ECLI:NL:RBROT:2017:9356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
10/730169-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige en de beoordeling van taakstrafverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een 14-jarig meisje. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat in 2002 geboren was, in de nacht van 19 op 20 november 2016. De tenlastelegging omvatte het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en risicotaxatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. Echter, bij de beoordeling van de strafbaarheid werd gekeken naar de omstandigheden van het geval. De rechtbank oordeelde dat er geen ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer was, wat van belang is voor de toepassing van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, dat een taakstrafverbod kan inhouden. De verdachte had de instemming van het slachtoffer gevraagd en er waren geen feiten die de strafbaarheid van het feit uitsloten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een taakstraf van 120 uren op te leggen, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder medewerking aan een risicotaxatie en eventuele behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee te wegen in de strafoplegging, ondanks de ernst van het gepleegde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/730169-16
Datum uitspraak: 23 november 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw I. Aynan, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Jager heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte mee zal werken met een risicotaxatie door polikliniek ‘Het Dok’ dan wel ‘De Waag’ te Rotterdam en, indien Reclassering Nederland dit naar aanleiding daarvan nodig acht, mee zal werken aan een ambulante behandeling.

Waardering van het bewijs

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij in de periode van 19 november 2016 tot en met 20 november 2016 te
Rotterdam met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002, buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en
houden van zijn, verdachtes, vinger en penis in de vagina van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De verdachte heeft seks gehad met [naam slachtoffer] , destijds 14 jaar oud. De verdachte was toen zelf 27 jaar oud. Hij heeft haar daarbij gevingerd en is ook met zijn penis in haar vagina gegaan. Dat dit handelen strafbaar is, is hierboven vastgesteld. De vraag die nu aan de orde is, is welke straf daarvoor moet worden opgelegd.
In het algemeen is voor seks met minderjarigen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. In deze zaak is gelet op de omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die hieronder zullen worden toegelicht, aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in dit geval een onvoorwaardelijke taakstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden een meer passende straf.
Taakstrafverbod
Biedt de wet ruimte voor een dergelijke straf? Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht verbiedt de rechter namelijk om in sommige gevallen een taakstraf op te leggen. Op grond van dat artikel kan - voor zover van belang - géén taakstraf worden opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Op het door de verdachte gepleegde feit staat een gevangenisstraf van maximaal acht jaar, zodat aan het eerste criterium is voldaan. De vraag is daarom of dit feit ook een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer] tot gevolg heeft gehad.
Bij de beantwoording van die vraag wordt vooropgesteld dat het hier aan de orde zijnde artikel 245 Sr niet is opgenomen in artikel 22 lid 1 onder b Sr. In dit onderdeel van dit artikellid zijn een aantal strafbare feiten opgesomd waarvoor een ‘kale’ taakstraf onder alle omstandigheden is uitgesloten. Uit deze keuze van de wetgever wordt afgeleid dat de wetgever ten aanzien van artikel 245 Sr expliciet ruimte heeft gelaten voor de rechter om te beoordelen of de betreffende ontuchtige handelingen zijn te kwalificeren als een
ernstigeinbreuk op de lichamelijke integriteit, of niet. Bij de beoordeling of sprake is van een dergelijke
ernstigeinbreuk zijn de omstandigheden van het geval relevant (Hoge Raad 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:66).
Op het eerste gezicht lijkt in dit geval met de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen van een dergelijke inbreuk sprake te zijn. Bij nadere beschouwing geven de volgende omstandigheden aanleiding om te twijfelen of daadwerkelijk van een
ernstigeinbreuk op de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer] is gemaakt.
Voorafgaand aan de nacht van 19 op 20 november 2016 hebben de verdachte en [naam slachtoffer] elkaar meerdere keren ontmoet. De eerste keer was dat in gezelschap van vrienden, maar daarna hebben zij twee of drie keer met elkaar afgesproken. [naam slachtoffer] heeft over deze ontmoetingen verklaard dat zij toen met elkaar hebben geknuffeld en gezoend. Daarnaast hebben zij gedurende deze periode veelvuldig en soms langdurig telefonisch contact gehad, vaak meerdere keren per dag. Daarbij bespraken zij van alles, ook onderwerpen die hen aan het hart lagen.
