen van [naam 2] en [naam 3] over [gedaagde] ’s gedrag worden namelijk ondersteund door soortgelijke verklaringen van mensen die niet in de buurt wonen en voor wie het dus in principe niet uitmaakt of [gedaagde] daar al dan niet kan blijven wonen. Zo verklaart [naam 4] , senior woonconsulent bij [eiseres] , bijvoorbeeld het volgende:
Na dit gesprek [ [naam 4] bedoelt een gesprek van 20 juni 2017 tussen [gedaagde] , buurtbewoners en vertegenwoordigers van verschillende instanties] is het niet gestopt, er zijn diverse incidenten geweest. In het weekeinde van 5 op 6 augustus 2017 was er een incident met een fles. [gedaagde] had ruzie met haar eigen partner, de heer [naam 5] . De bewoner van nummer 12 , een Irakees, kwam thuis en is tussen de ruzie gesprongen. Daarbij is hij geduwd door [naam 5] en had hij pijn aan zijn knie. [gedaagde] ging mee met de bewoner van nummer 12 en heeft daar op de bank geslapen. Zij werd niet wakker. Toen ze wakker werd had ze dorst, heeft ze een fles gepakt en deze uit het raam gegooid. De bewoners van nummer 8, 10, 12 en 16 hebben mij dit gemeld. De dag erna ben ik met hen, de wijkagent en een collega die de taal van de bewoner van nummer 12 beheerst, bij [gedaagde] langsgeweest. Zij kwam met een warrig verhaal. Ook nadien zijn de scheldpartijen richting de bewoners van nummers 8 en 10 doorgegaan. Daarvan zijn ongeveer 12 geluidsfragmenten gemaakt. Die heb ik beluisterd. Als [gedaagde] langsloopt roept zij naar de heer [naam 1] pedofielenalarm en vieze vuile pedofiel. Naar de bewoonster van nummer 10 roept zij kankermongool en je hele familie zit in de jostiband. Zij is in september 2017 verhuisd. Intern is bezien of er informatie is over pedofiliemeldingen terzake de heer [naam 1] . Daarvan is niets te vinden. Dit maakt het roepen richting hem hierover ernstig.
(…)
Op 1 november 2017 was er een incident. Ik werd door [naam 1] gebeld over [gedaagde] . De firma Verheij was bezig met het plaatsen van plantjes in de straat. Daarover liep ze te gillen naar het personeel van Verheij. Ze vond het raar dat daar plantjes werden geplaatst en dat ze werd weggepest. De voorman gaf geen antwoord op het gegil en toen draaide [gedaagde] zich om naar de woning op nummer 8 en zei riep toen: ‘ [naam 1] pedofieltje! Ik ben er naartoe gegaan met de heer [naam 6] , iemand van de firma Verheij was ook gekomen omdat zijn personeel werd uitgescholden. De heer [naam 6] heeft toen gesproken met de voorman en die heeft het verhaal van de voorman beaamt over het gillen over de plantjes en het omdraaien naar de bewoner van nummer 8. Ik ben naar binnen gegaan met de politie bij [gedaagde] om over het incident te praten. Zij begon over geheel andere zaken dan waarvoor we kwamen. Dit gesprek kon dus niet worden gevoerd. Het gesprek heb ik bevestigd in een brief. Toen wij langsliepen schreeuwde ze van alles naar mij. Ik hoorde dat ze zei dat ze een ander huis in de [straatnaam] zou gaan kopen en dat ze dan lekker haar gang kon blijven gaan. De [straatnaam] is een straat achter haar huidige woning.
4.9
Politiebeambte [naam 7] verklaart onder andere:
U vraagt mij wat de inhoud van de klachten van bewoners is. Geluidsoverlast door harde muziek, gebonk, geschreeuw, schelden en stenen in de container gooien ’s avonds laat. [naam 1] heeft aangifte gedaan van het feit dat [gedaagde] hem pedofiel had genoemd. In het begin had ik goed contact met mevrouw [gedaagde] . Ik heb veel gesprekken met haar gevoerd. Op een gegeven moment vond zij dat ik partij koos voor de anderen, de witte buurtbewoners, dat is niet waar. [gedaagde] deed ook meldingen en die heb ik op dezelfde wijze aangepakt als de klachten van de bewoners tegen haar.
