ECLI:NL:RBROT:2018:10270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
10/731064-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep en hasjiesj

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij de handel in softdrugs en had een hennepdrogerij. Tijdens het onderzoek zijn er grote hoeveelheden hennep en hasjiesj aangetroffen. De verdachte heeft samengewerkt met zijn schoonvader en een medeverdachte heeft een undercover politieagent als klant bij de verdachte geïntroduceerd. Er zijn twee pseudokopen uitgevoerd waarbij in totaal 6 kilo hennep is gekocht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor 12 maanden gevangenisstraf wordt veroordeeld, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 26 kilogram hasjiesj en 63 kilogram hennep, en heeft hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft verklaard dat hij de hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad voor de verkoop. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van het medeplegen van het aanwezig hebben van de hasjiesj, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze samen met anderen had.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/731064-17
Datum uitspraak: 17 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2018. Het onderzoek is gesloten op 17 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P. de Graaf heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de component ‘in vereniging’ ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van 26 kilogram hasj;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
In een lopend onderzoek heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] pseudokoper [naam verbalisant] geïntroduceerd bij de verdachte. [naam verbalisant] heeft vervolgens op 5 mei 2017 één kilogram hennep gekocht van de verdachte en op 2 juni 2017 ruim vijf kilogram. De verdachte heeft ten aanzien van beide transacties bekennende verklaringen afgelegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 31 augustus 2017 één kilogram hennep heeft verkocht aan [naam 1] . Tevens blijkt uit (vele) tapgesprekken dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode onafgebroken – met uitzondering van zijn vakantie – en in grote hoeveelheden softdrugs heeft gehandeld. Ten aanzien van dit feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank zodat het feit zonder nadere bespreking bewezen zal worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
4.2.1.
Vooraf
Aan de verdachte is onder 2 ten laste gelegd dat hij samen met een ander of anderen op 5 september 2017 ongeveer 26 kilogram hasjiesj en 63 kilogram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad. De hoeveelheid hasjiesj is aangetroffen in de woning van de verdachte in Breda. De officier van justitie heeft ter terechtzitting verduidelijkt dat de ten laste gelegde hoeveelheid hennep bestaat uit 1,44 kilogram uit de woning van de verdachte in Breda, 1,8 kilogram uit een Volkswagen Caddy in Heesch en (ruim) 60 kilogram uit de woning aan [adres 1] in Heesch. Het totale gewicht van die eenheden hennep is daarna in het voordeel van de verdachte naar beneden afgrond naar 63 kilogram.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdacht alle hierboven genoemde hoeveelheden aanwezig heeft gehad, waarbij hij de hoeveelheden hennep die in Heesch zijn aangetroffen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.2.3.
Standpunt verdediging
4.2.4.
De verdediging heeft bepleit dat alleen bewezen kan worden dat de verdachte 26 kilogram hasjiesj aanwezig heeft gehad. Hij heeft daarover ook een bekennende verklaring afgelegd. Ten aanzien van de overige hoeveelheden geldt dat er alternatieve scenario’s mogelijk zijn. In de woning in Breda woonden meerdere mensen die allemaal blowden. Om die reden kan niet worden bewezen dat de hoeveelheid van 1,44 kilogram aan de verdachte toebehoort. Met betrekking tot de woning in Heesch geldt dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte die hennep aanwezig heeft gehad. Hij had geen sleutel van die woning en er verbleven andere mensen in die woning. Ten aanzien van de hoeveelheid hennep in de Volkswagen Caddy is bepleit dat de verdachte slechts als bijrijder is ingestapt zodat niet kan worden vastgesteld dat hij van de aanwezigheid van die 1,8 kilogram hennep wetenschap had en daarmee evenmin dat hij die opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte dient te worden vrijgesproken van alle in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden hennep.
Beoordeling
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en overweegt daartoe als volgt.
Breda, 26 kilogram hasjiesj
De verdachte heeft verklaard dat hij 26 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het betrof een bestelling die hij in huis had gehaald om door te verkopen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte deze hoeveelheid samen met een ander of anderen aanwezig heeft gehad, zodat hij voor dat onderdeel, het medeplegen, zal worden vrijgesproken.
