4.1.4.Beoordeling
Partiele vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk softdrugs voorhanden heeft gehad in Breda (26 kilogram hasjiesj en 1,44 kilogram hennep) en in een Volkswagen Caddy in Heesch (1,8 kilogram hennep) zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Vaststaande feiten
In een lopend onderzoek heeft medeverdachte [naam medeverdachte] vanaf 5 mei 2017 twee keer hennep verkocht aan een pseudokoper bekend onder nummer [code verbalisant] . Daarna is het onderzoek zich ook op [naam medeverdachte] gaan richten. Gedurende het onderzoek zijn er meerdere gesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte] afgeluisterd.
Op 5 september 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan [adres 1] in Heesch. Twee ruimtes van die woning waren ingericht als hennepdrogerij. In die ruimtes is tevens ruim 60 kilogram hennep aangetroffen. Die hennepdrogerij was ingericht met onder andere zes ventilatoren en vier bouwdrogers. De factuur van die goederen is aangetroffen in de woning van de dochter van de verdachte waar [naam medeverdachte] (die tevens haar partner is) regelmatig verbleef. Een medewerker van de firma die de apparatuur heeft verkocht, heeft een signalement opgegeven van de koper. Dat signalement past bij [naam medeverdachte] .
De verdachte werd aangehouden op het erf van de woning in Heesch. Op dat moment had de verdachte de sleutel die toegang gaf tot de hennepdrogerij in zijn bezit.
Nauwe en bewuste samenwerking
Uit verschillende tapgesprekken blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte] . Zij overleggen over de werkzaamheden en de verdeling daarvan op de locatie die zij ‘ [naam locatie] ’ noemen. De verdachte heeft verklaard dat zij daar het dorp Heesch mee bedoelden. De rechtbank stelt vast dat met [naam locatie] specifiek de woning aan [adres 1] in Heesch werd bedoeld.
In één van de gesprekken zegt [naam medeverdachte] dat hij daar (
Heesch) net vandaan komt en dat hij het werk van de verdachte heeft gedaan. De verdachte antwoordt dat hij er gisteren dag en nacht is geweest. [naam medeverdachte] vertelt dat hij er vandaag dag en nacht is geweest. In datzelfde gesprek wordt besproken of ‘het’ er goed uit ziet. De verdachte zegt vervolgens dat hij (
[naam medeverdachte]) dat zo kwijt is. Kennelijk werken de verdachten samen aan een product en is de rolverdeling zodanig dat [naam medeverdachte] over de verkoop gaat. Verder wordt besproken wat zij de dag daarna nog moeten doen.
Apparatuur
Uit andere afgeluisterde gesprekken blijkt dat de verdachte en [naam medeverdachte] apparatuur gebruikten bij hun werkzaamheden. Uit het gesprek valt af te leiden dat zij spreken over het product dat vandaag nog niet mee kan. Laat op de avond misschien wel, maar de dag daarna zeker. Vervolgens zegt [naam medeverdachte] dat de verdachte een apparaat maar op stand 33 moet zetten, waarop de verdachte antwoordt dat hij dat al heeft gedaan. Verder wordt er gesproken over het uitzetten van een waaier en in een later gesprek moet de verdachte een apparaat controleren omdat het lampje weer brandde.
Woning
De eigenaar van de woning, [naam 1] is gehoord als verdachte. Hij heeft verklaard dat er sinds een aantal maanden mensen in de woning verblijven. De mensen die door de politie tijdens de doorzoeking in de woning zijn aangetroffen, zijn dezelfde mensen zijn die [naam 1] hebben benaderd voor bewoning van het pand. Hij herkent de verdachte van een foto als [voornaam verdachte] .
De sleutel om binnen te komen in de als droogruimte ingerichte ruimtes hing in de kelder van de woning. Die sleutel is bij de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij die sleutels uit schrik na het binnentreden door de politie in zijn broekzak heeft gestoken. De rechtbank acht die verklaring, die onderdeel uitmaakt van het door hem geschetste alternatieve scenario, niet geloofwaardig.