(…)
U vraagt mij of ik eigen waarnemingen heb terzake de gestelde overlast door [gedaagde] . Ik heb een keer ’s middags harde muziek gehoord. Collega’s zijn ’s nachts een keer daar geweest in verband met harde muziek en zij hebben dat ter plaatse ook geconstateerd. Zij hebben [gedaagde] een waarschuwing voor een proces-verbaal gegeven. Die nacht kwam er weer een melding van harde muziek. Collega’s gingen toen opnieuw ter plaatse en hebben toen de harde muziek niet geconstateerd. In de mutatie van de melding staat dat de mannelijke bewoner in die woning heeft toegegeven dat er harde muziek gedraaid werd die inmiddels uit was gezet.
4.1
Wat verschillende getuigen in het nadeel van [gedaagde] verklaren, en daarvan is hiervoor slechts een deel geciteerd, is voldoende om tot het oordeel te komen dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt. De kantonrechter begrijpt dat voor [eiseres] de maat vol is; het overlast gevende gedrag van [gedaagde] is te ver gegaan en heeft te lang geduurd. De huurovereenkomst wordt daarom zoals [eiseres] vordert ontbonden en [gedaagde] wordt ertoe veroordeeld de woning die zij van [eiseres] huurt te verlaten.
4.11
De verklaringen van de getuigen die [gedaagde] heeft laten horen maken het oordeel niet anders. Die getuigen verklaren weliswaar allen nooit enige overlast van [gedaagde] ervaren te hebben maar aan deze verklaringen moet beperkte waarde worden toegekend, mede gelet op het volgende wat door getuige [getuige] naar voren is gebracht en waarop door [gedaagde] niet gereageerd is (waardoor de ‘omkoping’ door [gedaagde] die in de verklaring gesuggereerd wordt, wel heel aannemelijk wordt), namelijk:
Vorige week kwam ik [gedaagde] tegen toen ik naar huis ging en toen vroeg zij aan mij wat ik er precies van wist. Ik liet haar weten dat ik het prima vond om naar de rechtbank te komen. Van mijn ouders hoorde ik dat ik gevolg moest geven aan een oproep om als getuige te worden gehoord. Vanochtend trof ik een envelop in mijn halletje aan. In die envelop zat
€ 30,00. Op de envelop stond dankjewel. Ik neem aan dat dit afkomstig is van [gedaagde] .
4.12
De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op twee weken na de betekening van dit vonnis. Voor het geven van een ontruimingstermijn van twaalf weken, waar [gedaagde] om vraagt, is geen aanleiding. Het overlast gevende gedrag duurt al te lang, ondanks de vele malen dat zij daarop aangesproken is. [gedaagde] had kunnen weten dat haar gedrag vroeg of laat tot een ontbinding van de huurovereenkomst zou kunnen leiden. Aan deze situatie moet nu zo snel mogelijk een einde komen. Voor toewijzing van de door [gedaagde] gevraagde verhuiskostenvergoeding van € 5.000,00 bestaat ook geen aanleiding. [gedaagde] heeft het namelijk aan zichzelf te danken dat de huurovereenkomst nu ontbonden wordt. [eiseres] valt geen verwijt te maken. Voor een door [eiseres] aan [gedaagde] te betalen vergoeding is daarom geen plaats.
4.13
[gedaagde] is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] worden hele punten toegekend voor de dagvaarding en de conclusie van repliek en halve punten voor de beide comparities van partijen en de drie dagen/dagdelen waarop een voorlopig getuigenverhoor is gehouden, bij elkaar dus 4½ punt. Eén punt aan gemachtigdensalaris wordt vastgesteld op
€ 150,00.
4.14
Dit vonnis wordt zoals [eiseres] vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] voor de woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis en veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis die woning met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden te verlaten en de woning onder overgave van de sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [eiseres] vastgesteld op € 99,91 aan kosten voor de dagvaarding, € 119,00 aan griffierecht,
€ 675,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 43,50 aan door de getuigen opgegeven kosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686