Breda, 1,44 kilogram hennep
In de woning aan de [adres 2] - waar de verdachte stond ingeschreven - zijn naast voornoemde 26 kilogram hasjiesj meerdere hoeveelheden hennep en hasjiesj aangetroffen. Alleen het aanwezig hebben van de grootste hoeveelheid daarvan, te weten 1,44 kilogram hennep, is aan de verdachte ten laste gelegd. De verdachte heeft verklaard dat er meerdere personen in de woning verbleven en dat er ook softdrugs gebruikt werden. Gelet op de omstandigheden dat is gebleken dat de verdachte vanuit deze locatie handelde in softdrugs en dat de rechtbank 1,44 kilogram hennep in het geheel niet als een gebruikershoeveelheid beschouwt, oordeelt de rechtbank dat het niet nader onderbouwde verweer van de verdediging dat de hoeveelheid hennep misschien wel van één van de andere bewoners is, niet kan slagen.
Heesch, Volkswagen Caddy, 1,8 kilogram hennep
De verdachte heeft erkend dat hij op 5 september 2017 in de bedoelde Volkswagen Caddy (hierna Caddy) heeft gezeten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in Waalwijk is gezien en dat de telefoon van de verdachte volgens de zendmastgegevens vervolgens bewoog van Waalwijk naar Eindhoven en daarna richting Heesch. De verdachte heeft op zitting te kennen gegeven niet te willen verklaren over wat hij en/of de bestuurder in Eindhoven hebben gedaan. In Heesch is vervolgens de Caddy geparkeerd aangetroffen in de nabijheid van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] . De verdachte heeft ontkend dat hij de 1,8 kilogram hennep die daar in de Caddy is aangetroffen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft geen inhoudelijke verklaring willen afleggen.
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn ontkennende verklaring. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte vaker (handels)hoeveelheden hennep kocht in Eindhoven. Gelet daarop en de omstandigheid dat hij over het bezoek aan Eindhoven geen verklaring heeft willen afleggen, houdt de rechtbank het er voor dat de verdachte deze 1,8 kilogram hennep samen met [naam medeverdachte 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Heesch, [adres 1] , 60 kilogram hennep
Tijdens de doorzoeking op 5 september 2017 werd in de woning aan [adres 1] in Heesch een hennepdrogerij aangetroffen met ruim 60 kilogram hennep. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in de week voorafgaand aan 5 september bijna dagelijks in Heesch was. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat een factuur van een aankoop op 3 mei 2017 van zes ventilatoren en vier bouwdrogers is aangetroffen in de woning van de vriendin van de verdachte. In de drogerij in de woning in Heesch is precies dat aantal ventilatoren en bouwdrogers aangetroffen van hetzelfde merk en type als op de factuur vermeld. De verdachte past daarnaast in het signalement dat de verkoper van de koper heeft opgegeven. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte de apparaten die in de droogruimte in Heesch stonden heeft aangeschaft.
Gedurende de onderzoeksperiode zijn er daarnaast meerdere gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 3] afgeluisterd. Zij spreken meerdere malen over ‘ [naam locatie] ’. Ter terechtzitting hebben zij bevestigd dat daar het dorp Heesch mee bedoeld werd. De rechtbank stelt vast dat het specifiek over de woning aan [adres 1] ging. Uit de afgeluisterde gesprekken valt op te maken dat de verdachte en zijn medeverdachte werkzaamheden hebben verricht in voornoemde woning waarbij zij spreken over apparatuur. Zo is in meerdere tapgesprekken gesproken over iets op 33 zetten en is door de verdachte aan [naam medeverdachte 3] verzocht om ‘dat apparaat te controleren omdat het lampje weer brandt’. Naar het oordeel van de rechtbank is - mede gelet op de context - niet aannemelijk geworden dat dit over een kookeiland ging, zoals door de medeverdachte [naam medeverdachte 3] is verklaard.
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat in de afgeluisterde gesprekken weliswaar wordt gesproken over drogen, maar nu dat gesprek in mei 2017 is gevoerd dat niet kan bijdragen aan het bewijs voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep op 5 september 2017. De rechtbank volgt de verdediging niet in dat verweer omdat zij vaststelt dat de apparatuur die begin mei door de verdachte is gekocht, op 5 september in de droogruimte is aangetroffen.
