ECLI:NL:RBROT:2018:10267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
10/731057-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vuurwapenhandel en medeplichtigheid aan vuurwapenoverdracht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van vuurwapenhandel en medeplichtigheid aan vuurwapenoverdracht. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was betrokken bij de verkoop van vuurwapens, waarbij hij samen met zijn vader en een medeverdachte handelde. De zaak kwam aan het licht door undercoveroperaties waarbij een politieagent als klant optrad. Tijdens deze operaties zijn in totaal vier vuurwapens aangekocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn vader samenwerkten bij de verkoop van een vuurwapen aan de undercoveragent, en dat de verdachte ook betrokken was bij twee andere transacties. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de vuurwapenoverdracht en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte en zijn vader. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan reclasseringseisen en behandelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/731057-17
Datum uitspraak: 17 december 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21, 23 en 26 november 2018. Het onderzoek is gesloten op 17 december 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.I.M.M. Gudde heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de uitspraak van het vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend, maar heeft verklaard dat zijn vader (en medeverdachte) hier niets mee te maken had. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of het feit in vereniging is gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat het feit in vereniging is gepleegd met zowel (de medeverdachte) [naam medeverdachte 1] als de vader van de verdachte. Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen verslaglegging van [naam verbalisant] blijkt dat de verdachte en zijn vader hebben samengewerkt bij de overdracht van het wapen aan [naam verbalisant] . De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat de vader van de verdachte het aankoopbedrag voor het wapen in ontvangst heeft genomen en heeft geteld, waarna de verdachte het wapen is gaan halen. De vader van de verdachte heeft nadat de verdachte met het wapen was teruggekeerd, het wapen geïnspecteerd en feitelijk overgedragen aan [naam verbalisant] .
Ten aanzien van de samenwerking met [naam medeverdachte 1] geldt dat via hem overeenstemming is bereikt over de verkoop van het wapen. [naam medeverdachte 1] moet voorafgaand aan de daadwerkelijke deal contact of overleg hebben gehad met de verdachte en/of zijn vader omdat hij de hoogte was van de prijs en de voorraad op dat moment. Tot slot heeft [naam medeverdachte 1] ook van de verdachte geld ontvangen voor zijn bijdrage aan de totstandkoming van de deal. Op grond van voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat was sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Het feit zal zonder verdere nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat:
  • de verdachte heeft ontkent dat hij tasjes ter beschikking heeft gesteld en hier ook geen ander bewijs voor is dan de (summiere) verklaring van [naam verbalisant] ;
  • er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet nu het voor de verdachte niet duidelijk is geweest en ook niet had moeten zijn, waar de tasjes voor bedoeld waren zodat hij niet bewust de (aanmerkelijke) kans heeft kunnen aanvaarden dat hij zich schuldig zou maken aan een strafbaar feit door tasjes te overhandigen;
  • de tasjes zijn overhandigd nadat de vuurwapens al waren overgedragen. Het feit was al voltooid zodat het overhandigen van tasjes na afloop daarvan geen strafbare medeplichtigheid meer kan opleveren;
  • het ter beschikking stellen van een tas geen gedraging is die moet worden opgevat als het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, dan wel behulpzaam zijn bij het misdrijf. Daarvoor draagt het geven van een tas onvoldoende bij aan het strafbare feit.
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder twee ten laste gelegde.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de verslaglegging van [naam verbalisant] blijkt dat de verdachte zowel op 6 als op 18 juli 2017 een tas heeft overhandigd aan [naam verbalisant] voor het vervoer van het zojuist aangeschafte wapen.. Ondanks dat niet uitgebreid is omschreven wat voor tas er is overhandigd en hoe die tas er precies uit heeft gezien, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de processen-verbaal van [naam verbalisant] .
Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft de verdachte eerder al (te weten op 28 juni 2017) samen met [naam medeverdachte 1] en zijn vader een vuurwapen overgedragen aan [naam verbalisant] in het hobby café in de garage bij de woning van de verdachte en zijn vader.
Vastgesteld kan worden dat [naam medeverdachte 1] [naam verbalisant] telkens alleen voor het aanschaffen van een vuurwapen naar het café heeft gebracht. Op 6 en 18 juli 2017 is dat niet anders geweest.
Uit afgeluisterde en uitgewerkte tapgesprekken die zich in het dossier bevinden blijkt dat de verdachte zich al langer bezig hield met de handel in vuurwapens. De verklaring van de verdachte dat hij slechts éénmalig zijn voor zichzelf gekochte vuurwapen heeft verkocht is daarom niet geloofwaardig. Tegen die achtergrond moeten de transacties en de bijdrage daaraan door de verdachte worden beoordeeld. Op de hiervoor genoemde data is de verdachte niet toevallig aanwezig geweest in het café. De verdachte wist dat [naam verbalisant] (een) vuurwapen(s) kwam kopen en hij heeft op beide dagen daar ook actief een bijdrage aan geleverd door aan [naam verbalisant] een tasje te geven zodat hij de vuurwapens en munitie mee zou kunnen nemen zonder dat voor een buitenstaander direct zichtbaar was wat hij met zich meedroeg. Het verweer dat de tasjes pas zijn overhandigd ná voltooiing van het delict, treft geen doel omdat daarbij van een te beperkte uitleg van het begrip ‘transactie’ wordt uitgegaan. Uit de context van het dossier volgt dat [naam medeverdachte 1] en [naam verbalisant] slechts voor de aankoop van één of meerdere wapens naar het café van de vader van de verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte 2] , waren gekomen. De deal was afgerond bij het vertrek van [naam verbalisant] en [naam medeverdachte 1] met de aangekochte wapens. Het verweer slaagt daarom niet.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sint Willebrord, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, te weten
- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk CZ, model 100, kaliber 9 mm Luger)
en munitie van categorie III, te weten
- 25 centraalvuur patronen (kaliber 9 mm Luger (.38) heeft overgedragen aan
[naam verbalisant] ;
2.