Alternatieve scenario’s
De verdachte heeft verklaard dat hij enkel in de woning aan [adres 1] in Heesch kwam om boodschappen te doen met en voor de bewoners, en om voor de hond te zorgen. Daarnaast verkocht hij spijkerbroeken. Die broeken bewerkte hij met hars zodat ze bij verkoop meer zouden opleveren. Het handelen in spijkerbroeken zou de verdachte alleen doen, [naam medeverdachte] zou hooguit een keer iets hebben weggebracht voor de verdachte. Het zou goed kunnen – aldus verdachte dat het in de afgeluisterde telefoongesprekken om spijkerbroeken ging, die in grote shoppers van de [adres 2] naar Heesch werden gebracht. De rechtbank acht dit onaannemelijk.
Ook de verklaring van de verdachte dat hij enkel boodschappen deed in Heesch is in het licht van voornoemde tapgesprekken en de verklaring van de eigenaar van de woning niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van de apparatuur heeft de verdachte verklaard dat die gesprekken waarschijnlijk gaan over een ingewikkeld gasfornuis dat daar in de woning stond en over het wassen van spijkerbroeken met hars. Hij zou ook weleens koken. Gelet op de drogerij met hennep die in de woning is aangetroffen, is het naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk dat de verdachten over een gasfornuis en wasmachine hebben gesproken. Zowel een gasfornuis als een wasmachine hebben geen stand 33 en bovendien is het zeer onaannemelijk dat spijkerbroeken met vloeibare hars in een wasmachine worden gewassen.
Conclusie
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en [naam medeverdachte] hebben samengewerkt aan een bepaald product in Heesch, terwijl in dat pand een hennepdrogerij met 60 kilogram hennep wordt aangetroffen. [naam medeverdachte] heeft bekend dat hij een tussenhandelaar in hennep is. De alternatieve scenario’s die de verdachte naar voren heeft gebracht zijn niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gehandeld in hennep en opzettelijk 60 kilogram hennep aanwezig heeft gehad in Heesch.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht om ‘de overige getuigen’ te mogen horen. Het betreft een herhaald verzoek. De rechtbank begrijpt dat de verdediging heeft verzocht om [naam 2] en [naam 3] te mogen horen over de hasjiesj en hennep die zijn aangetroffen in de woning in Breda, en [naam 4] en [naam 5] over de hennep die in de woning in Heesch is aangetroffen.
Zoals blijkt uit bijlage II en hetgeen hierboven is overwogen is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat het aan de verdachte ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht ten aanzien van de hoeveelheid hennep die in de woning in Heesch is aangetroffen. De rechtbank zal dan ook inhoudelijk op het voorwaardelijk getuigenverzoek beslissen waar dat ziet op [naam 4] en [naam 5] .
Een eerder verzoek om [naam 4] en [naam 5] te mogen horen is door de rechtbank op 9 april 2018 afgewezen, zodat dient te worden getoetst aan het noodzaakcriterium. De verdediging heeft aangevoerd dat de genoemde personen verbleven in de woning in Heesch en dat zij daarom kunnen verklaren over wat de verdachte deed in die woning in Heesch, of de verdachte in de drogerij kwam en wat zij in de drogerij deden. Daarmee zou de verdediging kunnen aantonen dat de verdachte niet schuldig is aan het onder twee ten laste gelegde.
Het verzoek is eerder afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank overweegt dat bij het herhaalde verzoek een nadere onderbouwing ontbreekt. Zonder die toelichting valt niet in te zien waarom de enkele omstandigheid dat [naam 4] en [naam 5] ten tijde van de aanhouding van de verdachte in de woning in Heesch aanwezig waren, de noodzaak zou meebrengen om hen door de rechter als getuige te horen. De rechtbank acht het met het oog op de volledigheid van het onderzoek dan ook niet noodzakelijk om hen te horen. Hierbij is mede acht geslagen op hetgeen de processtukken blijkens de weergegeven bewijsmiddelen inhouden, in het bijzonder de weergegeven tapgesprekken waaraan de verdachte deelnam. De rechtbank wijst het gedane (voorwaardelijke) verzoek af.