Daarnaast blijkt uit de afgeluisterde gesprekken dat de verdachte zich gedurende de gehele onderzoeksperiode, met uitzondering van de tijd dat hij in verband met vakantie in Turkije verbleef, met de handel in softdrugs heeft beziggehouden. Ook blijkt uit afgeluisterde telefoongesprekken dat hij met [naam medeverdachte 3] werkzaamheden verrichtte in Heesch en dat daarbij apparatuur werd gebruikt. De rechtbank stelt vast dat met de bedoelde apparatuur hennep werd gedroogd.
Op basis van de benoemde omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de aangetroffen hoeveelheid van 60 kilogram hennep samen met medeverdachte [naam medeverdachte 3] opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.2.5.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte opzettelijk 26 kilogram hasjiesj en 1,44 kilo hennep aanwezig heeft gehad. Tevens heeft hij opzettelijk hoeveelheden van 60 en 1,8 kilogram hennep in vereniging aanwezig gehad.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave en de redengevende inhoud van het voorgaande wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde deels heeft bekend, en de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op tijdstip(pen) in de periode van 5 mei 2017 tot en met 4 september 2017 te Breda en Heesch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en geleverd en verstrekt en vervoerd, hennepplanten en/of delen daarvan, (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 5 september 2017 te Breda, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 kilogram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en ongeveer
1,4kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep, zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op 5 september 2017 te Heesch, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
61,8kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is tijdens een onderzoek naar medeverdachte [naam medeverdachte 1] in beeld gekomen toen hij twee maal hennep leverde aan een buitenlandse undercover opsporingsambtenaar. Uit het onderzoek dat zich vervolgens ook op de verdachte heeft gericht blijkt dat hij niet alleen de rol van tussenhandelaar heeft vervuld, maar dat hij ook natte hennep heeft gedroogd in een gehuurde woning in Heesch. De verdachte heeft opzettelijk een grote hoeveelheid hasjiesj en hennep voorhanden gehad in zijn woning in Breda en hij heeft samen met zijn schoonvader een grote hoeveelheid hennep voorhanden gehad in Heesch.
Softdrugs zijn stoffen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid. Voor gebruikers kunnen zij schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich meebrengen. Ten slotte leidt handel in drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 maart 2018. Op 13 november 2018 heeft de reclassering per e-mail laten weten dat er geen voortgangsverslag zal worden opgesteld. In dat e-mailbericht is voorts bericht dat de verdachte zijn afspraken bij de reclassering is nagekomen en dat er geen veranderingen zijn ten opzichte van het eerder uitgebrachte rapport.
Het rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte schetst een stabiele situatie zonder criminogene factoren. Hij stelt geen hulpvraag en ziet geen meerwaarde in toezicht van de reclassering. Gelet op zijn recidive is een gevangenisstraf een passende straf. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze straf zou dan aangevuld kunnen worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel ook met een taakstraf. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. Gelet op de rol van de verdachte, de omvang van de handel en zijn eerdere veroordelingen is een taakstraf naar het oordeel van de rechtbank geen passende reactie en bestaat er evenmin reden om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. In dit verband wijst de rechtbank ook op de uitlating die de verdachte in verband met de levering van een partij hennep heeft gedaan ten overstaan van de buitenlandse undercover agent: “No problem, that’s my job, I do nothing else”.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen pistool en de munitie te onttrekken aan het verkeer. Hij heeft tevens gevorderd het in beslag genomen geldbedrag en de administratie verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gevraagd om het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte, eventueel na verrekening met een betalingsverplichting in het kader van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
8.3.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de personenauto’s en vier stuks munitie. Hij heeft verder verklaard nooit iets met munitie van doen te hebben gehad. De rechtbank begrijpt de verdachte dat hij daarmee ook afstand heeft gedaan van alle munitie en het pistool zodat er ten aanzien van de genoemde voorwerpen geen beslissing van de rechtbank meer nodig is.
Het in beslag genomen geldbedrag en de administratie zullen worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Van het geldbedrag is aannemelijk dat het geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten is verkregen.

9.Voorlopige hechtenis

Gelet op dit veroordelend vonnis, waarbij aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd van geruime duur, zijn er geen termen meer aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De schorsing zal dan ook worden opgeheven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2 de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 (€ 3.360,-) en 7 (notitieboekje);
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en A.A. Kalk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2017 tot en met 4 september 2017 te Breda en/of Heesch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of geleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hennepplanten en/of delen daarvan, althans een hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 5 september 2017 te Breda en/of Heesch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en/of ongeveer 63 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.