Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 1 november 2016, waarbij de financiële tegemoetkoming voor vervoer per eigen auto op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) werd beëindigd. De rechtbank had eerder op 18 juli 2018 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat de gronden voor beëindiging van de tegemoetkoming niet houdbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de financiële tegemoetkoming niet op de juiste gronden was beëindigd, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de financiële situatie van de eiser.
In de tussenuitspraak werd verweerder de gelegenheid geboden om de gebreken in het besluit te herstellen. Echter, eiser heeft niet de gevraagde gegevens over zijn inkomen, vermogen en de kosten van de auto overgelegd, waardoor herstel niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat het beroep gegrond was en het bestreden besluit vernietigd moest worden wegens strijd met de Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit van 25 juli 2016 te herroepen, waardoor de financiële tegemoetkoming doorloopt totdat deze rechtsgeldig kan worden beëindigd.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar er zijn geen proceskosten in aanmerking genomen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.