Dat [naam slachtoffer] in de nacht van 19 op 20 september bij de verdachte zou overnachten, was dan ook geen toevallige gebeurtenis maar het resultaat van een van tevoren gemaakte afspraak tussen de verdachte en [naam slachtoffer] . Vast staat verder dat de verdachte gedurende deze nacht steeds de instemming van [naam slachtoffer] heeft gevraagd, zowel over de vraag of ze zeker wist dat ze bij hem wilde slapen als over de seksuele handelingen die hij uitvoerde. Toen [naam slachtoffer] in eerste instantie te kennen gaf geen seks met hem te willen, heeft hij alleen gevraagd of ze daar nog niet aan toe was en verder niet aangedrongen. Vervolgens heeft [naam slachtoffer] uit eigen beweging gezegd dat ze toch seks met de verdachte wilde. De volgende dag hebben ze samen ontbeten en weer gezoend.
Hoewel zowel de verdachte als [naam slachtoffer] verklaren dat zij geen relatie met elkaar hadden, had hun verhouding dus - ondanks het leeftijdsverschil - wel affectieve kenmerken. Zij verklaren ook allebei weliswaar niet verliefd te zijn geweest, maar de ander wel ‘leuk’ te hebben gevonden.
Ook is van belang dat [naam slachtoffer] heeft verklaard geen spijt te hebben van de gebeurtenissen in de nacht van 19 op 20 september, maar alleen van de gevolgen die deze gebeurtenissen voor haar en de verdachte hebben gehad, met name de strafvervolging.
Bij de vaststelling en weging van deze omstandigheden is steeds onder ogen gezien dat de instemming/mening van het slachtoffer voor de
strafbaarheidvan ontuchtige handelingen bij een minderjarige slechts onder bijzondere omstandigheden een relevante factor is. Bij de beoordeling van de vraag of in het kader van de strafoplegging sprake is van een
ernstigeinbreuk op de lichamelijke integriteit kan van die instemming/mening van het slachtoffer niet worden weggekeken. Bij die beoordeling is dat een omstandigheid die moet worden gewaardeerd en meegewogen.
Op basis van het bovenstaande kan niet - zonder meer - worden geconcludeerd dat er sprake is van een
ernstigeinbreuk van de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer] . Er is daarmee niet voldaan aan het tweede criterium van artikel 22b Sr en daarom is er in dit geval geen sprake van een wettelijk taakstrafverbod.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verder heeft hij zowel bij zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting uitgebreid zijn spijt betuigd over de gebeurtenissen in de nacht van 19 op 20 november 2016. Deze spijtbetuiging lijkt authentiek en oprecht. Ook in deze omstandigheden ligt een aanleiding om voor een taakstraf te kiezen en van een onvoorwaardelijke taakstraf af te zien.
Straf
Op grond van de omstandigheden van het geval is een taakstraf mogelijk en passend. Ook de persoonlijke omstandigheden geven voor een taakstraf aanleiding. Dat neemt allemaal niet weg dat het handelen van de verdachte zeer kwalijk is en dat een forse straf op zijn plaats is.
De verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien deze niet goed worden verricht. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar als ernstige waarschuwing aan de verdachte dat hij zich dient te onthouden van het plegen van soortgelijke (en andere) strafbare feiten. Daarbij zal als bijzondere voorwaarde worden opgelegd de door Reclassering Nederland geadviseerde verplichte medewerking aan een risicotaxatie met betrekking tot de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag en, indien nodig, aan de behandeling daarvan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde verplicht is tot medewerking aan een risicotaxatie met betrekking tot de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de veroordeelde, te verrichten door polikliniek 'Het Dok' dan wel 'De Waag' te Rotterdam of een soortgelijke instelling, alsmede om, mocht dit op grond van voornoemde risicotaxatie noodzakelijk worden bevonden, zich op ambulante basis te laten behandelen voor zijn gedrag bij voornoemde polikliniek(en) of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. van Dam en B.A.M. Elst, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 19 november 2016 tot en met 20 november 2016 te
Rotterdam met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002), buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of
houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] .