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op meer tijdstippen in de periode van 6 juli 2017 tot en met 18 juli 2017 te Sint Willebrord, meer wapens van de categorie III, te weten:
- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk Walther, model P38, kaliber 9 mm) en
- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk FN, kaliber 6.35 mm, type 1906 Baby FN) en- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk Walther, kaliber 7.65 mm (.32))
en munitie van categorie III, te weten
- 25 centraalvuur patronen (kaliber 9 mm Luger) en
- 15 centraalvuur patronen (kaliber 7.65 mm (.32) en
- 10 centraalvuur patronen (kaliber 6.35 mm Br. (.25) en
- 15 centraalvuur patronen (kaliber 6.35 mm Br. (.25) en
- 10 centraalvuur patronen (kaliber 7.65 mm (.32)
hebben overgedragen aan [naam verbalisant] bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die A-2993 een plastic tas/zak ter beschikking te stellen om voornoemde wapens en munitie in te vervoeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
medeplichtigheid aan handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplichtigheid aan handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen een vuurwapen verhandeld en hij is medeplichtig geweest bij twee andere transacties waarbij drie vuurwapens zijn overgedragen. Daardoor heeft hij bijgedragen aan het ongecontroleerd vuurwapenbezit en een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen maakt het gebruik daarvan mogelijk, en naar de ervaring leert, brengt het dat ook vaak met zich mee. Daarom dient streng te worden opgetreden tegen vuurwapenhandel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 september 2017. Tevens heeft de reclassering een voortgangsverslag uitgebracht, gedateerd 12 november 2018. Deze rapportages houden – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte lijkt niet in staat om een weloverwogen keuze te maken in stressvolle situaties. Ook buiten stressvolle situaties is de verdachte beïnvloedbaar. Er bestaan zorgen over het sociale netwerk en het middelengebruik van de verdachte. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of te leggen. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig, het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
Tijdens het schorsingstoezicht is duidelijk geworden dat de verdachte geen stabiele leefsituatie heeft en dat hij moeite heeft om zijn afspraken na te komen. Toezicht van de reclassering en begeleiding van Amarant kunnen hem ondersteunen bij het op de rit krijgen van zijn leven en behandeling zal het recidiverisico doen verlagen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel waar de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan gekoppeld kunnen worden. Eventueel zou daarnaast een taakstraf opgelegd kunnen worden. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding vanwege de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich niet uitgelaten over het beslag.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Voorlopige hechtenis

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen op de datum van de uitspraak.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de belangenafweging nog steeds in het voordeel van zijn cliënt dient uit te vallen. Als er al iets is gewijzigd, dan zijn de belangen van de verdachte alleen maar groter geworden. Het verzoek om opheffing van de schorsing dient te worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
Tijdens een eerdere zitting heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Daarbij is rekening gehouden met de inhoudelijke behandeling die nog maanden op zich zou laten wachten en de onschuldpresumptie. Gelet op dit veroordelend vonnis, waarbij aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd van geruime duur, zijn er geen termen meer aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De verdachte heeft zich overigens tijdens de periode dat de voorlopige hechtenis geschorst was, niet van zijn beste kant laten zien door zijn afspraken niet na te komen en drugs bij zich te hebben (voor eigen gebruik). De schorsing zal dan ook worden opgeheven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt dan wel tijdens die proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij een door Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan een intake en een eventuele ambulante behandeling bij Het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Amarant of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt, en hij zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 1 (€ 991,-);
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en A.A. Kalk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sint Willebrord, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten - een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk CZ, model 100, kaliber 9 mm Luger)
en/of munitie van categorie III, te weten
- 25 centraalvuur patronen (kaliber 9 mm Luger (.38) heeft/hebben overgedragen aan
[naam verbalisant] ;
2.
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 6 juli 2017 tot en met 18 juli 2017 te Sint Willebrord, in elk geval in Nederland, een of meer wapen(s) van de categorie III, te weten:
- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk Walther, model P38, kaliber 9 mm) en/of
- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk FN, kaliber 6.35 mm, type 1906 Baby FN) en/of
- een vuurwapen (centraalvuur pistool, merk Walther, kaliber 7.65 mm (.32))
en/of munitie van categorie III, te weten
- 25 centraalvuur patronen (kaliber 9 mm Luger) en/of
- 15 centraalvuur patronen (kaliber 7.65 mm (.32) en/of
- 10 centraalvuur patronen (kaliber 6.35 mm Br. (.25) en/of
- 15 centraalvuur patronen (kaliber 6.35 mm Br. (.25) en/of
- 10 centraalvuur patronen (kaliber 7.65 mm (.32)
heeft/hebben overgedragen aan [naam verbalisant] bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of
A-2993 een plastic tas/zak ter beschikking te stellen om voornoemd(e) wapen(s) en/of munitie in te vervoeren.